Advertisement
Published: October 7th 2015
Edit Blog Post
Het is wel mooi geweest, dunkt me – en aan de teruglopende bezoekerscijfers te zien bent u dat met me eens, beste lezer. Een jaar lang heeft u mijn avonturen in deze vreemde stad kunnen volgen. Inmiddels zijn we de kalender rond, heb ik steeds minder te vertellen en heeft u wel andere dingen aan uw hoofd dan de zoveelste update uit Belfast. Zelfs de snedige commentaren van Hans Perfors blijven tegenwoordig achterwege, en dan weet je als blogger dat je de uiterste houdbaarheidsdatum gepasseerd bent.
Nou vooruit, nog eentje dan… Om het af te leren. En omdat er toch altijd nog wel een paar dingen te vertellen zijn.
In juli/augustus was het ons gelukt voor enkele weken aan het Ierse klimaat te ontsnappen door het snikhete Kroatië en het subtropische Nederland aan te doen. De lezer vindt het wellicht moeilijk te geloven, maar er zijn wel degelijk landen op deze blauwgroene bol waar de zomers nog belabberder zijn dan in onze drassige delta. Ierland behoort tot deze zeer selecte club. Toen de dagen begonnen te lengen hadden Rudmer en ik zeer optimistisch een wegwerpbarbecue voor op het balkon gekocht, maar met het aanbreken van de herfst staat het
prul nog altijd onuitgepakt op eerste gebruik te wachten. De avonden zijn hier domweg te koud! Overdag wil het nog wel eens behaaglijk genoeg worden om zonder jas of trui naar buiten te gaan, maar na een uur of acht kun je dat eigenlijk per definitie wel vergeten – tenzij je een van die geschifte inboorlingen bent die zelfs de winterwinden in hun dunne shirtje trotseren, daarbij over het algemeen geholpen door een gezonde speklaag.
Over spek gesproken, we vonden het een goed idee om weer eens wat meer te gaan bewegen. Nou ja, de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat Rudmer meer dan genoeg beweegt; hij is tegenwoordig een enthousiast bezoeker van de sportschool en begint zowaar een zweem van spierballen te vertonen. Ik heb een hometrainer staan die me telkens als ik er met een boog omheen loop verwijtend aankijkt, of dat tenminste zou doen als hometrainers konden kijken, maar ik heb er nu eenmaal moeite mee om de zin te ontdekken van een dertig minuten durende fietstocht waarbij ik geen meter vooruit kom. Waarom dus geen echte fietsen gehuurd? Dat deden we in Antwerpen immers ook altijd als we ergens moesten komen. Van de bus moet
je het in Belfast niet hebben en al dat lopen gaat op den duur ook vervelen, dus in eerste instantie leek het helemaal niet zo’n gekke gedachte.
Helaas is Belfast geen Antwerpen. In de havenstad van onze zuiderburen staan de huurfietsen om de paar honderd meter in groten getale opgesteld; door een pasje langs een scanner te halen kun je er binnen een paar seconden eentje claimen en op het zadel springen. Zo niet hier! Aangezien het hele concept “fiets” voor de Ieren nog wat onwennig is, heeft het stadsbestuur besloten vooralsnog alleen het centrum van stallingen te voorzien. Dat betekent dat we eerst een kwartier moeten lopen om het dichtstbijzijnde opstappunt te bereiken. Volgende uitdaging: het intikken van verschillende codes op een touchscreen dat zich goeddeels ongevoelig toont voor onze vingertoppen, zodat we met een stijgend gevoel van frustratie en onmacht (en niet zelden in de stromende regen – zie hierboven) telkens opnieuw moeten beginnen. Bij één memorabele gelegenheid liep de blijkbaar niet al te snuggere computer helemaal vast, zodat ons niets anders te doen stond dan naar de volgende stalling te sjokken en het daar op hoop van zegen nog maar eens te proberen.
Maar de
echte pret zit hem natuurlijk in het fietsen zelf. In een stad waar fietspaden een zeldzaamheid zijn en verkeer op minder dan vier wielen in het beste geval als hinderlijk wordt beschouwd, mag deze ervaring gerust een avontuur worden genoemd. Van de Belfastse fietser worden stalen zenuwen en een grote creatieve begaafdheid gevergd. Hij moet stoepen op en af, tussen voetgangers door slalommen en voortdurend de verleiding weerstaan om roekeloos overstekende dronkenlappen van de sokken te rijden, er onderwijl voor wakend dat geïrriteerde automobilisten of half ingedutte buschauffeurs hem niet aan dezelfde behandeling onderwerpen. Het voordeel: je voelt wel weer even dat je leeft.
Vlak voor het begin van het nieuwe academische jaar kwam Neef Bart op bezoek. Hij schijnt zich hier goed vermaakt te hebben, al had hij Belfast naar eigen zeggen wat grootsteedser verwacht (waar hij dat idee nu weer vandaan haalt…). Het leek ons wel aardig om Crumlin Road Gaol te bezoeken, een gevangenis die halverwege de negentiende eeuw was gebouwd en tot in de jaren negentig in gebruik is gebleven. Er hebben hier veel raddraaiers uit de tijd van de “Troubles” vastgezeten, onder wie Ian Paisley and Bobby Sands. Uiteraard hield men katholieken en protestanten
strikt gescheiden; het is immers tot daar aan toe om als gevangene tussen de seriemoordenaars en verkrachters te zitten, maar God verhoede dat ze ook nog een andere religieuze overtuiging hebben! De gevangenisdirecteur besloot daarom wijselijk om beide groepen gelovigen slechts bij toerbeurt tot de eetzaal toe te laten – waarop de ene partij de gelegenheid te baat nam om een bom te planten en de andere op te blazen. Resultaat: twee doden. Misschien toch niet zo wijselijk, dus.
Wat de “Crum” ook enigszins luguber maakt, is dat er verscheidene executies hebben plaatsgevonden. Daarvoor gebruikte men geen nieuwerwetse uitvindingen als elektrische stoelen of injecties, maar een beproefd middel waar je als beul nog eer aan kon behalen: de strop. We hebben in de ruimte gestaan waar de hendel werd overgehaald om het valluik te openen. Het beruchte touw met de lus bungelde er nog steeds. Na afloop werd het lijk binnen de gevangenismuren (en dus in ongewijde grond) anoniem begraven. Van dat laatste heeft men nu danig spijt, want door een wetswijziging hebben nabestaanden er tegenwoordig recht op de stoffelijke resten op een fatsoenlijk kerkhof ter aarde te laten bestellen, zodat men bij alle lijken DNA-monsters moet nemen om
uit te vinden wie ook weer wie was. De doodgravers zullen ongetwijfeld een vloek en een zucht gelaten hebben…
Terwijl Bart weer het luchtruim koos, begon aan Queen’s University de welkomstweek. Plots was het gedaan met de rust en krioelde het overal van de studenten. Ik vind die bedrijvigheid wel verkwikkend, alsof de universiteit na een lange zomerslaap eindelijk weer ontwaakt. Vanuit naburige studentenkolonie Elms Village stijgen weer geluiden van feestgedruis op en het is een stuk lastiger geworden om in bibliotheek of kantine een vrij plekje te vinden. Ook mijn lang verloren gewaande collega’s zijn uit allerlei hoeken en gaten tevoorschijn gekropen, klaar voor het nieuwe jaar. Vorige week hebben we de traditie van “Movie Thursday” hervat. Het is, kortom, weer als vanouds, en ik heb recht van spreken omdat ik het allemaal al eens heb meegemaakt. Een jaar geleden liep ik zelf nog verdwaasd over de campus, even groen als de nieuwe studenten, maar nu ben ik een doorgewinterde veteraan die van de hoed en de rand weet, zich de kaas niet van het brood laat eten, en welke clichés u hier verder ook maar wilt invullen. Bovendien: met mijn chique jasje en dito broek zal ik
ook niet snel meer voor eerstejaars worden versleten, dat kan ik de trouwe lezer verzekeren!
Ik wil dit blog besluiten met een heuglijke mijlpaal. Deze week werd mijn lange wachten eindelijk beloond: ik heb een fatsoenlijk kantoor gekregen! Twee noeste verhuizers hebben mijn dozen met boeken de trappen afgesjouwd (een van hen bleek warempel een Vlaming te zijn) en ik heb met een brede glimlach de sleutel van mijn oude zolderkamer bij het secretariaat ingeleverd. De wanden zijn nog kaal en de boeken liggen in ongeordende stapels op de schappen, maar dit is tenminste een plek waar ik studenten kan ontvangen zonder ze te hoeven waarschuwen dat ze hun hoofd niet moeten stoten. Ik begin verdorie op een echte medewerker te lijken… Zonlicht glijdt over mijn bureau, de koffie dampt. In de verte klinkt het hameren en boren van de bouwvakkers. Voorlopig zit ik hier goed.
Advertisement
Tot: 0.09s; Tpl: 0.013s; cc: 9; qc: 49; dbt: 0.0515s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 1;
; mem: 1.2mb
Neef Jeroen
non-member comment
The craic was ninety
...zomaar een uitdrukking die ik eens van een Ierse vriendin heb opgepikt. Als een van de laatste der Mohikanen die je blogs trouw is blijven lezen, wil ik je bedanken voor al je bijdragen. Ze waren amusant en informatief. Ik wacht op de gebundelde uitgave (de speciale Collector's Edition waarin ook alle delen van Ma Vie à Paris zijn opgenomen). :-)