Torres del Paine - Punta Arenas - Bahia Intuil: schitterende bergen en pinguïns


Advertisement
Chile's flag
South America » Chile » Magallanes » Punta Arenas
April 22nd 2018
Published: May 2nd 2018
Edit Blog Post

Total Distance: 0 miles / 0 kmMouse: 0,0

El Calafate-Torres del Paine-Punta Arenas-Porvenir-Bahia Intuil-Punta Delgada


Die ochtend krijgen we nog ontbijt van de zeer aardige oude dame die bij de Inn woont. We hebben heel wat gesprekken met haar gevoerd, zij in het Spaans en wij in van alles wat terug. We rijden vanuit El Calafate richting het zuiden, het is eerst nog druilerig, maar al snel komt de zon door als we een hoogvlakte op rijden. Dit stuk van Ruta 40 is goed onderhouden, dus we kunnen aardig vaart maken. We willen nog een stukje onverhard afsnijden (70km), maar de weg is te nat van alle regen en de modder vliegt ons letterlijk om de oren. We rijden dus toch maar via de hoofdweg naar de grens met Chili toe. Onderweg komen we nog een paar lagune’s met roze flamingo’s tegen. Verder heel veel guanaco’s en een paar estancia’s en na een tijdje steekt de Andes mooi tegen de horizon af, de bergen worden langzaam groter. Het stukje weg naar de grens is onverhard en zit vol met gaten. Eenmaal bij de Argentijnse grenspost zien we een vos zitten, die totaal niet bang is en zo langs ons heen de weg oversteekt. We handelen de formaliteiten af, eenmaal de paspoorten en bij een andere balie wordt de auto afgehandeld. Hierna is het nog een tiental kilometer naar de Chileense grenspost in Cerro Castillo, als blijk van machtsvertoon ligt er in Chili een prachtige nieuwe weg. Ook hier ondergaan we de formaliteiten en na inspectie van onze etenswaren zijn we weer op weg. Chili is vrij strikt in wat je wel en niet mag invoeren en geeft je een fikse boete als je toch wat het land in smokkelt. Denk hierbij aan vlees, groente en fruit.

In het grensplaatsje is veel geld gepompt, alles zit strak in de verf. Wij doen nog een paar boodschappen, want voorlopig komen we geen supermarkt meer tegen. We verwachten een onverharde weg, maar er ligt toch asfalt met behoorlijk wat gaten, waar we gelukkig makkelijk omheen kunnen rijden. De weg voert door een brede vallei, met aan weerkanten, hoe kan het ook anders, heuvels en bergen. Ook hier komen we niet veel verkeer tegen. We stoppen even om wat koffie te maken met onze gasbrander als de Cuernos del Paine in zicht komen. Dit gebergte wat door vulkanische activiteit en gletsjers tot stand is gekomen ligt in het Parque Nacional Torres del Paine, het belangrijkste en bekendste natuurpark van Chili. Het is een wandelparadijs, waar fanatieke wandelaars wandeltochten gaan maken van een volle dag tot een week. Overal langs de wandelroute zijn refugio’s waar je kunt overnachten of je tent opzetten. De afgelopen jaren is het een beetje een hype geworden om hiernaar toe te gaan, met als gevolg dat er ‘s zomers zoveel wandelaars zijn dat het niet meer leuk is. We rijden verder tot de parkgrens, vullen de benodigde formulieren in en betalen het toegangsgeld. De weg voert gelijk een stuk naar boven, waardoor het uitzicht nog veel beter wordt. De wolken die eerst voor de bergen hingen zijn ook al een stuk verdwenen. In de verte zien we een enorme gletsjer van het Patagonisch ijsveld komen, dit is nog steeds hetzelfde ijsveld als in Argentinie bij El Chalten en El Calafate. Wat is er zo bijzonder aan een paar bergen? Niet zo heel veel natuurlijk, maar deze hebben een bijzondere spitse vorm en door hun vulkanische oorsprong een zwarte kleur aan de bovenkant. Ook het feit dat er geen ander bergen omheen liggen en je er als het ware tegenaan rijdt maakt het bijzonder mooi.

In het park liggen verschillende grote meren, we wandelen naar de Salto Grande, waar het water van het ene meer zich door een versmalling in het volgende stort. Het park is beroemd om zijn stormachtige winden, en deze kunnen we hier goed ervaren. We rijden verder langs het blauwe water van het Lago Pehoe en vervolgens door een brede vallei naar onze eindbestemming van vandaag, Rio Serrano. In dit dorp staan eigenlijk alleen maar hotels, cabanas en campings, dus speciaal voor de toeristen gebouwd. In het park zelf kost het goedkoopste hotel 200 euro per nacht (en dat is vergeleken met de zomer nog weinig), hier zijn de prijzen van draaglijker. We hebben een cabana geboekt die samen met nog een paar op een stukje grond zijn gebouwd. Na wat gesteggel over de prijs kunnen we dan toch de kachel aansteken, wat niet zo gemakkelijk blijkt te zijn. Al het hout en ook het aanmaakhout ligt in Chili gewoon open en bloot buiten en is dus erg nat. Aanmaakblokjes kennen ze niet, dus na een uur brandt er dan toch een lekker vuur.

De volgende dag willen we gaan wandelen, maar het regent buiten veel, dus we nemen de ochtend vrij. Tegen de middag lijkt het wat beter te worden en besluiten we toch het park in te gaan en naar Lago Grey te rijden. Bij het gelijknamige hotel lopen we naar een uitzichtpunt, waar we verschillende grote ijsbergen in het meer zien drijven. Deze zijn afkomstig van de Glaciar Grey, die in het meer uitkomt. We lopen langs de oever van het meer over een enorme vlakte naar een uitzichtpunt, maar als we halverwege zijn steekt er ineens een stormachtige wind op en gaat het licht regenen. Uitzicht is er niet meer, dus we besluiten terug te gaan. Het is en blijft Patagonië. Bij de parkeerplaats trakteren we ons op lamskoteletten en warmen we ons op in het restaurant. Als we terug naar de cabana rijden wordt het weer wat beter en zien we veel besneeuwde heuvels en bergen tevoorschijn komen.

De volgende ochtend is het nog grijs en regenachtig als we richting Puerto Natales rijden, het is jammer dat we niet veel van de omgeving kunnen zien. Wel zijn we blij dat we op onze eerste dag wel mooi weer hebben gehad en zo toch alles hebben kunnen ervaren van het park. Wegens wegwerkzaamheden is er een stuk weg afgesloten en moeten we 15 kilometer omrijden, ach ja. In Puerto Natales is het in de supermarkt zo druk, tenminste 15 voor je in een rij die na vijf minuten nog geen meter is opgeschoten, dat we maar weggaan. De weg naar Punta Arenas is van beton en recht en met de cruise-control aan een fluitje van een cent. Veel te zien, behalve mooie herfstkleuren, is er niet. Het zijn weer voornamelijk eindeloze vlaktes met hier een daar wat heuvels. Eenmaal in de stad willen we eerst onze bootticket van morgen betalen en als we bij het kantoor komen horen we een luide knal, een lekke band. Die kunnen we snel verwisselen, het kantoor is dicht, dus gaan we op zoek naar een bandendokter. Bij een tankstation worden we doorverwezen en jawel, hij zit er en is open. Een kwartier later met wat schuren en plakken kunnen we de band weer in de bak leggen. Hopelijk is dit de laatste keer geweest. We doen boodschappen in een gigantische Lider en gaan dan naar de cabana die we geboekt hebben. Dit keer midden in een woonwijk bij iemand in de achtertuin. Het komt veel voor dat mensen een stuk van hun grond benutten om een cabana neer te zetten, om zo wat extra geld te verdienen. We zitten hier echt aan het eind van het vasteland van Zuid-Amerika, de weg gaat nog 60 kilometer door en naar het meest zuidelijkste puntje kun je alleen te voet verder.

De volgende ochtend rijden we nog voor zonsopkomst door Punta Arenas naar de ferryterminal. Daar is het een drukte van belang, niet met voertuigen, maar wel met voetgangers. We kopen een ticket en moeten nog een half uur wachten voordat we de boot op kunnen. Dat gaat niet zomaar, want alleen de bestuurder mag in de auto de boot oprijden, dus Esther moet te voet. De salon van de veerboot is een grote chaos, Overal staan zitbanken en stoelen kriskras door elkaar en de boot is afgeladen vol met mensen. Op tijd zetten we koers richting het oosten en onderweg begint het nog even flink te sneeuwen. De overtocht zou twee uur en twintig minuten moeten duren, maar dit wordt uiteindelijk iets minder dan twee uur. Via een onverharde weg rijden we 100 kilometer langs de kust. Dit deel van Vuurland voelt echt desolaat aan, we komen maar een paar auto’s tegen en de enige vorm van leven zijn wat schapen, natuurlijk guanaco’s en een paar vissers. Het landschap en de uitzichten zijn prachtig, we rijden langs hoge rotskliffen en aan de overkant van het water zien we besneeuwde bergketens liggen. Daarbij schijnt de zon vandaag volop, dus we kunnen het niet beter treffen. Onderweg zien we een man met een lekke band staan, hij blijkt geen krik bij zich te hebben, dus we lenen die van ons even. Een kwartier later scheurt hij op zijn thuiskomer weg, hopelijk heeft hij het gehaald.

We zijn speciaal naar Vuurland gegaan om de kolonie koningspinguïns te bezoeken van Bahia Intuil. De koningspinguïn komt alleen voor tussen 45 en 55 graden zuiderbreedte en dit is de enige kolonie van Zuid-Amerika. Verder leven ze op allerlei eilanden in de oceaan. Tot 1100 jaar geleden leefden er op deze plek ook koningspinguïns, totdat ze zijn uitgeroeid door de eerste mensen. Gek genoeg heeft een groep pinguïns 11 jaar geleden besloten om zich hier weer te vestigen. Alleen de keizerspinguin op Antarctica is nog groter dan deze. In tegenstelling tot andere pinguïnsoorten in Chili en Argentinië blijven deze pinguïns het hele jaar door op dezelfde plek. Na een korte uitleg door de parkranger trotseren we de stormachtige wind en lopen we naar de kolonie toe. Met stip zijn dit de meest komische dieren die we ooit hebben gezien en ze voldoen precies aan het stereotype beeld wat je van hen hebt. Links zit een grotere groep pinguïns met jongen voornamelijk stil op hun plaats. De jongen zijn nog een stuk kleiner en meer gedrongen, ook hebben ze hun grijze donsvacht nog. Ze waggelen soms wat door de groep heen, en ogen nogal klungelig. Wat verderop zitten of liggen er groepjes pinguïns, sommige steken hun kop recht de lucht in, andere lijken met elkaar in vergadering. Er komen ook net twee pinguïns van zee, al waggelend met hun vleugels een komisch gezicht. Op het strand zien we nog een jongere pinguïn zitten, welke zijn donsvacht al heeft verloren, maar nog niet de kenmerkende geel/oranje kleur bij zijn kop heeft.

Hierna rijden we over de truckroute die vanuit het vasteland van Argentinië naar het Argentijnse deel van Vuurland loopt naar het noorden toe. Op iedere twintig vrachtwagens zie je een auto rijden en met de harde wind krijgen we voortdurend een klap als een vrachtwagen ons passeert. We verlaten Vuurland met een korte overtocht van twintig minuten, er staan flinke golven op het water, de boot gaat dus ook flink heen en weer. We willen die nacht doorbrengen in een goed pension in een klein dorpje, maar alles zit op slot. We besluiten dan maar naar de enige andere accommodatie te gaan, maar die is zo smerig dat we er weggaan. Gelukkig neemt de vrouw van de eerste dan eindelijk de telefoon op en in gebrekkig Spaans zeggen we er over tien minuten te zijn. Eenmaal daar moet ze er erg om lachen, maar we hebben nu toch een goede en schone kamer. We nemen ook het menu van de dag in het pension. Een groot bord soep en daarna vier soorten vlees, zoveel dat we het niet op kunnen, ook al smaakt het allemaal heerlijk.

De volgende keer beginnen we aan een lange weg terug naar het noorden (Bariloche) wat heel wat noordelijker ligt, dus dat wordt kilometers vreten. Onderweg gaan we nog op zoek naar pinguïns en brengen we een bezoek aan versteende bomen uit de prehistorie.



Additional photos below
Photos: 49, Displayed: 29


Advertisement



Tot: 0.148s; Tpl: 0.015s; cc: 14; qc: 31; dbt: 0.1071s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 1; ; mem: 1.1mb