Denkend aan Holland


Advertisement
Published: April 30th 2015
Edit Blog Post

Een nieuwe lente, een nieuw geluid! In ons geval bestaat dat nieuwe geluid uit het gebral dat heden ten dage (en vooral nachte) steeds vaker uit Elm’s Village opstijgt, waar met het klimmen van het kwik steeds meer studenten uit hun krochten tevoorschijn komen gekropen om het nakende voorjaar met overvloedige alcohol te vieren. En dat terwijl er hier ter stede toch overal van die bordjes hangen die openbare dronkenschap verbieden! Een beetje jammer, dus, dat een anonieme buurtbewoner het vorige week nodig achtte om zijn laatstgenoten fish & chips zonder scrupules op het plaveisel te deponeren. Maar zulke akkefietjes mogen de pret niet drukken. Het is heerlijk om het eerste groen aan de bomen te zien ontspruiten en ons te vergapen aan de talloze bloemen die de botanische tuin in bonte kleuren verven. We hebben zowaar al enkele weldadige middagen op ons balkon kunnen doorbrengen. En zelfs als het daar te fris voor is, valt er van achter het glas genoeg te genieten, zoals de eekhoorns die vol levenslust van boom tot boom springen (grijpen die beesten er ook wel eens naast, vraag je je af) en de nijvere ekster die van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat met idioot grote takken in zijn snavel komt aanvliegen.

Ook Rudmer had blijkbaar de lente in de kop, want zodra het eerste zonnestraaltje zich aan het grijze wolkendek wist te ontworstelen, stelde hij voor om een weekendje weg te gaan. Naast het kloeke Oorlog en vrede dat momenteel op zijn nachtkastje prijkt (patser!), is zijn favoriete boek ongetwijfeld de reisgids van de Lonely Planet, waarin hij menig uurtje zit te bladeren om de mooiste bestemmingen op te snorren. In dit geval was dat de Giant’s Causeway, toeristische attractie nummer één in Noord-Ierland. Twee korte busreizen brachten ons ernaartoe, of beter gezegd naar het naburige plaatsje Ballintoy (bevolking: anderhalve man en een paardenkop), waar we onze intrek in een zelfbenoemd “conference center” namen. Ik heb mijn twijfels over het soort congressen dat in dit bouwwerk plaatsvindt; het interieur deed eerder een het-moet-dan-maar-locatie voor de kampeerweekendjes van de lokale padvinderij vermoeden. Gelukkig waren er op dat moment geen padvinders aanwezig.

Ballintoy telde twee kroegen en een klein winkeltje dat zich als “The Wee Shop” aanprees. Het woord “wee” is in deze contreien alom geliefd; het betekent zoiets als “klein”, maar dan aangetast door een zweem van kneuterigheid en knuffeligheid. Je kunt het overal voor gebruiken; net als Nederlanders er niet voor terugdeinzen om een gloeiende plasmabal met een doorsnee van meer dan een miljoen kilometer als “het zonnetje” aan te duiden, heeft de Noord-Ier het zonder blikken of blozen over “a wee house” (i.e. een riante villa), “a wee car” (i.e. iets Amerikaans met vierwielaandrijving) en, uiteraard, “a wee drink”. Helaas voor ons was “The Wee Shop” gedurende ons hele verblijf gesloten, dus geen idee wat er te koop was. Eén van beide kroegen stelde ook al niet veel voor, zodat we noodgedwongen onze toevlucht tot de tweede namen. Daar werden we bij binnenkomst haast verblind door de alomtegenwoordige Game of Thrones-parafernalia: enorme landkaart aan de muur, schilden van verschillende huizen, zelfs een soortement van tweedimensionale impressie van de IJzeren Troon zelve. (Wie nu denkt, wat is in vredesnaam Game of Thrones: welkom in de 21ste eeuw! Goed geslapen?) De reden hiervoor zal nog blijken.

Na een hartige kroegmaaltijd konden we op stap. Rudmer had een wandelroute langs de woeste Ierse kust uitgestippeld. We begonnen bij het hoogtepunt, de reeds genoemde Giant’s Causeway, die bestaat uit een verzameling van vreemde zeshoekige rotsen. Blijkbaar zijn die op natuurlijke wijze ontstaan, al is me niet duidelijk hoe en werd dat in het bezoekerscentrum ook niet bevredigend verklaard. Ik houd het dus maar op de theorie van de locals, die erop neerkomt dat het allemaal door een reus is gedaan – een kerel met de luisterrijke naam Finn McCool, wat de hypothese tamelijk onweerstaanbaar maakt.

Het knutselwerk van McCool was voor ons echter slechts het begin van wat een barre tocht zou blijken. “Gaan jullie helemaal teruglopen naar Ballintoy?” was de verbijsterde vraag van de balievrouw in het bezoekerscentrum. “Daar kom je vandaag niet meer aan!” Dat bleek een tikje overdreven, maar een uur of vijf zijn we toch wel onderweg geweest. Het pad voerde hoog over de rotsen, met open grasland aan de ene kant en de zee aan de andere, bulderend in de diepte. Een straffe wind loeide ons om de oren en werd op sommige plekken zo fanatiek dat we slechts voorover gebukt verder konden, tanden op elkaar geklemd en ogen tot spleetjes vernauwd om de elementen te trotseren. Zo nu en dan liepen we door golvende weilanden, nagestaard door schapen. We hadden er geen rekening mee gehouden dat het de afgelopen week vrijwel onafgebroken had geregend, zodat de zandpaden in een bruine smurrie waren veranderd waar je tot je enkels in kon wegzinken – en de voorzichtige ziel die langs het randje probeerde te schuifelen om zijn schoenen schoon te houden, liep stuk op de venijnige doornstruiken die de een of andere sadist daar had geplant. Er waren ook stukken waar helemaal geen pad liep en we ons een weg moesten banen over reusachtige keien, van steen naar steen springend en af en toe rechtsomkeert makend om een alternatieve route te vinden. Kortom, het woord “avontuur” was wel op de wandeling van toepassing.

Al voortploeterend kwamen er diepe gedachten in me op (als je zo vaak in de nabijheid van een filosoof verkeert, blijft er nu eenmaal iets van hangen). Dit landschap was de mens niet vriendelijk gezind, besefte ik; in al zijn woeste pracht had het aan zichzelf genoeg. Als brave Nederlander ben ik gewend aan keurig op maat gesneden natuur; een perkje hier, een bosje daar, het onkruid gewied en de takken gesnoeid, met hulpvaardige bordjes die je waarschuwen zodra er zich iets groters dan een vos in de buurt kan bevinden. De hele boel is getemd, zo niet regelrecht door de mens ontworpen. En natuurlijk is onze drassige delta voor het grootste deel volgebouwd, zodat we de laatste restjes ‘wildernis’ met hekken moeten afschermen en zorgvuldig in stand moeten houden. Denkend aan Holland zie ik geen brede rivieren door oneindig laagland gaan, geen kerken en olmen in grootsch verband, maar verkeersdrempels, strakke fietspaden en nieuwbouwwijken vol keurig bijgehouden voortuintjes – stuk voor stuk zaken die in Ierland grotendeels ontbreken.

Zou de vaak beklaagde, onvolprezen Nederlandse regel- en controlezucht daar niet vandaan komen? Als je in zo’n tam, gevaarloos, tot op de vierkante meter georganiseerd landje woont, zou je bijna gaan geloven dat de hele wereld zo in elkaar zit, of op zijn minst zou moeten zitten: naar beste inzicht gepland en ingericht ten gerieve van de burger. Alleen van het water hebben we iets te duchten, maar het water is altijd een indringer geweest, een jaloerse buitenstaander die (meestal) vergeefs probeert het feestje te verpesten. Maar híer, dacht ik – nog altijd dapper voortgaand over modderige Ierse paden – hier volstond één blik op het grimmige landschap om te beseffen dat de natuur volslagen lak aan je heeft. Die zestig miljoen jaar oude rotsen hebben oneindig geduld; ze zullen er ook nog staan als de luidruchtige, krioelende mensenmassa met zijn smartphones en kekke gadgets allang weer van de aardkloot verdwenen is. Een maakbare wereld? Vergeet het maar…

De volgende dag zochten we een kneuterige bestemming op: het charmante haventje van Ballintoy, sinds enkele jaren wereldberoemd omdat het als set voor Game of Thrones is gebruikt. Hier ging Theon Greyjoy aan land toen hij in seizoen 2 naar zijn thuiseiland Pyke terugkeerde – en voor wie dat even vergeten was, staat er een groot bord om die historische gebeurtenis te gedenken. Noord-Ierland is natuurlijk sowieso het land van Game of Thrones: de hoofdstudio staat in Belfast, vlakbij het Titanic Museum, en tijdens een avondje stappen is het zomaar mogelijk dat je Tyrion Lannister, Arya Stark of een van de andere hoofdrolspelers tegen het lijf loopt, al is die eer mij spijtig genoeg nog nooit te beurt gevallen. (Misschien ga ik naar de verkeerde kroegen?) Een collega heeft zelfs een rolletje als eunuch-soldaat in het leger van Daenerys verworven, wat erop neerkomt dat hij ergens op de achtergrond rondscharrelt terwijl de belangrijke personages een dialoog voeren. U ziet, zelfs geesteswetenschappers weten soms nog iets van hun leven te maken.

Deze blog is nu al langer dan voorzien, maar een laatste gebeurtenis wil ik niet onbesproken laten: het bezoek van Ellen en Lieke aan Belfast. Zij waren het eerste Nederlandse bezoek dat we op ons nieuwe adres ontvingen en naar eigen zeggen hebben ze het prima naar hun zin gehad, al wekte het zien van de Peace Wall wel enige bevreemding bij hen op (en geef ze eens ongelijk). De timing was helaas niet ideaal, want ik was net door een keelontsteking getroffen en kon op een gegeven moment alleen nog maar op fluistertoon spreken, maar misschien vonden ze dat ook wel zo rustig.

Gevieren namen we de trein en bezochten het plaatsje Portrush, waar we ondanks het aangename weer en het uitzicht op zee een vrijwel leeg terras aantroffen. Goed, het was nog een tikje aan de frisse kant, maar aangezien sommige locals in januari de korte broek alweer uit de kast halen, kan ik me niet voorstellen dat ze zich daardoor laten tegenhouden. Bij nader inzien realiseerde ik me dat er in Belfast eigenlijk bar weinig terrassen zijn; hoogstens tref je hier en daar een koffiezaakje waarvan de eigenaar een paar stoelen op de stoep heeft gezet, maar echt van harte gaat het niet. Waar Nederlanders bij het eerste sprankje zonlicht massaal het terras op stromen en de laatkomers er als aasgieren omheen zwermen, wachtend op dat ene kansje om een tafel in te pikken, geeft men hier blijkbaar de voorkeur aan het donkere schuilhol van de kroeg. Ik heb aan mijn Amerikaanse collega David gevraagd of hij daar een verklaring voor had, want in de VS doet zich volgens mij hetzelfde verschijnsel voor, maar hij moest het antwoord schuldig blijven.

Mijn eigen theorie: een schrijnend gebrek aan pleinen. Belfast heeft niets dat lijkt op het Nijmeegse Koningsplein, om maar een voorbeeld te noemen, waar je op een mooie zomeravond onder het weelderige bladerdak van een wijntje kunt genieten. Wel jammer, hoor… Je zou er bijna een beetje heimwee van krijgen.


Additional photos below
Photos: 17, Displayed: 17


Advertisement



1st May 2015

zeskant
Hallo Martijn, wat heb je weer een geweldig verhaal uit je pen laten vloeien. Ik heb me kostelijk geamuseerd maar helaas het is voorbij voor je eraan begint bij wijze van spreken. Door Rudmers reisplannen kom je nog eens ergens. En doe je ook nog goed aan beweging vijf uur wandelen is niet niks. En al helemaal niet over ongebaande wegen. die causeway of zoiets. Die zeskante blokken of palen dat is basalt. Dat is ontstaan door vulkaan uitbarstingen. En rustig maar bij jullie 60 miljoen jaar geleden. Ook in Duitsland kun je die basalt vinden in de natuur. In Nederland vindt jw ze overal als dijkversterking. Door de vorm van de stenen zijn ze makkelijk te leggen en vormen ze een soort puzzel die in elkaar haakt en daardoor goed vast ligt. in afwachting van een nieuw avontuur doe ik jouw en Rudmer de groeten, hans
1st May 2015

Bedankt, ik ben blij te horen dat je onze avonturen op de voet volgt! Ik zal Rudmer de groeten overbrengen.

Tot: 0.1s; Tpl: 0.015s; cc: 6; qc: 24; dbt: 0.0235s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 1; ; mem: 1.1mb