Rio Gallegos-PN Monte Leon-PN Bosque Petrificado Jamarillo-Esquel-Bariloche: een paar dagen op de weg


Advertisement
Published: May 4th 2018
Edit Blog Post

Total Distance: 0 miles / 0 kmMouse: 0,0

De grote oversteek


Die ochtend krijgen we een heerlijk en uitgebreid ontbijt in het pension en zetten we vervolgens koers richting de Argentijnse grens. De wind is gaan liggen en de zon schijnt weer, dus prima weer. Bij de grens staan tientallen vrachtwagens te wachten de andere kant op, maar aan onze kant is niemand. We krijgen weer een hoop stempels op allerlei formulieren, in Argentinië hebben ze nog geen paspoortscanners, dus alle gegevens moeten met de hand worden ingevoerd. Ze zijn niet geïnteresseerd in onze bagage, dus na vijf minuten kunnen we weer verder rijden. Ook hier is het landschap erg vlak, wel zijn er veel vulkaankegels zo ver als je kunt kijken. In Rio Gallegos, de grootste stad van Zuid-Argentinië willen we tanken, maar de diesel is op. Gelukkig is er een paar minuten verderop nog een pomp. Dit is de enige keer dat we dit meemaken, als je de verhalen moet geloven is dit ‘s zomers normaal. We verlaten de stad via een brede vierbaansweg met veel straatverlichting, voor wie of wat dit is aangelegd weten we niet, want er is geen verkeer.



We volgen route 3 naar het noorden, deze weg loopt via Buenos Aires tot de grens bij Uruguay, zo’n 4600 kilometer staat er op de borden. Er is weer veel vrachtverkeer richting het zuiden, wij moeten slechts enkele vrachtwagens inhalen. Het is wel oppassen geblazen voor de guanaco’s en hun domme vrienden de struisvogels. Er is duidelijk meer verkeer dan in het binnenland, want hier zien we veel karkassen aan de kant van de weg liggen. Toch geven de beesten wat vertier in het saaie landschap, we gaan hoogvlakte op en weer af. Totdat we bij het Parque Nacional de Monte Leon komen passeren we slechts 1 echte plaats op 200 kilometer. Geheel volgens protocol schrijven we ons in bij het hoofdkwartier van het park. Er lopen namelijk poema’s rond, zo kunnen ze nagaan of er niemand wordt opgegeten....... Via een onverharde weg dalen we af richting de kust, andere toeristen zien we niet in het park. In de zomer zit er een grote pinguïnkolonie van zo’n 60.000 hier op het strand, welke in april zodra hun jongen goed kunnen zwemmen laten afzakken (eigenlijk omgekeerd) met de koude golfstroom naar Brazilië. Of er nu nog zijn, we kregen te horen misschien een handvol. We laten ons niet uit het veld slaan en lopen de twee kilometer richting het strand. We zien gelukkig geen poema, maar de beesten hebben wel hun sporen achtergelaten. De pinguïns zijn met veel en nestelen zich ook op hooggelegen terrein, een eind van de zee vandaan. Bijna bij het eindpunt van de wandeling lopen we langs een pinguïnkerkhof, luguber om te zien. Ook hangen de planten vol met veren, die de volwassenen afschudden voordat ze vertrekken. En vertrokken zijn ze inderdaad, we treffen een heel leeg strand aan. Na veel speurwerk zien we er dan toch her en der een paar zitten, in hun holen, tussen de struiken en een komt er net uit zee. Missie geslaagd zullen we maar zeggen. Deze pinguïns zijn waarschijnlijk te oud of zwak om nog weg te gaan, maar ja, we hebben er toch een paar gezien. De kustlijn is hier prachtig, je kan tientallen kilometers ver kijken over de kliffen en rotspartijen in de Atlantische Oceaan.



We vervolgen onze weg naar Puerto Santa Cruz, een net stadje aan een baai waar we een nieuw appartement hebben gehuurd. Ze zijn hier erg trots op het verleden en een vierbaansweg die dwars door de stad loopt heeft een middenberm met allerlei kanonnen en ander geschut. De volgende ochtend tanken we eerst bij de YPF, het de staatsoliemaatschappij. Je kan veel zeggen over Argentinië, maar overal kun je met creditcard betalen. Wel moeten we overal nog een handtekening zetten op de bon, ondanks dat we met chip en pin betalen, ook je paspoortnummer mag je toevoegen. Daarna vervolgen we onze weg, weer honderden kilometers door hetzelfde saaie landschap. Wel komen we nog even een depressie tegen, in het landschap wel te verstaan. Een heel bassin langs de weg is 100 meter onder zeeniveau. Na een paar uur rijden nemen we even een omweg, 50 kilometer onverhard het binnenland in en ook weer 50 terug. Langzaam veranderd de omgeving in een maanlandschap, a la Arizona of Utah. Mesa’s en gekeurde bergen domineren het landschap en we zien ineens rechts van ons wel een hele rare haas rennen, met lange benen. Het blijkt een jackrabbit te zijn. Onze bestemming is het versteende bos van Jamarillo, waar de parkranger ons al met klembord staat op te wachten. We vullen de benodigde gegevens in en zweren zoals iedereen dat we geen stukken boom zullen meenemen. Een wandeling van twee kilometer voert ons over een heuvel welke vol ligt met versteende boomstammen. Deze zijn door een vulkaanuitbarsting 150 miljoen jaar geleden omvergeblazen en door vulkaanas en water versteend. We zien heel wat verschillende boomstammen liggen. Sommige tientallen meters lang, andere wel drie meter dik. Ook zijn sommigen nog heel licht van kleur en zachter, waardoor ze uit elkaar vallen. Het pad ligt bezaaid met versteende houtsplinters. Andere zijn juist heel hard en donker van kleur. Je kan bij sommige de jaarringen, knoesten en plekken waar takken hebben gezeten nog goed zien. Op de top van de heuvel hebben we een prachtig uitzicht over een oude vulkaan en een landschap waar dinosaurussen niet zouden misstaan. De ranger vraagt bij terugkomst of het leuk was en we uiteraard niets hebben opgeraapt. Nee, nee. Slechts twee kleine stukjes van het voetpad, wat natuurlijk niet kan, maar aangezien er vast wel een paar tienduizend (of nog meer) liggen, valt de schade te overzien.



We rijden terug naar de hoofdweg en naar Fitz Roy, een dorp met een paar honderd inwoners en enkele onderkomens. Bij de eerste geeft niemand gehoor, dus kloppen we aan bij een wat oudere, zeer onvriendelijke dame die ons de kamer laat zien. We vinden het prima en betalen haar de te hoge kamerprijs. Het enige restaurant dat open is (we eten altijd op Nederlandse tijden, en dat is natuurlijk veel te vroeg) serveert ons een heerlijke Milanesa, een enorme schnitzel waar de Duitsers hun vingers bij aflikken. De volgende dag moeten we kilometers vreten, wel 710 in totaal. We stoppen eerst in Caleta Olivia, een zeer verpauperd stadje, om geld te halen. Bij de eerste bank kunnen we maar 40 euro pinnen, wat vergeleken met de 6000 die klanten van de bank kunnen halen, belachelijk is. Bij de tweede bank is het wel raak. We vervolgen onze weg naar Comodoro Riviera, tussen beide steden wordt een snelweg aangelegd, zo te zien zijn ze al jaren bezig, en zal het ook nog even duren voordat ze klaar zijn. We passeren een politiepost waar iedereen wordt aangehouden en het lijkt wel of we een landsgrens passeren. Aan de kant en mee naar het bureau. Daar wordt driftig in het Spaans tegen ons gesproken, wij verstaan er niets van en halen onze schouders op. De agent voert van alles in de computer in en vraagt nog van alles en nog wat, maar we kunnen gaan zonder steekpenning te betalen (op internet lezen we dat dit bij dit punt veel aan de orde is, wie zich dom gedraagt komt ermee weg).



Net voor de stad slaan we linksaf het binnenland in. De volgende 160 kilometer wegwerkzaamheden, dat hebben wij weer. Gelukkig valt het mee en zijn ze maar op een paar punten bezig. De weg is soms nieuwe en goed, dan weer ontzettend slecht. Het eerste stuk is er ook veel olieverkeer, het landschap is bezaaid met jaknikkers. Daarna is het rustig, maar wel bochtig en regenachtig, totdat we Ruta 40 weer tegenkomen, die we al een hele tijd hebben gevolgd richting het zuiden. Niet dat we hier heel blij mee zijn, want het eerste stuk zit zo vol gaten dat je beide banen moet gebruiken om te kunnen rijden. Gelukkig wordt het daarna een stuk beter. We passeren een paar kleine plaatsen en tanken nog eens voor de zekerheid. Tegen het einde van de rit wordt het eerst wat heuvelachtiger en vervolgens rijden we letterlijk tegen de Andes aan. Een mooi schouwspel van veel wolken, waar de zon aan de horizon fel doorheen schijnt. In Esquel hebben we een cabana gehuurd, welke wordt verwarmd door een hele oude, ronkende kachel. Maar hij doet zijn werk erg goed.



De volgende ochtend brengen we eerst een bezoek aan de bakker, die in Argentinië echt niets kost. Voor 1.50 hebben we vier broodjes, twee puddingbroodjes en twee koeken. Het weer ziet er eerst nog hoopvol uit, maar helaas begint het al snel te regenen. Erg jammer, want we rijden een mooie route door de bergen naar Bariloche. Alleen aan het einde van de rit krijgen we een glimp van de besneeuwde toppen te zien en als we een pas overgaan ook de vele herfstkleuren. In Bariloche is het prijzenoorlog en hebben we een huis van twee verdiepingen gehuurd voor 45 euro per nacht. Deze is tegen een helling gebouwd en heeft een schitterend uitzicht over een meer en daarachter gelegen bergen.



We hebben de meeste kilometers nu gehad, maar in Bariloche gaan we nog wandelen, de stad in en komen we bij de skilift voor een verrassing te staan. Ook rijden we een halve dag achter zondagrijders en gaan we in de middle of nowhere de grens over met Chili, waarna we een ferry nemen over een bergmeer. Ook gaan we onszelf koken in thermale baden en afzien in de bergen bij Pucon.


Additional photos below
Photos: 34, Displayed: 28


Advertisement



Tot: 0.127s; Tpl: 0.014s; cc: 10; qc: 48; dbt: 0.0699s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 1; ; mem: 1.2mb