Advertisement
Er waart een seriemoordenaar door de nachtelijke straten van Belfast. Hij dringt de huizen van zijn slachtoffers binnen, wurgt ze en laat hun ontklede lichamen zorgvuldig opgemaakt achter. Vervolgens: krantenkoppen, persconferenties, onrust die steeds meer tot hysterie uitgroeit. De politie maakt al tijden jacht op de onverlaat, vooralsnog zonder succes. Vaststaat dat hij ergens in de universiteitsbuurt woont – dat wil zeggen, min of meer bij ons om de hoek. Toch hebben Rudmer en ik niets te vrezen, want de Belfast Strangler heeft het alleen op jonge vrouwen voorzien. Bovendien is hij fictief. Ik heb het natuurlijk over de schurk uit “The Fall”, de misdaadserie die ons menig uurtje aan de buis heeft gekluisterd. Voor de verandering speelt de handeling zich nu eens niet in het verre New York of LA af, maar in doodgewone straten en parken waar wij ook doorheen lopen als we inkopen gaan doen of de uni bezoeken. En tja, je weet het nooit… Voor we naar bed gaan, controleren we voor alle zekerheid toch maar even of de balkondeur wel op slot zit.
Dat laatste is geen onverstandige zet, want deze misogyne psychopaat mag dan toevallig een verzinsel zijn, een recent onderzoek heeft wél aangetoond
dat Belfast de onveiligste stad van Europa is – en dat terwijl er hier toch al in geen tijden iemand is ontploft. Waarschijnlijk heeft die beroerde score minder met seriemoordenaars dan met de niet-zo-onderhuidse religieuze spanningen in dit wonderlijke oord te maken. Een paar weken geleden is er op klaarlichte dag nog een ex-IRA-lid doodgeschoten in wat een tamelijk late vergeldingsactie lijkt. Op zulke momenten vraag je je af of de vrede misschien niet fragieler is dan je zou hopen; een wapenstilstand tussen twee partijen die de gruweldaden uit de tijd van de “Troubles” allerminst vergeten zijn, laat staan vergeven hebben. Mocht dat hele idiote conflict ooit weer werkelijk oplaaien, dan zit ik op het eerste vliegtuig terug naar de lage landen.
Om het van de positieve kant te bekijken: zelf ben ik na het houden van mijn lezingenreeks over Bijbelse geschiedenis in elk geval niet opgeblazen, of zelfs maar met dreigbrieven bestookt, hoewel ik een deel van mijn publiek ongetwijfeld tegen de religieuze haren heb ingestreken. De evaluaties laten nog op zich wachten, maar een steekproef van twee is al binnen. In de eerste plaats was daar de jongen die na afloop naar me toe kwam om me
vermanend toe te spreken: ik baseerde me te veel op “liberal scholarship” (de linkse kerk van het academisch bedrijf) en nam de onfeilbaarheid van de Schrift niet in acht! Maar toen ik bij de Borders een kop koffie nuttigde, kwam een andere knul naar me toe om te vragen of ik niet die “professor Icks” was. Toen ik daarop in alle bescheidenheid bevestigend had geantwoord, liet hij weten erg van de lezingen te hebben genoten. Het kan dus wel – zelfs in Belfast.
Natuurlijk, het gaat in het conflict tussen katholieken en protestanten om veel meer dan religie. Je zou je zelfs aan de stelling kunnen wagen dat het niet in de eerste plaats om religie gaat, maar om een soort stammenstrijd waarin religie vooral een handig etiket is. Niettemin is het christendom in al zijn verschijningsvormen hier veel nadrukkelijker aanwezig dan in het half-goddeloze Nederland. Toen we laatst in de bus zaten, heb ik kerkgenootschappen geturfd. Binnen een kwartier had ik quakers, methodisten, baptisten, presbyters en de Bethany Church of the Nazarene gespot (blijkbaar reden we door een protestantse wijk). En dan heb ik het nog niet eens over de vrijmetselaarsloges waar je op iedere straathoek tegenaan loopt.
Alleen synagogen en moskeeën lijken dun gezaaid.
Je hoeft voor je geloof trouwens niet eens de deur uit: we hebben laatst met een mengeling van vermaak en ongeloof naar de reli-zender gekeken, die de intensiteitsknop op elf heeft gedraaid en de kijker trakteert op een eindeloze stroom halleluja-roepende TV-dominees en weeïge gitaarclips die je aansporen toch vooral op te nemen als Jezus belt. Ik zal niet zeggen dat dit soort kitscherig geloof in Nederland volslagen afwezig is – zie The Passion, voor zover het daarbij dan nog om religie draait – maar over de gehele linie lijkt het vaderlandse christendom me toch wat waardiger en ingetogener dan wat ons hier werd voorgeschoteld. Amerikaanse import, natuurlijk, geen eigen makelij, maar blijkbaar gaat het erin als zoete koek, want het kanaal zendt 24/7 non-stop uit. Dat zie ik de EO nog niet doen.
En wat te denken van het katholieke krantje dat Rudmer laatst meepikte toen we een blik in een kerkje in Newry wierpen? Je verwacht in zo’n blaadje misschien enkele reportages over missiewerk aan te treffen, plus een mild-vermanende beschouwing van de bisschop, maar nee hoor, ook hier ging men voluit op het orgel. Het gay
marriage-referendum in Ierland stond voor de deur en het krantje liet er geen misverstand over bestaan wie de goeien en de kwaaien in deze apocalyptische strijd om het zielenheil van de natie waren. DENK OM DE KINDEREN! was de strekking van de chocoladeletters op de voorpagina. Gewetensvolle christenen werden voor een duidelijke keuze gesteld: ben je voor de homo’s, die met behulp van een verderfelijk monsterverbond van politiek en media de moraal om zeep willen helpen, of voor je eigen kroost? In de column op pagina twee kregen Descartes en andere rationalisten ervan langs en werd betoogd dat het eigenlijk bij de Reformatie allemaal al was misgegaan.
Zelf ben ik minder in de kerk te vinden dan in die andere pijler van de westerse beschaving, de kroeg. Ook daar zijn er in Belfast uiteraard genoeg van te vinden. De mooiste is zonder twijfel The Crown, tegenover het busstation, met zulk een prachtig ouderwets interieur dat je half en half verwacht er de personages van Dickens aan te treffen, of Holmes en Watson die er na het kraken van hun laatste zaak nog een pint komen nuttigen. Je kunt je met je drankgenoten in een gemoedelijk hokje met klapdeurtjes van
de hoi polloi afschermen en door middel van een drukknop sigaretten bestellen – tenminste, dat kon toen er in de kroeg nog stevig gepaft mocht worden, wat goddank niet meer het geval is.
In de meeste Ierse pubs tref je dezelfde donkerhouten inrichting aan, plus de onvermijdelijke TV-schermen waarover ik me in een eerdere blog al eens heb beklaagd. Vreemd genoeg zijn daarop trouwens zelden donderpreken of gospelkoren te zien; blijkbaar verdragen kerk en kroeg elkaar toch niet helemaal. Een welkome uitzondering op het donkerhouten thema is de Woodworkers, die wat moderner oogt en bovendien op loopafstand van de universiteit ligt, zodat mijn collega’s en ik er regelmatig aan te treffen zijn. De drankmores zijn hier wel een tikje anders dan wij continentalen gewend zijn. Ook in Nederland ging ik op vrijdagmiddag wel eens met wat collega’s een borrel drinken, maar na een of twee glaasjes hielden we het dan meestal voor gezien: de huiselijke hutspot lonkte en ieder ging zijns/haars weegs – of we besloten met enkele kinderlozen nog een hapje te gaan eten omdat het nu eenmaal zo gezellig was, om daarna wellicht nog een filmpje te pakken.
Zo werkt het hier niet. Hier
rol je op vrijdagmiddag (of woensdag-, of maandag-) om vijf uur met je collega’s de kroeg in en bestelt dan de ene ronde bier na de andere. Rond een uur of acht, negen oppert een van de nog relatief nuchtere lieden uit het gezelschap dan misschien dat hij trek begint te krijgen, waarop een instemmend gebrul opstijgt en men enkele vettige pizza’s laat aanrukken. Terwijl men zich daar gulzig op stort, worden de volgende schuimende pints alweer op tafel gezet. Hoe lang dit soort gelegenheden zich voortsleept is me niet bekend, omdat het me nog nooit gelukt is het einde te halen.
Er zijn ergere dingen denkbaar dan een stad met een levendige kroegcultuur, dunkt me. Wel vraag ik me af hoe vol die kerken op zondagochtend nu écht zitten. Volgens mij barsten veel gelovigen dan namelijk nog van de koppijn.
Advertisement
Tot: 0.115s; Tpl: 0.017s; cc: 5; qc: 44; dbt: 0.0644s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 2;
; mem: 1.1mb