Advertisement
Published: October 29th 2014
Edit Blog Post
Soms moet je er even tussenuit – zelfs als je net in Belfast woont en er dus eigenlijk al tussenuit bent. Rudmer had de afgelopen maanden vol ijver op de voltooiing van zijn proefschrift zitten zweten en vond dat hij na al dat academisch geploeter wel een korte vakantie had verdiend. Persoonlijk kon ik geen reden bedenken waarom ik, als pas aangestelde, nu al een paar dagen vrijaf zou mogen nemen, maar dat was geen onoverkomelijk bezwaar (vond ik zelf), vooral niet omdat ik de plechtige toezegging kreeg dat we pas zaterdagochtend zouden vertrekken en maandag voor het kraaien van de haan zouden terugkeren.
Als reisdoel had mijn Friese huisgenoot een plaatsje met de welluidende naam Enniskillen uitgezocht, per bus slechts een dikke twee uur van Belfast verwijderd. Daar namen we onze intrek in een bed & breakfast die door een oud dametje werd gerund en daar ook alle tekenen van vertoonde. De lezer hoeft maar een blik op de bijgevoegde foto’s te werpen om te zien wat ik bedoel: bloemetjesmotieven sierden de deurposten en het dekbedovertrek, een ouderwets slingeruurwerk tikte de seconden weg en het huis was tot de nok volgestouwd met porseleinen hondjes en andere kitsch
die zich schijnbaar onvermijdelijk rond oude dametjes verzamelt. Het voelde een beetje alsof je bij je oma ging logeren, al had mijn oma geen Apple-computer met king-size beeldscherm in de woonkamer staan. Blijkbaar was het besje toch meer bij de tijd dan haar inrichting deed vermoeden.
Ons slaapkamerraam bood ons een prachtig uitzicht op het nabijgelegen meer, compleet met boot, aanlegsteiger en grazige heuvels aan de overkant – een tafereel dat zich prima voor een schilderijtje zou hebben geleend. We konden haast niet wachten om de omgeving te verkennen. Zoals goede Nederlanders betaamt, deden we dat op de fiets... en zoals goede Nederlanders eveneens betaamt, weigerden we daarbij een helm op te zetten. De fietsenboer haalde berustend zijn schouders op. Sinds een bezoek aan de Lage Landen koesterde hij de droom om er een fietshelmmonopolie te vestigen, onthulde hij ons, om er vervolgens voor te zorgen dat het dragen van een helm wettelijk verplicht zou worden gemaakt. Onnoemelijke rijkdom lag dan in het verschiet. Ik heb mijn twijfels over de haalbaarheid van dit idee, maar mocht het er ooit van komen, dan vrees ik dat de goede man als eerste tegen de muur gaat in de fietshelmrevolutie die beslist
zal uitbreken (een weergaloze uitbarsting van volkswoede die waarschijnlijk zelfs het zwartepietendebat zal doen verbleken).
Even later waren we dan tweewielig onderweg. Het heuvelachtige, koeienbestippelde landschap was adembenemend, maar helaas was het dat niet alleen in de figuurlijke, maar ook in de letterlijke zin van het woord, zoals ik al vlug ondervond. De eerste tien heuvels gingen nog wel, en de tweede tien ook, maar toen we heuvel 27 aan het beklimmen waren, bespeurde ik dat ik toch niet meer helemaal zo fris was als aan het begin van de tocht. Het behoeft geen commentaar dat Rudmer ondertussen stevig doortrapte, blijkbaar geheel gevrijwaard van de kortademigheid waardoor ik werd geplaagd. De ontdekking dat we vergeten waren een lunchpakket mee te nemen, maakte de toestand er niet beter op. “Even doorzetten, we komen zo wel een cafeetje tegen,” spoorde de onvermoeibare kwade genius van de barre onderneming me aan, maar de heuvels leken alleen maar steiler en talrijker te worden en er was nergens een cafeetje in zicht. Pas toen er muiterij onder de manschappen dreigde, gaf onze koene aanvoerder eindelijk toe en klopten we bij een boerderijtje aan, waar de bewoonster zo vriendelijk was ons van enkele stevige boterhammen
te voorzien. Aldus werd de goede stemming op het nippertje gered.
Ik had al vermeld hoe mooi het landschap was, maar de huizen deden er niet voor onder. Het lijkt wel of iedereen in deze streek een riante boerderij of villa bewoont, met een flinke lap grond erbij en een uitzicht waar menigeen een moord voor zou plegen. Onwillekeurig voelden we toch een steek van jaloezie bij al die arcadische pracht en praal. Ons huisje aan de Ava Parade is zo klein dat er maar weinig plekken in zijn waar je niet met uitgestrekte armen de muur zou kunnen aanraken. Ook het meubilair is helaas niet van het hoogste allooi, zodat ik sterk vermoed dat het stulpje voor onze huurbaas niet meer dan een pied-à-terre is voor de weken of maanden dat hij in Belfast verblijft. De kussens schuiven telkens uit de bank, de oven doet slechts sputterend zijn werk en de gordijnen vallen van ellende haast van de rails. Goed, het blijft een gegeven paard en daarom theoretisch boven alle kritiek verheven, maar wellicht wordt het zoetjesaan tijd om weer op huizenjacht te gaan. Liefst iets met een boomgaard, een paar puike torenkamers en een binnenzwembad... maar wel
in hartje Belfast, uiteraard, want voor minder doen we het niet.
We waren al een paar uur onderweg toen we merkten dat de afstanden plotseling in kilometers en de prijzen in euro’s stonden aangegeven. Jawel, we waren helemaal naar Ierland gereden – het echte Ierland, of beter gezegd de Republiek Ierland, om ieder risico op autobommen en ander terroristisch ongerief te vermijden. We dronken er een glas cider (die niet heel anders smaakte dan in het Andere Ierland) en begaven ons weer de grens over.
Het was al donker toen we in Enniskillen terugkeerden. Helaas bleken onze fietsen niet over licht te beschikken, zodat we het laatste half uur maar zo veel mogelijk op de stoep hadden gereden. Als beloning voor de volbrachte beproeving trakteerden we onszelf op een maaltijd in een goed Italiaans restaurant. De eerlijkheid gebiedt me overigens te zeggen dat ik in dit verslag twee dagen door elkaar heb gemengd, want we hebben zowel op zaterdag als op zondag een fietstocht ondernomen, maar gezien de geringe historische waarde van dit verslag zal de lezer me dat wel vergeven. (Zo niet, dan staat het hem of haar vrij om het lezen subiet te beëindigen en zich
aan nuttiger zaken te wijden.)
Maandag was de vakantie weer voorbij – voor mij althans, want Rudmer had in een frivole bui besloten om er nog een paar daagjes aan vast te plakken. In mijn eentje slofte ik dus terug naar het busstation. Mijn maag jammerde nog zachtjes na vanwege het royale English breakfast dat hij (zij? Welk geslacht heeft een maag eigenlijk?) zojuist te verstouwen had gekregen. In weerwil van de aan het begin van dit verslag vermelde goede voornemens had de haan al verschillende keren gekraaid voor ik in het daglicht was getreden. Nu bleken ook de bustijden onlangs te zijn veranderd, zodat ik net te laat kwam en een half uur in het niet bijzonder inspirerende wachtlokaal moest doorbrengen.
Toen ik eindelijk in Belfast aankwam, liep het al tegen twaalven. Ik besloot maar niet meer langs huis te gaan en beende linea recta naar de campus. Back to work! Immers, zoals de Britten zeggen: die riante villa’s in het hartje van de stad betalen zich niet zelf...
Advertisement
Tot: 0.083s; Tpl: 0.014s; cc: 5; qc: 44; dbt: 0.0403s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 1;
; mem: 1.1mb
Bart
non-member comment
Bedankt weer voor het leuke kijkje in je leven! De uitzichten zijn inderdaad om over naar huis te schrijven. Ik moest ook lachen om de zinsnede "het zwartepietendebat zal doen verbleken". Dat was expres? Ik kijk alweer uit naar de volgende aflevering.