Advertisement
Published: December 1st 2008
Edit Blog Post
Vandaag de grote dag; de trip naar de Machu Picchu. We hebben geslapen in Aguas Calientes, een klein dorp aan de voet van de Machu Picchu en feitelijk een grote straat met slechts hotels en toeristenwinkels. We hebben hiervoor gekozen omdat we graag de Wayna Picchu opwillen, een grote berg vlak achter de MP, van waaruit het uitzicht fenomenaal schijnt te zijn. Slechts de eerste 400 gegadigden mogen de Wayna Picchu op, je moet er speciaal een kaartje voor halen. Daar willen we dan wel vroeg voor opstaan. Het park gaat om 6 uur open en de eerste bussen vertrekken een half uur eerder. En niet zonder trots kan ik melden dat we in de eerste bus zaten, fris en fruitig. Er vormde zich namelijk achter ons een onwijze rij, maar er reden net zo vaak en veel bussen rond half zes dat eenieder die dat wilde, meekon. De weg naar boven was vrij heftig; een lange weg langs de berg met vele haarspelden & bijbehorende afgrond. Wij vonden het nu al leuk! Ik wat meer dan N., die niet geheel gerust was op de rijvaardigheden van de chauffeur. Ik dacht eigenlijk hetzelfde als wanneer ik een vliegtuig instap; ik kan
er toch niets aan doen als ´ie neerstort dus ik hoop maar dat de piloot van dienst weet wat hij doet en verder god-zegen-de-greep.
Bij binnenkomst leverden wij braverikken netjes onze rugzak in, aangezien je maar maximaal 20 liter mocht meenemen. Bleek dat voor ons de mensen met hele pakketten naar binnen sjouwden... Vervolgens door de ruines heen, in strakke pas naar de ingang van de Wayna Picchu, want we waren uiteraard niet voor niets vroeg opgestaan. Onderweg een eerste blik op en in de MP, bijzonder! We waren op tijd om de WP op te mogen en kozen ervoor om dat om 11.00 te doen en niet meteen. Dat bleek een goede beslissing aangezien het bewolkt was en er niet veel later een fikse regenbui uitknalde. Eerst even schuilen alvorens de MP eens goed te gaan bekijken.
Apart hoor, het ligt tussen de bergen in, op een afgeplatte berg, die ze zo hebben gemaakt door overal terrassen (niet die om een biertje op te drinken al hadden we daar geen bezwaar tegen gehad, maar die van het landbouwkundige soort) aan te leggen. Dit creëert verschillende lagen met veelal ook verschillende functies. Zo werden er op verschillende lagen verschillende gewassen
verbouwd, was er een gedeelte met woonhuizen, een stuk met opslaghuizen en op enkele strategische plaatsen uitkijktorens. En trapjes hè, om alles met elkaar te verbinden. Oefff, hel man, die trapjes waren gemene kuitenbijters en we moesten dan ook regelmatig even een kleine pauze inlassen om op adem te komen. Adembenemend, zowel letterlijk als figuurlijk. De meest heftige maar ook de meest belonende klim was die naar het hoogste gedeelte waar de Caretakers Hut lag. Vanuit daar had je een prachtig uitzicht over het hele complex; een prima plek om even te recupereren en te genieten van wat er onder ons lag. Nog een voordeel van ons vroege arriveren was dat het nog niet zo druk was en de hele plek nog niet bezaaid was met toeristen. Wel werden we vergezeld door enkele alpaca´s, de huidige bewoners van MP samen met de vizcacha, een chinchilla-achtig beestje dat we later die dag nog zouden zien.
Na een tijdje fijn genoten te hebben van het uitzicht (de zon was inmiddels ook tevoorschijn gekomen) en te zijn bijgekomen van die nare trapjes, begonnen we aan de afdaling naar de (uiteeraard veel te dure) bar voor een welverdiende lunch. Om een uur of 11
meldden we ons bij de ingang van de Wayna Picchu, waar zich inmiddels een stevige rij (alweer) had gevormd. Deze werd veroorzaakt doordat iedereen die naar boven ging zich moest laten registreren en tassen doorzocht werden op voedsel. Gelukkig hadden we illegaal wat repen in onze zakken meegesmokkeld want dat zou geen overbodige luxe blijken te zijn. Meteen kwamen we al iemand tegen die na 10 minuten was teruggekeerd omdat ze niet meer verder durfde. Ehhh, dat het zwaar ging worden hadden we al bedacht maar eng..? Bijna namelijk waren we niet gegaan omdat we de trapjes van de MP al zo heftig vonden en we mensen die terugkwamen helemaal stuk zagen zitten. We besloten in elk geval een poging te wagen. Het eerste stuk was vooral bergafwaarts en daardoor hielden we de moed er goed in. Onderweg vele bezwete mensen die terugkwamen van de klim en die allen meldden dat het erg zwaar was maar zeer zeker de moeite waard. Allengs ging het getrapte pad - paadje is wellicht een betere term, echt, dat daar niet jaarlijks fatale ongelukken gebeuren is ons een raadsel gezien de steilte maar ook de smalheid van de weg - hoger en hoger. Veel
bochtjes, veel treetjes en ook vele adempauzes. Sodeju, hoewel we beiden dit jaar zijn gestopt met roken schort het ons aan conditie, pfoeoe. Lief N., dat moet gezegd, nam het voortouw en zorgde ervoor dat we na ruim een uur de top bereikten. Wauw, het uitzicht was inderdaad adembenemend, evenals de weg ernaartoe.
Het laatste stuk onder de top bevatte een paar zeer steile stukken, geen pas maar echt stenen trappen, waarvan ik dacht dat ze geen probleem zouden zijn bij het afdalen, maar hoe anders bleek dat te zijn... Na op de top onze triomf even gevierd te hebben en gedeeld te hebben met andere aanwezigen begonnen we aan de afdaling. Grappig, dat je op de top maar ook onderweg, heel snel contact hebt met anderen.
Hel man, wij hebben beiden enkele momenten gehad dat we ervan overtuigd waren dat we het er niet levend vanaf zouden brengen. Dat klinkt dramatisch maar ik overdrijf niet. We moesten een stukje langs een afgrond lopen, op een pad van nog geen meter breed; dat was ook geen onderdeel geweest van de beklimming. En dan moesten die steile trapjes vlak onder de top nog volgen. Voor de volledigheid: wij hebben beiden last
van hoogtevrees, zij het in verschillende mate, ik het meest. We waren gelukkig niet de enigen die naar beneden gingen, hoewel: twee jongens achter ons, die echt naar beneden liepen alsof het niets was, terwijl met handen en voeten alles vastgrepen dat we maar konden vastgrijpen, begonnen een heel gesprek over een bergbeklimmer die was verongelukt. Tot ik ze vriendelijk verzocht om van onderwerp te veranderen, hetgeen ze dan ook meteen deden.
Op het steilste stuk nam mijn heldhaftige lief N. het voortouw en begeleidde me zo langzaam naar beneden om later te melden dat ook zij eigenlijk soms niet verder durfde. Gelukkig konden we beiden onze grootste angst uitschakelen; we moesten per slot van rekening toch naar beneden maar hallelujah, als je op zo´n trapje staat, je met handen en voeten vasthoudt
for dear life , achterom kijkt en echt (!) alleen maar diepte achter je ziet. Het fijne van trapjes is, hoe steil ze ook zijn, dat als je maar doorloopt, of kruipt, er op een gegeven moment een einde aan komt. Zo ook nu en algauw bereikten we het ´normale´pad naar beneden en vanaf toen ging het -relatief- snel, al hadden we nog steeds adempauzes nodig,
ook omdat de angst (of het onderdrukken daarvan) bij het eerste stuk afdaling flink wat energie had gekost.
Eenmaal beneden waren we he-le-maal stuk. Echt, dit was éénmaal maar NOOIT meer. Bovendien was ons water al een half uur eerder opgegaan en waren we dorstig als een kameel. We raceten nog even langs enkele delen op de MP die we eerder hadden overgeslagen (´bewaard´ voor na de beklimming van de Wayna Picchu) maar we waren alletwee helemaal stuk en de bar met water en een kouwe cola lonkte. hartstikke bijzonder, echt, dat Machu Picchu, maar als de monden dorstig zijn en de energie op, tja, dan lonkt de bus terug. Dus eenmaal letterlijk en figuurlijk eenmaal een beetje bijgetankt, besloten we toch niet meer terug te gaan het terrein op, maar fijn aan de chill te gaan in het hotel. Dag Machu Picchu, het was vermoeiend maar zeer bijzonder.
Advertisement
Tot: 0.13s; Tpl: 0.012s; cc: 10; qc: 45; dbt: 0.0838s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 1;
; mem: 1.1mb