Advertisement
Published: November 7th 2014
Edit Blog Post
Mijn eerste stafvergadering was een sombere aangelegenheid. Het was zojuist bekend geworden dat de overheid volgend jaar 11 % op het hoger onderwijs gaat bezuinigen, wat catastrofale gevolgen heeft voor de schamele twee universiteiten die Noord-Ierland rijk is. Meer dan duizend eerstejaars zullen als ballingen naar Schotland of andere nog uitheemsere, ruigere oorden moeten vertrekken – tenzij er collegegeld wordt ingevoerd, een maatregel die politiek uiterst gevoelig schijnt te liggen.
De sfeer werd er niet beter op toen de afdelingsstatistieken werden besproken. Terwijl het ene na het andere staafdiagram op het scherm verscheen, verwonderde ik me over het uitgesproken marktgerichte denken dat het Angelsaksische systeem typeert. Elke fluctuatie in elke trend wordt naarstig tegen het licht gehouden. Is het percentage masterstudenten in vergelijking met vorig jaar gedaald? Dan moeten er onmiddellijk maatregelen worden genomen om het tij te keren. Blijft het aantal inschrijvingen van buitenlandse studenten achter bij andere universiteiten met een vergelijkbaar profiel? Vlug, stel een actieplan op! Er moeten targets worden gehaald, anders zwaait er wat!
De collega naast me, een ouwe rot in het vak met een fraai pensioen binnen handbereik, rolde geregeld met zijn ogen om aan te geven wat hij van al die nieuwerwetse
malligheid vond. “Je zou denken dat de Romeinse keizer langs komt,” fluisterde hij me toe toen we uitvoerige instructies kregen over het aanstaande bezoek van de vice chancellor, een universitaire bobo die toch vooral een gunstige indruk van onze School of History and Anthropology moet krijgen. Dat bekent dat we allemaal keurig rechtop moeten zitten en niet te veel lastige vragen moeten stellen... anders besluit de goede man straks nog om ons met de politicologen te fuseren. (Een vreselijker lot is nauwelijks denkbaar.)
Natuurlijk, aan iedere universiteit in ieder land wordt politiek bedreven – wat dat betreft lijkt de ivoren toren van de wetenschap verdomd veel op het echte leven. Maar de neiging om de universiteit als een bedrijf te runnen lijkt nergens in Europa zozeer te hebben toegeslagen als hier. We laten marktonderzoeken doen om erachter te komen waarom potentiële studenten juist wel of niet voor Belfast kiezen. We steken bakken geld in promotiefilmpjes om de afdeling van een aantrekkelijke “etalageruit” te voorzien. We letten erop dat in die filmpjes minstens de helft van de geïnterviewde studenten met een Noord-Iers accent spreekt, anders zou iemand nog eens kunnen denken dat we onze wortels verloochenen. We doen
aan klantenbinding door onze aspirant-eerstejaars af en toe een persoonlijk mailtje te sturen, bijvoorbeeld om te vragen hoe het met hun examens gaat. En tijdens de stafvergadering discussiëren we erover of we ook in andere delen van het Verenigd Koninkrijk op billboards moeten adverteren.
Zoals ieder goed bedrijf zijn we zuinig op onze klanten (lees: studenten). De jongskes en meiskes krijgen vanaf dag één een personal tutor toebedeeld waar ze de rest van hun studietijd niet meer vanaf komen. Op geregelde tijden bestookt deze tutor hen met uitnodigingen om toch vooral eens een kop koffie te komen drinken en te vertellen hoe het gaat. Je kunt niet alleen met persoonlijke of studiegerelateerde problemen bij hem terecht, maar ook als je in financiële moeilijkheden zit. Hij helpt je bij het schrijven van essays en adviseert je over de voorbereiding op de arbeidsmarkt. Als je hem lief aankijkt, maakt hij waarschijnlijk ook je huiswerk en laat hij de hond voor je uit.
Ook ik werd bij aankomst in Belfast meteen tot personal tutor gebombardeerd. Gewapend met een blauw instructieboekje begaf ik me naar het lokaal om een groep kersverse eerstejaars – net zo kersvers als ikzelf,
want het was week nul – voor te lichten over... tja, wat eigenlijk? Ik wist het zelf niet zo goed, vooral omdat het blauwe boekje slechts enkele pagina’s telde en dus niet bijzonder behulpzaam was. Het deed mijn eigendunk ook geen goed dat ik onderweg door een vrolijk jong ding werd aangesproken dat spontaan wilde weten: “So, who’s your personal tutor? Perhaps we have the same one!” Toen ik duidelijk maakte dat ik geen tutor had, maar er een was, maakte ze zich haastig uit de voeten.
Maar ach, misschien is het niet erg dat ik geen flauw benul van de Britse arbeidsmarkt heb – of van welke arbeidsmarkt dan ook buiten het academisch bedrijf. Het geven van vaderlijke adviezen lijkt er toch vooral op neer te komen dat ik de jongelui op het hart druk een CV bij te houden en zich bij een discussieclubje aan te sluiten, zodat ze iets hebben om op dat CV te zetten (extracurriculaire activiteiten noemen ze dat). En of de andere tutoren het er zoveel beter vanaf brengen is maar zeer de vraag. Zoals John me laatst tijdens de koffie vroeg: “Wees eerlijk – zou jij van onze
collega’s beroepsadvies willen krijgen?”
Wie even geen zin heeft om te studeren of zich op zijn toekomstige carrière voor te bereiden, kan op de campus genoeg ander vertier vinden. Ik heb al gewag gemaakt van de prachtige botanische tuin, die nu steeds meer winterse trekken begint te vertonen, maar de wandelaar nog steeds genoeg te bieden heeft. Allochtone grijze eekhoorns springen van boom tot boom en honden hollen over het gras telkens dezelfde stok achterna. In een lange, onooglijke schuur blijkt zich bij nadere beschouwing een compleet tropisch ravijn te bevinden, een en al rotsen en exotische planten (maar gelukkig verstoken van exotisch ongedierte). Net buiten het park bevindt zich het reusachtige sportcomplex, dat overduidelijk gebouwd is vóór de Keltische tijger door zijn poten begon te zakken. Hier kun je compleet verloren lopen, zoals onze Vlaamse vrienden zouden zeggen, en onderweg op zwembaden en klimmuren stuiten, om maar te zwijgen van blije sektes die iets bewegen-op-muziek-achtigs met stokken en ballen uitrichten. Het programma omvat niet alleen vertrouwde activiteiten als aqua jog en indoor cycling, maar ook raadselachtigheden als “zumba”, “core evo”, “kettlebell workout” en “bums and tums”. Ook wordt er een “insane workout“ aangeboden. De waanzin zit hem waarschijnlijk
in het tijdstip – zeven uur ’s ochtends! (Zijn er dan al mensen op??)
Toch is mijn favoriete plek op de campus niet het sportcomplex – quelle surprise – maar de bibliotheek. Ook deze is duidelijk een erfenis van de nog maar zo kort vervlogen gouden jaren; een architectonisch hoogstaand geval dat van alle nieuwste snufjes en gemakken is voorzien, maar gelukkig het papieren boek nog niet in de ban heeft gedaan. Mijn kantoor is nog steeds die vertikte zolderkamer uit blog 2, zodat ik me het liefst met mijn laptop in de bieb terugtrek, waar ik net zo lang tussen de boekenrekken dwaal tot ik een rustige tafel heb gevonden, bij voorkeur met uitzicht op het park en de reeds vermelde allochtone eekhoorns. Daar kan ik uren in zalige stilte doorbrengen (tot er weer zo’n vermaledijd mobieltje afgaat, tenminste – de vloek van deze tijd). En als ik er even tussenuit wil, hoef ik de trap maar af te lopen om mezelf in de cafetaria op een kop koffie te trakteren.
Al met al zijn er toch ergere beroepen, dunkt me.
Advertisement
Tot: 0.085s; Tpl: 0.011s; cc: 5; qc: 44; dbt: 0.041s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 1;
; mem: 1.1mb