Southern Upland Way: Scotland's Coast to Coast hiking route


Advertisement
United Kingdom's flag
Europe » United Kingdom » Scotland » East Lothian » Dunbar
May 8th 2023
Published: May 8th 2023
Edit Blog Post

Een voettocht van de ene naar de ander kust: dat leek me wel een mooi plan voor mijn tiende bezoekje aan het altijd mooie Schotland. En deze keer de meest zuidelijke tocht, die Schotland kent, al lieten de temperaturen dit de afgelopen weken niet blijken.

Als ritueel op een ‘coast to coast hike’ nemen wandelaars vaak een steentje mee vanaf het strand aan de ene kust om die vervolgens aan het einde van de tocht op het strand aan de andere kant weer achter te laten. En ja: natuurlijk even met je voeten het water in.

Op een zonnige dag met een koud windje uit het noorden stond ik dan ter hoogte van Portpatrick aan de westkust van Schotland. Een prachtig strandje, gelegen in een baai. Omdat deze tocht voor mij ook een beetje in het teken stond van mijn twee katten die ik vorig jaar en vorige maand los heb moeten laten, zocht ik twee mooie steentjes uit. Twee steentjes die dicht bij elkaar lagen, net zoals zij dat altijd deden. Binnen een minuut vond ik ze: de kleuren klopten zelfs. Met mijn gedachten ben ik even terug in het dierenasiel in 2009. Toen vonden we elkaar net zo snel, als ik nu deze twee steentjes. Ik geniet nog even van het zonnetje in de beschutte baai en vervolg dan mijn pad. Met de steentjes bovenin mijn rugzak. Dichtbij me. Schapen op glooiende heuvels zeggen me gedag en na een paar klimmetjes verschijnt daar een prachtige vuurtoren hoog op een klif. Vanaf dit baken vervolg ik mijn pad landinwaarts, over smalle landweggetjes en door enkele weilanden.
Aangekomen in Castle Kennedy loop ik door een woonwijk en vraag ik bij een huis, waar wat mensen net in de tuin aan het werk zijn, om mijn waterflessen te vullen. Dat doen ze graag voor me. Ondertussen word ik door de twee kleine meisjes die er wonen bestookt met vragen. Wat ik aan het doen ben, wat er in mijn rugzak zit en wat ik met het water ga doen. Ik leg ze uit dat ik een lang stuk aan het wandelen ben, mijn rugzak vol zit met slaapspullen, kookspullen en eten. En dat ik hun water ga gebruiken om te drinken en mijn eten mee te koken. Compleet gebiologeerd kijken ze hoe ik daarna mijn tas weer op mijn rug doe en verder loop, naar ergens verderop in de heuvels om die nacht te gaan slapen.

Na al ontelbaar veel schapen en lammetjes te zijn gepasseerd, zijn vandaag de koeien aan de beurt. Het is altijd afwachten of ze stoïcijns hun eten blijven staan malen, verschrikt wegrennen of iets te nieuwsgierig in je richting komen lopen. Van dat laatste ben ik niet zo’n fan, maar deze koeien zijn vooral van het stoïcijnse. Mooi. Een flink groot windmolenpark brengt me over heuvels naar het bos. De eerste modder dient zich aan en omdat ik net iets te ongeduldig ben, loop ik toch nog net een natte voet op voordat ik aankom bij de plek waar ik van plan ben mijn tent neer te zetten. Op een grasveldje naast een bothy. Een bothy is een schuilhut waar je op een platform je matje en slaapzak kan uitrollen. Deze was wat klein en donker, dus ik zette liever mijn tent op. Niet veel later kreeg ik gezelschap van Matt. Ik had hem gisteren al gezien, lopend met een maat van hem. Nu was hij echter alleen. Hij vertelde dat zijn maat had opgegeven rond lunchtijd en hij nu alleen verder ging. Hij had erop gegokt dat ik ook wel ergens hier zou zijn en vond het wel leuk om even een babbeltje te kunnen hebben nu hij plotseling alleen liep. Dat begreep ik wel en het was ook erg gezellig. Ook een echte Schotland-fanaat, dus we hadden uren gesprekstof. Niet veel later kwamen Sophie en Wolfgang ook bij de bothy aan. Zij bleken de route ook gisteren te zijn gestart, maar wat later op de dag, dus we hadden elkaar nog niet gezien. Bothies zijn wel typische plekken om elkaar tegen te komen, al waren we alle vier verbaasd dat er toch nog zoveel wandelaars tegelijk op pad waren. De route staat namelijk nogal rustig bekend. Na een gezellig avondje kletsen, kropen we toch nog vroeg de slaapzak in, want warm was het zeker niet. In de schemering en met de roep van meerdere bosuilen om me heen viel ik dan in slaap.

Dat het koud was bleek al helemaal de volgende ochtend toen het ijs op de tent stond en rijp op het gras. Aha, daarom had ik het zo koud vannacht. Het zonnetje brak gelukkig wel door en zo warmde ik tijdens het lopen weer goed op, zeker na een klimmetje naar een uitzichtpunt. De ‘echte bergen’ kwamen al dichterbij. Nog even een stuk relatief eentonig productiebos overbruggen, een iets te lange asfaltweg en toen voelde ik me echt midden in de natuur. Zulk prachtig bos met kabbelende beekjes en de bergtoppen om me heen. Ik hield een laatste keer pauze, wat vandaag aardig lukte in het zonnetje en op het moment dat ik weer wilde gaan lopen, was Matt daar. Hij was die ochtend een uur na mij vertrokken en had aardig doorgelopen. We liepen nog een uurtje samen op en besloten op ongeveer dezelfde plek langs een rivier te kamperen. Heerlijk mijn voeten verwend met het koude water en daarna lekker in warme, schone sokken. Bakkie thee, maaltijdzakje eten en ja: weer veel kletsen over de mooiste tochten in Schotland.
De volgende ochtend was Matt me voor en hobbelde ik rustig op mijn eigen tempo een kwartiertje later ook verder over de route. Prachtige meren, oneindig mooie uitzichten en lange, eentonige wegen door het bos. Ja, dat laatste neem ik altijd een beetje voor lief met een lange afstandspad lopen. Als je nu eenmaal een lijn van de ene naar de andere kant door een land loopt, zitten er ook wat minder interessante stukken tussen. Het geeft ook weer ruimte aan andere dingen, omdat het landschap en de ondergrond waarop je loopt je niet automatisch in het hier en nu houden. Automatisch de ene voet voor de andere zettend komen er beelden voorbij in mijn hoofd. Ik denk terug aan de zoveel mooie momenten met mijn katten. Ik zie ze weer levendig voor me en kan ze bijna voelen alsof ik ze echt aai. Het brengt een glimlach op mijn gezicht en raakt ook weer het verdriet van het gemis. Mijn mooie, lieve beestjes. In mijn hart altijd bij me.
De route verlaat de weg en mijn aandacht verschuift weer naar het plaatsen van mijn voeten en het genieten van het landschap. Prachtig lichtgekleurd hoog gras geven deze heuvels een heel bijzonder aanzicht. Even twijfel ik of ik nog goed loop, want de over het algemeen zo goed gemarkeerde route laat nu geen paaltjes in de verte zien. Een snelle blik op de kaart bevestigt me dat ik wel goed zit en gelukkig even later een richtingaanwijzer ook. Ondertussen ben ik Matt gepasseerd die vandaag iets meer pauzes houdt dan ik. Sophie en Wolfgang in geen velden of wegen te bekennen. Waar zouden zij zijn?
Aangekomen in St John’s Town of Dalry vind ik het wel bijna genoeg voor die dag. Er is een groot grasveld naast een river vlak voor het plaatsje, alleen zie ik daar veel mensen hun hond uitlaten en is er nog redelijk dichtbij een weg. Dat lijkt niet echt de meest rustige kampeerplek. Ik besluit even uit te rusten. Een vrouw met een hondje vraagt of het goed gaat. Blijkbaar zie ik er nogal moe uit. Ik vertel haar dat het wel goed gaat en ik vooral moe ben en toe aan een kampeerplekje. Ze denkt nog even met me mee. Het leuke is dat veel locals hier de route kennen en ook regelmatig in zijn voor een praatje. Sowieso stoppen er meer mensen voor een praatje als je alleen wandelt, maar zeker hier zijn ze ook erg enthousiast dat je naar dit deel van Schotland komt om in hun ‘achtertuin’ te lopen. Met hernieuwde energie loop ik door het stadje en vervolgens weer de heuvels in. Ik heb nog aardig wat land met schapen te overbruggen voordat ik eindelijk op een plek sta waar geen schapen grazen, een vlak stukje gras is en een stromend watertje. Wel een beetje moerassig, maar het stroomt vanuit een bos op een heuvel, dus ik vertrouw dit wel om gekookt of gefilterd te gebruiken. Veel keuze is er ook niet. Ik vermoed dat Matt zijn tent bij het stadje in de buurt heeft opgezet, maar wie schetst mijn verbazing als ik in mijn tentje zit te eten: een half strompelende man komt van de heuvels af naar beneden zetten. Heel eerlijk: zo liep ik er een uurtje daarvoor ook bij, want we gingen die dag aardig richting de 40 km om een geschikte tentplek te vinden. Onder applaus heb ik hem binnen gehaald, want die man doet het ook maar even met zijn tien meer levensjaren dan ik. Toen hij zag wat ik als waterbron gebruikte was hij vooral verbaasd dat ik er nog levend bij zat, maar na mijn onderbouwing waarom ik het water wel vertrouwde, vulde hij zijn waterzak voor de avond en ochtend ook om vervolgens zijn tent iets verderop langs het riviertje op te zetten. Ik genoot van de zonsondergang, de fluitende vogels en sliep alweer voordat het donker was.

De volgende dag was ik vroeg op pad, want er stond een hoge top op het programma en het weer zou wat slechter worden. Voor de eerste keer moest ik echt mijn kaart en kompas gebruiken, want er waren op de heuvels nogal wat paaltjes omgevallen. Zo kon ik niet altijd zien welke kant ik de heuvel over moest. Gelukkig had ik het kaartlezen nog niet verleerd en vond ik mijn weg over de mistige heuvels. De klim naar de top van de dag was redelijk lang en steil, maar het geluk was dat het opentrok en ik nog behoorlijk goed uitzicht had! Op de top stond een kunstwerk in de vorm van een boog. De stenen waren zo tegen elkaar aangelegd dat alles op zijn plek bleef zonder dat er andere middelen aan te pas kwamen. Best knap gemaakt. De wind maakte het wel koud, dus met een knorrende maag daalde ik iets van de berg af om een beschut plekje te vinden voor de lunch. Ik vervolgde mijn weg door het bos op weg naar Chalk Memorial Bothy. Dat was mijn doel voor de dag. Dan zou het nog maar een halve dag lopen naar Sanquhar zijn, wat me ideaal leek voor de volgende dag. De bothy was echter binnen kouder dan het bos buiten. Goede plekken om mijn tent neer te zetten waren er ook niet echt. Eerst maar even opwarmen met thee. Niet veel later kwam Matt ook binnen en nadat we in twijfel zaten of we moeite gingen doen om hout te zagen en hakken voor het vuur, was daar een enthousiast geklop op de deur en stonden Sophie en Wolfgang binnen. Na een blik op de kachel in de bothy ging er een vuurtje aan in Wolfgang. Hij bleek brandweerman en boomspecialist te zijn. Helemaal in zijn element met zaag, bijl en vervolgens het vuur verwarmde hij binnen notime de hele bothy. We moesten hem bijna dwingen om ook af en toe te zitten en nog wat te eten en drinken. Ondertussen leerde ik Sophie ook wat beter kennen en liet ze me foto’s zien van de prachtige tekeningen die ze maakt. Ook Matt bleek talent te hebben en we bewonderen foto’s van zijn gemaakte schilderingen van landschappen. Hoe toevallig dat deze bothy aan de binnenkant ook heel mooi beschilderd was! En hoe toevallig dat daar ook een geschilderde kat bij zat, waaronder ik mijn matje neerlegde. Een opgewarmd hutje, knus ingericht met goed gezelschap. Vier mensen die elkaar vorige week nog niet kenden, de hut bewoonden alsof we elkaar al langer kenden en de volgende ochtend weer allemaal hun eigen pad verder liepen om de paden daarna niet meer te kruisen. Het blijft bijzonder.

Mijn pad liep de volgende dag tot Sanquhar. Ik wist dat Matt vanaf daar terug naar huis zou reizen en Sophie en Wolfgang die dag een stuk verder zouden gaan lopen. Ik had in Sanquhar afgesproken met Martine, die vanuit Nederland gereisd kwam om de rest van de route samen te lopen. Ik verliet de bothy na een goede bezemsessie (ik laat zo’n plek graag beter achter dan ik het aantrof, omdat ik het geweldig vind dat landeigenaren dit soort plekken zomaar openstellen voor iedereen) als laatste en liep rustig terugkijkend op mijn eerste wandelweek. Wat een geluk met het mooie landschap, het weer en de mensen die mijn pad tot nu toe kruisten. Vlak voor Sanquhar haalt David me in. Hij heeft een ommetje gelopen rondom zijn woonplaats en spreekt me aan. Zoals hij al vermoedt kan ik hem bevestigen dat ik de Southern Upland Way loop. Als ik hem vertel dat ik een vriendin ga ophalen vanaf het station, loopt hij met me mee om me de weg daar naar toe te wijzen. Niet dat het echt nodig was met de bordjes onderweg, maar ik beschouwde het maar als Schotse gastvrijheid. Stiekem vond hij het volgens mij ook geweldig om een Nederlandse vrouw de weg te wijzen naar het station in zijn woonplaats. Hij heeft wel drie mensen onderweg gedag gezegd en vertelt dat ik een vriendin uit Nederland ging ophalen bij het station. Ernaar vragende vertelt hij dat hij ruim 90% van de mensen in zijn woonplaats kent. Hij vertelde nog meer, maar daar verstond ik maar 50% van, omdat hij vanwege zijn enthousiaste geratel nog onduidelijker Schots sprak dan ze daar soms al kunnen doen. Ik vertelde hem dat ik vorige maand nog naar een concert van Skipinnish (in mijn beleving een bekende Schotse band) in Nederland was geweest, maar dat zei hem dan weer niks. Muziek was niet zijn ding. David bracht me tot op het juiste perron, ik bedankte hem en zei hem gedag. Tien minuten later kwam Martine aan en ik vertelde haar dat het half Sanquhar inmiddels van haar komst wist en al bijkletsend liepen we naar ons geboekte hotel.

Na de luxe van een douche, bed en echt eten volgde deel twee van de tocht. Martine viel met haar neus in de boter, want we gingen meteen op pad richting het hoogste punt van de route. En dat niet alleen: het landschap waar we doorheen liepen was echt prachtig! Diep uitgesneden valleien met riviertjes en een enkele, mooi gepositioneerde, boom. Na meerdere heuvels overgestoken te zijn kregen we zicht op Wanlockhead, het hoogste dorpje van Schotland. Veel oude mijnen hier. De omgeving zag eruit alsof ze gisteren waren gestopt met het delven van de grondstoffen, wat hier voornamelijk lood scheen te zijn. Waarschijnlijk niet echt een plek waar mensen gezond oud werden. Het trok veel toeristen aan en wij maakten dan ook nog even gebruik van de horeca met een lunchstop met soep en een broodje. Daarna begon de klim naar de hoogste top. Niet dat we daar iets van zagen, want alles trok compleet dicht en wij liepen in een wolk. Na een paar uur mistig uitzicht daalden we weer af onder de 500 meter en begonnen er weer wat bergen, riviertjes en beestjes te voorschijn te komen. Vooral de veldleeuweriken en korhoenders lieten van zich horen. De eerste door continue druk kwetterend boven hun territorium te hangen en de tweede door onhandig fladderend met hun typerende geluid op te vliegen. De duiven van de heidevelden zeg maar. Je schrikt je elke keer te pletter als zo’n beest jou ook net te laat doorheeft en in paniek wegfladdert.
Wij hadden inmiddels aardig wat hoogtemeters gemaakt en een gemeen laatste stukje dalen en klimmen zat nog tussen ons en de weg. Aan de overkant van de weg was een stuk vlak land met een riviertje tegen het bos aan. De ideale plek voor onze tenten. We deelden het gebied met wat reeen, die Martine nog spotte voordat we na ons maaltje de tent in kropen.

De volgende ochtend was de bewolking nog niet weggetrokken en liepen we een prachtig, mistig sprookjesbos in. Behalve dat de kleuren zo zonder zonlicht extra mooi uitkwamen, rook het bos ook heerlijk. We doorkruisten wat weilanden en zagen ook nog een hoop zwangere schapen. Wie weet zouden we nog de mazzel hebben dat er eentje bevalt als wij langslopen. In ieder geval zagen we een schaap met een lammetje dat nog amper op zijn pootjes kon staan. Die zag vandaag vast de eerste Southern Upland Way wandelaars van zijn leven. Niet veel later passeerden we het halverwege punt van de route. Wat leuk dat ze die hadden aangegeven. Vanaf nu was ik dichterbij de Noordzee dan het mooie strandje waar ik in Portpatrick startte. Ik bedenk me dat ik deze tocht in 14 dagen ga lopen en dat dit precies gelijk staat aan het aantal jaren dat ik mijn kat(ten) bij me had. Halverwege. Wat waren ze toen nog jong. Heerlijke beestjes, steeds knuffeliger, al veel vrienden gemaakt en zo vaak zo heerlijk bij elkaar liggend. Dhondup rondjes draaiend om mijn benen en lekker veel mauwen. Chime steeds vaker de toenadering zoekend en genietend van de buikmassages en het hangen met haar voorpootjes over mijn schouder.
In gedachten voel ik weer hoe dat was, terwijl ik in de mist een zompige heuvel beklim. Vaag zicht op een stuwmeer en verder omhoog klimmend zien we alleen nog het gemetselde muurtje waar we langslopen. Mijn schoenen lopen vol water. Er is geen beginnen meer aan om van de ene naar de andere graspol te hoppen. Het voelt even onaangenaam, maar daarna is er een soort constante zompigheid in mijn schoenen en sop ik door over de regenachtige heuvels. Plotseling zien we bomen voor ons opdoemen en krijgen we weer wat zicht tijdens het lopen in het bos. Een aantal zeer modderige en natte paadjes brengen ons bij Brattleburn Bothy. De ideale plek om regenkleding en schoenen uit te doen voor een pauze. Wat thee zetten en lunchen. Ik lees het bothy-boek en zie dat Sophie en Wolfgang er de nacht hebben doorgebracht. Daar hebben wij ongetwijfeld de warmte binnen aan te danken, want dat hier vannacht een vuurtje heeft gebrand is zeker. Onze nacht is weer in de tent, nadat we die middag nog aardig wat landweggetjes en bospaden aflopen. Gelukkig met de regen precies het lager gelegen stuk van de route.

En wat een cadeau dat het de volgende ochtend droog is en de wolken weer op ‘normale hoogte’ hangen. Het mooiste deel van de route ligt namelijk voor ons. Een paar mooie watervalletjes lokken ons omhoog het bos in. Een flink steile klim brengt ons hoog boven de vallei. In de verte trekken donkere wolken en regengordijnen voorbij, maar boven ons hangt de lichte en soms zelfs blauwe lucht. Verder naar boven: een regenboog. En mijn mond valt open bij de uitzichten die langzaamaan opdoemen in de verte. Ik ga er sneller van lopen. Ongeduldig om die bergen te kunnen zien. Op de hoogste top wacht ik op Martine, terwijl ik ontelbaar veel foto’s maak. Wat is het hier mooi! En wat een geluk dat het juist hier en nu droog is. De zon verlicht zelfs nog even de verschillende kleuren in het landschap. Ik begin te geloven dat er twee vanuit de ‘kattenhemel’ van alles voor ons aan het regelen zijn.
Het uur erna blijf ik van de ene in de andere verwondering vallen vanwege al het moois dat daar zomaar ineens is. Een geit rustig zittend langs een riviertje, waterval, nog meer bergen en dan ineens na een overstapje over een hekje aanbeland in de Scottish Borders. Hoe mooi hebben we Drumfries & Galloway achter ons gelaten. Dat was landschappelijk echt een hoogtepunt!
De zon is inmiddels flink gaan branden en we hebben even een asfaltweggetje van 9 km te overbruggen. Ach ja, we maken even wat snelle kilometers en hebben nog een leuk praatje met wat mensen onderweg. Nog een paar uur wat heuvels over via weer mooie graspaadjes en dan zien we St Mary’s Loch liggen. We zijn behoorlijk gaar, of ik in ieder geval. Ik gebruik mijn wandelstokken bijna als twee extra benen om op te hangen. Als de tent dan eindelijk langs de oever van het meer staat ben ik blij. Dan komt er een vrouw op een quad aangereden die aangeeft dat we eigenlijk op haar terrein staan. Ik bied mijn excuses aan en geef aan dat ik juist dacht dat het terrein ernaast niet de bedoeling was, omdat dat van een zeilclub leek te zijn. Ze vroeg hoe laat we van plan waren te vertrekken en nadat ik aangaf dat we waarschijnlijk wel weer ergens tussen 7 en 8 zouden lopen, gaf ze ons toestemming om te blijven staan. Dat was aardig.

Daar hielden we ons uiteraard aan, maar dat was ook niet al te moeilijk. Aangezien we vaak al voor negenen lagen te tukken, werden we meestal rond vijven wakker van de vogels en het daglicht. Een prachtig paadje zorgde voor een heerlijke ochtendwandeling langs het meer. Via weilanden en bossen klommen we vervolgens deze vallei ook weer uit. Omdat het weer wat stabieler was en het ‘s nachts weer ietsje warmer werd en sowieso niet echt waaide, wilden we die avond voor een kampeerplekje op hoogte gaan. Dit werd de ‘Cheese well’, een bronnetje in de bergen met prachtig uitzicht op twee valleien. In mijn hoofd hoorde ik het nummer ‘Wishing well’ van Skipinnish. Een prachtige song over de helende kracht van de natuur. Tenminste: zo beluister ik het nummer vooral. Het gaat ook over verlies en ik denk weer even aan mijn lieve, zachte beestjes en ik vind het mooi dat ik deze nacht naast mijn eigen ‘wishing well’ sta. Met een traan, maar vooral in gedachten die twee lieverds dichtbij me in mijn armen, val ik in mijn tent in een diepe slaap.
Terwijl ik geniet van de kleuren van de opkomende zon over de mistige hellingen, bezorg ik Martine thee in de tent. Zij had helaas een wat mindere nacht gehad en was niet fit wakker geworden. De route ging verder over met heide begroeide heuvels en afdalend door het bos naar de weg. De middag was superzonnig. Weilanden met koeien, schapen en heel mooi uitzicht op de Eildon Hills. Nog een stuk langs de rivier de Tweed en daar was Melrose. Een prachtig plaatsje en ideaal voor een nachtje hotel.

De weersverwachting voor de dagen erna zag er niet al te best uit, maar vol goede moed gingen we weer op pad in de richting van Lauder. Behoorlijk koude wind, maar met een laagje extra aan was het goed te doen. Een landelijk stuk route en we genoten van het schouwspel van spelende lammetjes en lammetjes die snel naar hun moeder op zoek gingen op het moment dat wij langsliepen. De gaspeldoorn kleurde de groene hellingen mooi met hun gele bloemen en na een paar uur lopen zagen we Lauder in de vallei liggen. Veel witte huizen, een mooi kerkje en op de achtergrond een kasteeltje. We liepen nu iets meer in de bewoonde wereld en maakten daar dankbaar gebruik van. In een gezellig cafeetje, genaamd ’the flat cat‘, aten we binnen in de warmte onze lunch. Erg lekker en een fijn sfeertje. De kou weer in en op pad richting een punt dat op de kaart oogde als de perfecte kampeerplek. Hiervoor moesten nog wel wat heuvels overwonnen worden in de koude wind, maar gelukkig konden we onze tent daarna op een grasveldje enigszins in de luwte opzetten. We genoten nog even van de uitzichten over de moors, vermoedend dat het er de volgende dag wel eens anders uit kon zien.

En dat was ook zo. De wolken waren weer op heuvelhoogte komen hangen en we liepen de gisteren zo mooi uitziende lappendekens van heuvels nu over in een dichte mist. Een laatste topje en we hadden weer eens de mazzel dat het wat opentrok. Een nieuwe vallei werd zichtbaar. Dit waren echt de laatste wat hogere toppen en nu belandden we weer in de meer groene heuvels met vee. Zo konden de beenspieren en voeten weer langzaamaan wat minder werk verrichten dan ze al die dagen ervoor hadden gedaan. Al waren er nog steeds behoorlijk wat kilometers af te leggen. Omdat in dit gebied het water in de riviertjes wat lastiger te vertrouwen is, vulden we onze flessen bij een huis met een buitenkraan. Er was niemand om het aan te vragen, maar we gingen er maar vanuit dat het oke was. Het vinden van een tentplek was ook nog even lastig, maar uiteindelijk stonden we toch weer mooi.

De laatste dag. Onvoorstelbaar na zoveel dagen lopen. Ineens is de Noordzee heel dichtbij. Het is mistig. We zien niet zo ver. Net als ik het laatste jaar met de katten ook niet altijd zag. Zo moeilijk om ze ziek te zien en uiteindelijk los te moeten laten. De gedachte dat ze leden vond ik moeilijk. Dat is dan nu nog een schrale troost: ze lijden in ieder geval niet meer. Ik kan het ook nog niet helemaal geloven. Zijn ze er echt niet meer? Kom ik straks echt thuis in een leeg huis? De steentjes zitten bovenin mijn rugzak. Nog even.
De zee laat zich nog niet zien. Er zit nog een enorm beboste helling tussen ons en de zee. De zeemist die ons tegemoet komt helpt ook niet. Een laatste groene oase van plantjes, bomen en kabbelende beekjes. Bijna subtropische geuren. Vlinders. Ik ruik de zee, ik hoor de zee.
Mijn voeten blijven zich verplaatsen en dan zie ik de zee ineens. Flinke golven, strand en steile rotsen. Wauw! We vervolgen ons pad bovenop de kliffen totdat we zicht krijgen op het haventje van Ship Cove. De route gaat officieel niet naar het strand, maar wij wel. De zon breekt door en met blote voeten loop ik de Noordzee in. De twee steentjes in mijn handen. Ik kijk er nog één keer naar en laat ze dan tegelijk los om met een golf mee te laten voeren. Samen de Noordzee in.
Het strand nodigt uit om nog even te blijven. De zon schijnt flink en het ligt er vol met prachtige stenen en schelpen. Ik loop door de branding en zoek wat mooie stenen en schelpen bij elkaar. Eentje is rood en lijkt net op een hart. Die neem ik mee als herinnering aan dit strandje. Een nieuw steentje bovenin mijn rugzak. Het strand laten we achter ons en we reizen naar Dunbar, geboorteplaats van John Muir en het zonnigste plaatsje van Schotland. Daar aangekomen stormt het. Een kade is afgezet, golven beuken tegen de kust. En ik weet: dit zijn Dhondup en Chime die de twee steentjes met flinke golven het haventje van Ship Cove uitwerken om de Noordzee over te gaan. Terug naar Nederland.


Additional photos below
Photos: 54, Displayed: 40


Advertisement



13th May 2023

gedenkwaardige tocht
Prachtig wat je over het vinden van de steentjes schrijft Af. Sinds ik me kan heugen lees ik jouw blogs met een glimlach op mn gezicht. Weet niet hoe dat komt. Denk door de liefde voor de natuur, je oog voor detail in de natuur, vooral van de dieren die je onderweg tegenkomt, de humor, luchtigheid, plezier dat je hebt, die mij in het oog springen. Ik weet dat schrijven schrappen is, dan komen er dus ook schrijverskunsten aan te pas om het zo over te laten komen. ijs op de tent!? richting de 40 km?! brr, ik doe het jou/jullie niet na. iig niet voor mn plezier. Wat bijzonder, al die ontmoetingen tijdens je tochten. Bijzondere tocht ook, met zoveel gedachten en symboliek i.v.m. Dhondup en Chime.

Tot: 0.286s; Tpl: 0.018s; cc: 16; qc: 69; dbt: 0.0551s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 1; ; mem: 1.3mb