Advertisement
Published: July 30th 2008
Edit Blog Post
Grensovergangen zorgen altijd voor het nodige entertainment. Deze keer werd er ijverig gebeden voor een "divine intervention" door een Mexicaan met de hoogst katholieke naam Jesús ("Chee-soes" voor de Latino's maar "Djiezus" voor de verbaasde douanebeambten) die gehuld in kledij van het Jainisme van een hindoeland naar een moslimstaat probeerde te reizen met een verlopen visum. Of het mirakel waar hij op hoopte zich uiteindelijk heeft voltrokken weten we jammer genoeg niet...
Tijdens de busrit naar de hoofdstad Dhaka ontrolden rurale landschappen zich in tientallen tinten groen en blauw voor onze gretige ogen. Bangladesh heeft meer waterwegen dan alle Europese landen tesamen; het lijkt wel een verzonken land, of een overvloed aan drijvende eilanden, afhankelijk van hoe je het bekijkt.
De Bangladeshi zijn schatten van mensen, echt de vriendelijkheid zelve, maar hun Engels laat jammer genoeg veel ruimte voor misinterpretaties. Elke fietsrickshaw die we namen bracht ons steevast naar de verkeerde bestemming; zelfs korte afstandjes werden een uitputtingsslag. Zo ook de zoektocht naar het belangrijkste, bekendste en grootste busstation van Dhaka, waar we uiteindelijk mits enkele omwegen geraakten zodat onze busmarathon naar het zuiden kon beginnen. Van hoofdstad Dhaka naar tweede stad Chittagong in 5,5 uur, dan een half
uurtje in de baby taxi (=autorickshaw) om vervolgens een achterwerkentergende rit van 4 uur (voor een afstand van 157km!) naar Cox's Bazaar te doorstaan, dan weer eerst op de verkeerde plaats afgezet te worden met een eerste fietsrickshaw en uiteindelijk met een tweede op onze bestemming in Cox's Bazaar aan te komen, 15 uur nadat we uit Dhaka vertrokken waren. Behoorlijk vermoeiend allemaal.
Cox's Bazaar is de Bangladeshi variant van de westerse zon, zee en strand-formule. Alhoewel: de zon werd verdrongen door dreigende moessonwolken, de zee zag er wild uit en het strand zo uitgestrekt dat het oneindig leek. Cox's Bazaar is de trotse eigenaar van het langst en breedste strand ter wereld, op zich al een indrukwekkend feit, maar wij waren het meest gecharmeerd door de ongereptheid ervan: geen lelijke appartementsgebouwen, geen dijk, geen schreeuwerige badpakkenparade (zwemmen doen die vrome moslims met al hun kleren aan), geen strandstoelenfestijn en geen vuiltje te bespeuren. Een eenzame kokosnotenverkoper ontmoeten tijdens een strandwandeling, een partijtje voetballen met de lokale jeugd en genieten van de rust. Heerlijk...
In Cox's Bazaar maakten we drie instant vrienden die ons de volgende dag door de gutsende regen op sleeptouw namen langs Inani Beach -
Ananas samba
Voor 20 eurocent smijten ze een ananas naar je kop (Sadarghat, Dhaka) dat befaamde grootste strand - om ons vervolgens (nog altijd in de gietende regen) uit te nodigen in hun geboortedorp voor een lunch bij de familie. Allemaal goed en wel, maar we waren toch lichtjes uit ons lood geslagen door de gang van zaken in het dorp: geen vrouw te bespeuren want vrouwen moeten altijd binnenblijven. De man gaat dus op restaurant, naar de markt, neemt de bus, verkoopt zijn opbrengsten,... maar madam zit thuis, veilig beschermd tegen indiscrete blikken. In het huis waar wij uitgenodigd waren werd ik - schouders netjes bedekt- dan ook meteen geisoleerd van de mannen en in het vrouwenkwartier (de keuken) gestopt. Aangestampte aarde, geen meubels, geen electriciteit en geen comfort, opgesloten in hun miniatuurwereld in een miniatuurdorp bekeken de vrouwen des huizes mij begrijpelijkerwijze als een indringer in hun "heiligdom". Moeilijk om niet wat opstandig te worden van al die dominante mannen en stevig weggedrukte vrouwen, maar wie zijn wij om daarover te oordelen?
Nog altijd in de stromende regen namen we de bus 's avonds nog een stukje zuidelijker in de hoop op opklaringen zodat we St. Martin's Island konden bezoeken. Drie uur in een open piratenboot reizen naar het eiland was
Cox's Bazaar
Beach life, Bangladeshi style niet te doen in de aanhoudende zondvloed dus brachten we noodgedwongen een dagje door in het smokkeldorp Teknaf, waar legale en minder legale zaakjes gedaan worden met naaste buur Myanmar. De volgende ochtend regende het nog altijd pijpestelen dus beslisten we om ons gewonnen te geven, maar na een ochtend-theetje was de zon er opeens! Plannen gewijzigd, op de boot gesprongen, 2 uur van droog weer genoten om vervolgens tot op het bot te doorweken tijdens het laatste deel van de rit. Gelukkig was het de moeite waard: St. Martin's Island is het meest ongerepte, pure, ongedwongen en vriendelijke eiland ter wereld, waar de eilandbewoners nieuwsgierig zijn zonder zich op te dringen en het leven eenvoudig is zonder simpel te zijn. Ellenlange wandelingen over eindeloze stranden, spontane voetbalpartijtjes met de plaatselijke jeugd, veelvuldige tasjes zoete cha (melkthee) op de pier, repititieve mini-conversaties duidelijk gemaakt met handen-en-voeten-Engels en versgevangen visjes, scampi's en zelfs een kreeft op ons bord voor geen geld. Meer moet dat niet zijn!
Omdat vervoerskwesties in Bangladesh nu eenmaal een hele titanenstrijd vergen, geraakten we na St. Martin's Island niet verder dan Chittagong in een dag. Weer de kwelling van een ons verkeerd afzettende chauffeur doorstaan, tot
FC Cox's Bazaar
Na een half uur voetballen kan ik niet zeggen hoeveel teams er op het veld stonden en bij welk team ik nu precies speelde... de constatatie gekomen dat ons hotel naar keuze niet meer bestaat en uiteindelijk doodmoe toegegeven aan een portier om binnen te gaan in een hotel dat er sowieso te duur uitzag voor ons. Binnen airconditioning, blinkend gepoetste gangen, alles spik en span en een man in kostuum achter de counter. Wij begonnen al meteen te stamelen dat het driesterrenhotel niet voor ons budget weggelegd was, maar ze wouden ons niet meer laten gaan. Uiteindelijk heeft Yves met de manager getelefoneerd ("sorry, dit is te duur, maar even goede vrienden!") die ons uiteindelijk een fantastische kamer gaf voor ocharme 3,80 euro (in een driesterrenhotel!!!). Wij waren de koning te rijk: voor een keertje geen muffe luchtjes, vochtplekken, klam en bedoezeld beddengoed. We hebben tijdens onze reis maar zelden zo zalig geslapen...
Terug in Dhaka spendeerden we veel van onze tijd op lokale marktjes. De meeste grote kledingmerken hebben hun ateliers of "sweat shops" in lageloonlanden zoals ook Bangladesh. De markt wordt dus overspoeld met merkproducten die wel origineel zijn, maar om de een of andere reden de kwaliteitscontroles niet doorstonden. Een stortvloed aan westerse kledij wordt voor geen geld naar de hoofden van voorbijgangers gesmeten, het fenomeen op zich is
al de moeite om eens met eigen ogen te zien. Aangezien Dhaka niet bijzonder veel te bieden heeft besloten we om een dagje decadent te doen en het omstreden pretpark Fantasy Kingdom te bezoeken. In een land dat zodanig gebukt gaat onder armoede, overstromingen en politieke instabiliteit is het peperdure pretpark voor velen een doorn in het oog. Voor onze westerse ogen echter was het een kneuterige maar schattige poging tot een amusementspark, eerder Fantasy Kitschdom eigenlijk.
Aangezien we ons geld met de beste wil van de wereld niet uitgegeven kregen in dit spotgoedkope land en omdat de boottocht van Dhaka naar Khulna als de mooiste van het land beschreven staat, namen we de Rocket om de afstand te overbruggen. Hoewel een bus de rit in 7 uur kan afleggen, kozen we voor de 28 uur durende boottocht in eerste klasse met deze paddle steamer uit 1938. Hoewel de eerste klasse ons weer ongekende luxe bood (zijnde propere lakens, stromend water, electriciteit en airconditioning) zou het bij ons zelfs niet kwalificeren als derde klasse. We hebben intens genoten van de trip: de wijdse waterlandschappen, de zeldzame Ganges-dolfijnen die ons kwamen groeten en de wind in onze haren op het
voorste dek. Even was het heel erg spannend toen een gigantisch containerschip niet op tijd gedraaid geraakte en ons bijna meesleurde in zijn omvangrijke bocht. Paniek aan boord, de gonzende en geagiteerde stem van de kapitein als de stem Gods door de megafoon (er is geen radioverbinding tussen de schepen), onbegrijpelijke commando's afwisselend met schrille angstkreten door de microfoon en de motor van Belgische makelij die in allerijl volle kracht achteruit moest pompen. Verwensingen vlogen nog even over en weer vooraleer de rust terugkeerde op de boot.
Vanuit Khulna maakten we een daguitstap naar de Sundarbans, het grootste mangrovegebied ter wereld en sinds 1997 erkend als World Heritage Site. Dat betekent ook dat de overheid geld geroken heeft met een waslijst peperdure permits tot gevolg. Alle restricties die van hogerhand worden opgelegd maken uiteindelijk dat je als toerist niet bijzonder veel van het natuurgebied te zien krijgt wat heel erg jammer is.
Onze laatste dag in Bangladesh namen we vanuit Khulna de bus naar Bagerhat voor de volgende World Heritage Site, de Shait Gumbad Mosque. Deze moskee uit de 15de eeuw wordt ook wel de "60 Dome Mosque" genoemd, hoewel in werkelijkheid 77 koepels het heiligdom overspannen. De
hele omgeving rond Bagerhat is bezaaid met 15de eeuwse moskeeen en een mausoleum voor Khan Jahan, de "heilige" die hier zijn hoofdstad stichtte en moskeen, waterpartijen, paleizen en bruggen liet aanleggen. Ondertussen is het meeste overwoekerd door de natuur en verwoest door de mens, maar de sfeer heeft er nog altijd iets magisch.
Hoewel het een vermoeiende achttiendaagse was heeft Bangladesh bijzonder veel sympathie bij ons losgeweekt. De mensen zijn zo ontwapenend, de natuur is zo overweldigend en de drukte is zo beklemmend dat het land bijna automatisch onder je huid kruipt.
Advertisement
Tot: 0.073s; Tpl: 0.014s; cc: 10; qc: 29; dbt: 0.0376s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 1;
; mem: 1.1mb
stefan
non-member comment
Dit klonk echt wel als een heel tof stukje reis. En dan nog Ganges dolfijnen gezien. Straffe toeren. Tegen het eind van ons leven zullen die waarschijnlijk niet meer bestaan. Zijn de Sundarbans trouwens niet bekend voor de gevaarlijkste tijgerpopulatie ter wereld (qua mensen opeten dan toch)?