20-09-2011


Advertisement
Peru's flag
South America » Peru
September 20th 2011
Published: September 20th 2011
Edit Blog Post

Hier denk ik mij te kunnen permitteren om datgene op te schrijven wat in het echte leven meestal onuitgesproken blijft. Dingen die mensen vaak denken maar nooit uitspreken. Omdat het niet hoort om zoiets te zeggen, foei.

Deze tekst is eigenlijk nog niet af, maar toch laat ik hem zo staan, omdat hij geschreven werd in een vlaag van inspiratie en schrijflust. De juiste woordkeuze kan soms ontbreken. De tekst is gewichtig, soms nogal bombastisch.

Soms schrijf ik bombastische teksten, terwijl ik ook kan opkijken naar lichtzinnigheid, humor, en relativeringsvermogen. In humor en relativeringsvermogen zit vaak meer schoonheid dan in zwaarwichtigheid en bombast.

Ik kan zo opkijken naar bepaalde uitspraken van mensen die zwaarwichtigheid relativeren. Mensen die op de vraag wat God betekent voor hen, antwoorden: "God, dat zijn mosselen met frieten en een frisse pint".

Of mensen die antwoorden op de vraag of ze geloven in God: "bwof, daar denk ik allemaal niet over na ze mieke, als ik me daar mee moet bezighouden..."

Zo´n antwoorden zeggen veel meer dan om het even welke diepzinnige uiteenzetting.

Voor ik aan deze tekst begon wist ik niet dat hij zo lang zou worden. Ik begon te schrijven en van het ene kwam het andere. En eens ik in het ritme zit, is er soms geen stoppen meer aan. Wat ik vandaag goed vind kan ik volgende week rommel vinden. Omdat ik volgende week niet meer in "het nu-moment" zit.

Rebecca, de 62-jarige Amerikaanse dame die hier bij ons inwoont, is bevriend met Martin Sheen, vader van Charlie Sheen ("Platoon") en hoofdacteur in oa "Apocalypse Now".

Rebecca is bevriend met Martin Sheen en ik ben bevriend met Rebecca. Dus eigenlijk ben ik ook een beetje bevriend met Martin Sheen. Wat zou het leven toch mooi zijn zo, iedereen zou bevriend zijn met iedereen.

Dromen en sterven. Niet meteen onderwerpen die je zou linken aan een reisverslag uit Peru, maar we wagen het erop.

Dromen, ze zitten vaak vreemd in elkaar maar zijn intrigerend.

Deze nacht droomde ik over een auto, een BMW, die onder water kon rijden. Er was ergens een tunnel ondergelopen. De man in de BMW amuseerde zich met het maken van tochtjes onder water in zijn auto. Wij zaten op een grote bus, hier in Peru. De bus stond stil en kon niet verder door de wateroverlast.

Telkens als de man in zijn BMW ons passeerde glimlachte hij breed. En dan zag je zijn auto in het water rijden tot hij helemaal onderging. Je zag nog net de schim van het dak onder water en dan niets meer.

De auto kwam aan de andere kant van de tunnel weer tevoorschijn boven water en maakte dan rechtsomkeer. De man passeerde ons, toverde een brede glimlach tevoorschijn, en verdween weer in het water.

Waarom vind ik dat ik hierover moet vertellen, hier in deze blog? Omdat ik tijdens mijn droom dacht: "Aha, een nieuwe anecdote voor mijn blog, daar zullen ze van opkijken! ik heb een auto gezien die onder water reed!". Daarom. Ik ben het aan de droom verschuldigd.

Als je slaapt is je droom levensecht. Je beseft niet dat je droomt. Vreemd he?

Ik heb nog nooit gedroomd dat ik droomde. En als je droomt dat je droomt, dan stopt de betovering en word je wakker. Zelfs op het moment dat je wakker wordt besef je soms nog niet dat je aan het dromen was.

Je droomt bijvoorbeeld dat je vanop een hoge rots naar beneden valt, en juist op het moment dat je te pletter stort, op het ogenblik dat je gezicht de grond raakt en je eigenlijk pijn zou moeten beginnen voelen, word je wakker. Op het moment dat je verwacht pijn te voelen maar die eigenlijk niet voelt, beseft je geest dat er iets niet klopt en stopt de droom.

Dat "wakker worden", dat is ook nog zoiets speciaals. Het blijft maar duren. Het voelt aan alsof je opnieuw geboren wordt, alsof je jezelf uit mama´s buik moet persen om naar lucht te kunnen happen. Alsof je vast zit in een moeras en je jezelf moeizaam naar de oppervlakte moet murwen.

En net op het ogenblik dat je denkt naar lucht te kunnen snakken, besef je dat je er nog niet helemaal bent. De mond staat al half open, longen die snakken naar lucht maar nog niks binnenkrijgen. Pas op het moment dat je denkt, "ik moet de realiteit aanvaarden, ik haal het niet, ik ben dood", komt de bevrijding. "In order to find himself a man has to lose himself first", wiens uitspraak was dat ook alweer?

Sterven. Wakker worden uit een nachtmerrie lijkt heel misschien wel een beetje op sterven. Misschien, want wie ben ik om te denken dat ik weet hoe het moet voelen om te sterven? Als ik had geschreven, "Wakker worden uit een nachtmerrie lijkt op sterven.", dat zou ongeloofwaarig en zelfs wat arrogant klinken.

In een vreemde bui denk ik wel eens dat ik eigenlijk al een hele tijd dood kan zijn zonder het te beseffen. Dat de grens tussen leven en dood eigenlijk geen grens is maar een ingebeeld iets. Dat leven en dood in elkaar overlopen zoals wolken in elkaar overlopen. Je kan nooit precies zeggen waar een wolk begint en waar hij stopt.

Soms ben je bijvoorbeeld aan het eten, al een halfuur lang, en plots besef je dat je eigenlijk niet smaakt wat je aan het eten bent. Je tong voelt lam aan. En je begint te twijfelen of je nu eigenlijk wel smaakt wat je eet of niet. Mijn smaakzin, is die er nog wel? Of beeld ik het mij maar in dat ze er niet meer is?

En tijdens zo´n vreemde bui probeer ik terug te denken aan het moment waarop ik gestorven kan zijn. Misschien was het dan wel? Ja, stel je voor! Moesten leven en dood inderdaad zo in elkaar zitten, dan maakt het eigenlijk allemaal niet uit of je nu eigenlijk leeft of niet. Of beter: het heeft geen zin om je die vraag te stellen. Net zoals ik denk dat het geen zin heeft om je de vraag te stellen of er een God bestaat of niet.

Als je in God gelooft, des te beter, geloof je er niet in, dan is het ook zo. Maar heeft het zin om je een vraag te stellen die nooit zal beantwoord worden?

Nu ik er langer over nadenk, misschien heeft het wel zin. Niet zozeer om te zoeken naar een concreet "ja-neen" antwoord, maar om een antwoord te vinden in de vraag zelf. Waarom voelen sommigen de noodzaak om zich die vraag te stellen?

Soms besef ik tot mijn grote spijt dat ik eigenlijk nog maar in heel weinig geloof. Ik ben er zeker van dat ik niet de enige ben die zo denk. En tegelijkertijd wou ik dat het anders was.

Misschien is het ook maar een indruk die ik heb. Want zoals Rebecca mij onlangs vroeg: wat is dat eigenlijk, geloof?

Sommige mensen weten niet wat ze geloven, en ja, hier komt het, het is geen happy-end maar het moet gezegd: sommigen zullen het nooit weten. Sommigen, misschien zelfs de meesten onder ons, zullen sterven zonder ooit geweten te hebben waarin ze geloofden.

Een troost: als het klopt dat leven en dood zijn zoals wolken die in elkaar overvloeien, dan hebben de meesten onder ons de hele tijd van de wereld om te ontdekken waarin ze geloven. Misschien is het feit dat ze het niet ontdekken ook wel een deel van dat geloof. De zoektocht naar het geloof maakt er deel van uit.

Zoals een muzikant zichzelf moet kunnen verkopen om succesvol te zijn ook deel uitmaakt van het talent dat hij heeft (interview met Freddie Mercury). En als hij zichzelf niet kan verkopen blijft hij nog steeds muzikant, alleen met minder of geen succes.

Om succesvol te zijn moet je ten allen tijde een beeld ophangen van succes (film American Beauty). Dat is iets waarin ik momenteel geloof.

Om terug te komen op Rebecca's vraag. Een retorische vraag:

Wat is dat, geloof? Het is een woord dat we te pas en te onpas gebruiken, zoals we dat doen met zovele andere woorden, maar wat bedoelen we daar eigenlijk mee? Sommigen weten niet wat ze geloven. Geloof kan ook veranderen in de tijd. En er is troost.

Troost, dat is een prachtig woord. Het is het fundament van het leven. Het brengt de weegschaal van negatieve ervaringen en positieve ervaringen weer in evenwicht. Zonder troost kan een mens niet leven. Het maakt de pijn van het leven weer dragelijker.

Troost is gebaseerd op een geloof. Een geloof dat ooit alles beter zal worden. Straks, overmorgen, binnen 11 jaar, op je sterfbed, in de kist. "In een volgend leven" kan ik er ook nog aan toevoegen, maar ik doe het niet omdat ik er momenteel niet in geloof. En ik denk dat ik behoor tot degenen die niet weten wat ze geloven.

Misschien geloof ik wel dat er na het leven niets is, maar dan ook helemaal niets. Zonder er enige flauwekul aan toe te voegen, als je dood bent is alles over en uit. Het enige wat overblijft is een zwarte ruimte zou je denken, maar zelfs dat niet. Soms ben ik bang dat ik daarin geloof. Maar bang zijn iets te geloven betekent niet dat het ook zo is.

En wil ik eigenlijk wel geloven dat de dood het einde is van alles? Neen. En als ik iets niet wil geloven, geloof ik het dan wel? Ik denk van niet.

Misschien zijn leven en dood zoals wolken die in elkaar overvloeien. Of beter: dat is wat ik zou willen geloven. En staat "zou willen geloven" niet gelijk met geloven?

Normaal zou hier nu een zin moeten komen die het einde van dit artikel inluidt. Een zin die duidelijk maakt dat dit het einde is. Een zin die nog even nazindert. Maar de inspiratie is weg. Nazinderen zal deze zin niet doen, maar ondertussen zal het wel duidelijk zijn dat dit het einde is.

Of nee, toch nog niet helemaal.

Ik keek gisteren naar Belleza Americana, American Beauty. In die film komt een scène in voor waar twee hoofdpersonen een filmopname bekijken op televisie. De opname werd gemaakt door een jongen die schoonheid probeert te zien in banaliteit, zoals een plastieken zak die ronddwarrelt over een pleintje, voortgestuwd door de wind.

Wat is er zo mooi aan een pleintje met een plastieken zak die heen en weer dwarrelt door de wind? Een ordinaire witte plastieken zak, dwarrelend over een betonnen pleintje. Een zak die eigenlijk in een vuilnisbak thuishoort.

De zak voert een dans uit. Een dans voor een enkele toeschouwer. En niet zomaar een dans. Geen Mozart, maar een dans die het gevoel van het moment vertolkt, een prachtuitvoering voor de toeschouwer die niet kijkt maar ziet.

Van links naar rechts, dan plots met een ruk de lucht in, daarna weer langzaam neerdwarrelend, dan eenmaal neergestreken weer opstijgend, schuin naar boven, in een spiraal, ronddraaiend en half toegeplooid, en tot slot weer neerdwarrelend, zich langzaam weer openplooiend.

De wind die onzichtbaar is wordt zichtbaar. Als je ordinaire dingen zo kan benaderen, veranderen ze in iets prachtigs, tot tranens toe. Ik ken weinig mensen die niet enkel kijken maar ook zien. Ik troost mij met de gedachte dat er misschien wel meer zijn dan ik denk.

Soms denk ik na over de mensen die dood zijn en die we verloren hebben. En dan denk ik dat we ze eigenlijk aan het vergeten zijn, die mensen. In de haast en de routine van het leven worden ze langzaam maar zeker vergeten.

En dan, in een opflakkering, wil ik me daartegen verzetten. Ik wil alles opschrijven maar weet niet waar te beginnen. Ik heb schrik dat ik zal vergeten. Dat ik zal vergeten hoe iemands stem klonk of hoe die persoon lachte. Wat het effect was op mij van de flikkering in diens/haar ogen. Ik wil niet vergeten, wil niet aanvaarden dat ik zal vergeten.

Maar het is niet omdat je de geboorte- of sterfdatum van een persoon vergeet dat je ook echt vergeet. Integendeel.

Een geboortedatum vergeten kan geen kwaad. Zoals je iemand nieuw kan leren kennen en het gevoel kan hebben dat je die persoon al je hele leven kent, zelfs al van voor die persoon geboren werd.

En vergeten dat er een sterfdatum bestaat, dat kan nog minder kwaad. Die personen zijn aanwezig in ons leven, in onze gedragingen, onze manier van zijn en denken.

Indien je je enkel nog de geboorte- of sterfdatum van een persoon herinnert en niets anders dan dat, dat zou pas echt vergeten zijn.







Advertisement



Tot: 0.337s; Tpl: 0.02s; cc: 8; qc: 48; dbt: 0.0628s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 1; ; mem: 1.1mb