Terug in Tilburg


Advertisement
Europe
March 21st 2010
Published: March 21st 2010
Edit Blog Post

Het is een beetje vreemd om nu nog een update in te voeren aangezien ik alweer een week in Tilburg ben, maar het was zo'n mooie laatste week dat het toch maar moet. Bovendien regent het (hoe verrassend) nu.

De vorige update eindigde toen ik net aangekomen was in Boquete. Er stond voor de volgende dag een hike op het programma waar ik zeer hoge verwachtingen over had. Het pad dat ik zou volgen heet "sendero de los quetzales", hetgeen suggereert dat er quetzal-len leven. Die heb ik uiteindelijk niet waargenomen, maar ik heb wel een andere vogel op camera (met geluid) vastgelegd die ik ook in Monte Verde hoorde en die als tjilp-geluid heeft: Het openen en sluiten van een niet-geolied hek. Ja, verder is alles goed met me. Ze bestaan echt.

Ik had ergens gelezen dat het pad zou voeren van een dorpje Cerro Punta naar Boquete (waar ik dus sliep). De bus zou er 2 uur over doen om naar Cerro Punta te gaan. Ik ben daarom netjes om 8 uur vertrokken maar kwam helaas pas om 12 uur aan. Cerro Punta ligt 1000 meter hoger dan Boquete (wat ook al op 1500 m ligt), dus zou het pad vooral bergaf lopen. Volgens mijn boekje zou ik er 4 uur over doen. Ik had al 2 uurtjes extra ingecalculeerd voor de zekerheid, dus zou ik ruim voor zonsondergang weer in Boquete zijn. In Panama leven ze een uur later dan in Costa Rica, dus is het daar pas rond 19 uur donker. Ik werd door de adjudant van de buschauffeur nog gewaarschuwd dat het regende in het gebied waarin ik zou gaan lopen. Ik zei hem dat hij zich geen zorgen moest maken, ik had een goede poncho bij me, en bovendien... het was een regenwoud, en daar regent het toch altijd?

Vol goede moed ging ik van start, en het werd me al snel duidelijk dat ik op dit pad niet veel "coole" Noord-Amikanen tegen zou komen. Het was volstrekt ontoegankelijk per auto, zelfs per 4 x 4. Na een uurtje of wat passeerde ik het kantoortje waar je normaal je entree betaalt, maar er was niemand binnen dus ben ik maar doorgelopen, het was lunchtijd, dus zou het best kunnen dat er even niemand was. Voorbij het kantoortje werd het pad smaller en smaller, er staken overal takken en zo over het pad waardoor ik me begon af te vragen wanneer iemand hier voor het laatst doorheen is gelopen. Na een tijdje getwijfeld te hebben over de vraag of ik mijn poncho aan zou trekken (soms regent het zo zacht dat je daar echt over twijfelt) diende het definitieve antwoord zich weldra aan. Een authentieke hoosbui. Zo'n wandeling begin je met het ontwijken van plassen water zodat je schoenen niet nat worden, dan dienen zich gebieden aan waarbij je niet anders kan dan door de "pratsj" te lopen, zeg tot zool-diepte. Weldra zak je een paar keer tot de enkel weg. Even later ben je blij dat je niet weer tot je knie maar slecht tot halverwege je scheenbeen wegzakt. Als je nog nooit in een regenwoud geweest bent is het moeilijk voor te stellen, maar de bomen in zo'n woud dienen als voedingsbron voor planten. De bomen zijn vaak bezaaid met tot wel 200 plantensoorten. Als het regent dan zuigen al die planten zich vol met water. Op een gegeven moment wordt zo'n boom te zwaar en scheurt hij los van de grond. Als hij op een helling stond dan ontstaat er een soort van lawine waarbij die boom alles omtrekt wat er onder hem stond. Dat is verder niet erg, dan krijgen jonge boompjes de kans om te groeien op de plek van de oude boom. Het creert ook vaak panorama's. Het is alleen best lullig als het pad net onder die oude boom voerde. Dan moet je dus langs een afgrond klauteren, hetgeen in de stromende regen niet makkelijk is. In Costa Rica onderhouden ze hun parken, je hebt nette looppaden, waar nodig met railings, en als er bomen ontwortelen, dan sluiten ze enkele paden af om te voorkomen dat toeristen schuivers maken. In Panama doen ze daar niet zo moeilijk over. Ik ben dan ook een paar keer goed onderuit gegaan, gelukkig zonder gevolgen (op een paar schrammen na). Na een paar uur begon ik me, als ik eerlijk ben, en dat ben ik uiteraard, af te vragen of deze wandeling wel verantwoord was. Het was echter te laat om terug te gaan naar het start punt. Volgens mijn inschatting zou het minder lang duren om gewoon door te lopen naar Boquete. Op een gegeven moment hoorde ik wat water stromen. Ik dacht dat dit de rivier was die ook door Boquete stroomde, dat ik die dan maar gewoon moest volgen tot Boquete, maar toen ik eens goed naar de overkant keek zag ik dat het pad daar doorliep. Geen paniek, deze jongen heeft vaker rivieren doorkruist. De rivier was ook niet zo diep gelukkig, er lagen wel stenen op de bodem en dat is altijd gevaarlijk want die kunnen wegrollen als je erop gaat staan. Bijkomend probleempje was dat ik in mijn rugzak alles, maar dan ook echt alles, wat van waarde was erin had zitten. Paspoort, camera, bankpas, sleutels, geld (de dag ervoor had ik zelfs nog gepind). Als ik onderuit zou gaan, dan zou alles dus nat worden. Gelukkig gebeurde dit niet. Er waren een paar grote stenen strategisch neergelegd zodat je zelfs met droge voeten de overkant kon halen. Uiteraard had ik reeds natte voeten, maar ik was toch blij deze stenen te registreren want dat duidde er op dat er vaker mensen over deze rivier heen gingen. Niet veel later moest ik helaas weer een rivier doorkruisen. Dit keer moest ik een paar keer tot de enkel in het water. Geen probleem, mijn schoenen kunnen hiertegen. En ja hoor... even later een derde rivier. Met deze derde rivier had ik meer problemen. Ik stond tot halverwege het scheenbeen in het water, voelde de stroming zeer nadrukkelijk, wilde een volgende stap zetten maar door de stroming kwam mijn voet net wat verder stroomafwaards dan ik gepland had, op een steen die niet vast lag. En ja hoor, daar ging Jos... volledig horizontaal, rugzakje eerst. Onnodig om te vertellen dat het water in dit soort bergrivieren aan de frisse kant is. Ik schrok me een ongeluk, maar werd gelukkig niet meegesleurd door de stroming omdat de weg geblokkeerd werd door stenen. Ik had geen idee hoeveel rivieren er nog zouden volgen, dus zonk de moed me behoorlijk in de schoenen. Toch maar doorgelopen, wat kon ik anders? Geheel onverwachts, ik was tot dat moment nog 0 mensen tegengekomen, passeerde ik opeens een soort van huis. In de deuropening stond een jongetje. Ik vroeg hem of ik in de juiste richting liep, en of er nog meer rivieren zouden volgen. Hij bevestigde tweemaal. Weer een stukje verder kwam ik een iets oudere jongen tegen, ik denk tussen de 20 en 25 of zo, met een zak rijst van 25 kg op zijn schouders, waarschijnlijk op weg naar het huisje dat ik net gepasseerd was. Dat gaf me dan wel weer moed, te weten dat er ook mensen zijn die over dit pad liepen met 25 kg op hun nek, dan moest het mij toch zeker ook lukken. Bij de aanblik van de vierde rivier was er helemaal niets meer over van moed. Ik was echt ten einde raad. Deze rivier was zo wild en diep, daar zou ik never nooit niet overheen geraken. Ik heb een stok gepakt om te peilen hoe diep het was, in de hoop zo dan in ieder geval te kunnen bepalen wat de minst diepe passage was. Iedere keer wanneer ik de stok in het water stak ging die meteen horizontaal, zo sterk was de stroming. Ik heb het op een paar plekken geprobeerd, maar het was echt onmogelijk. Als ik hier onderuit zou gaan dan was het game over. Het feit dat het langzaam aan donker begon te worden was ook niet echt motiverend. Ik moest iets verzinnen. Het zou niet lang duren voor het donker werd, terug gaan naar het begin kon niet daar was het veel te laat voor, vooruit kon ook niet dat was veel te gevaarlijk. Overnachten kon ook niet, ik zat midden in de bush... Op het moment dat ik mijn opties op een rijtje zette linkte ik de overnachting met het huisje dat ik zojuist gepasseerd was. Ik besloot terug omhoog te lopen en de oudere jongen om hulp te vragen. Daar aangekomen was hij, geheel begrijpelijk gezien zijn recente inspanningen, niet al te gemotiveerd om me te woord te staan. Money talks, bullshit walks. Ik bied hem een paar dollars aan, en even later loopt hij voor me uit, op weg naar die verdomde rivier. Hij loopt zo snel dat ik hem al gauw kwijt raak, maar hij was wel zo netjes om op me te wachten voor de rivier. Hij stond op een plek waar ik eerder geprobeerd had over te steken. Hij pakte zelf een stok, ik had de mijne nog. Met links hield ik zijn rechterhand vast, met rechts probeerde ik ondersteuning te vinden met de stok. Halverwege stond het water me tot de navel, ik had geen tijd om te kijken hoe hoog het water bij mijn compadre stond, maar iets voorbij de helft ging hij zelf bijna onderuit. Eenmaal aan de overkant aangekomen geef ik hem een hand met rechts om hem te bedanken. Hij kijkt erg niet geinteresseerd en gaat zonder iets te zeggen weer terug door de rivier. Voordat ik goed en wel 20 meter verder ben is hij al aan de overkant. Hij draait zich om, ik zwaai, en hij zwaait lachend terug. Voordat we de oversteek maakten had ik geinformeerd of dit de laatste rivier was, hetgeen zo bleek te zijn. Mijn opluchting was zo intens na het bereiken van de overkant dat ik de kou simpelweg niet gevoeld heb. Aan het andere uiteinde van het park kwam ik weer een kantoortje tegen. Hier stonden drie man een beetje te ouwehoeren. Toen ze mij zagen kwamen ze naar me toe. Verbijsterd vroegen ze me of ik de rivieren was overgestoken. Ik zei van wel en voelde me (geheel onterecht) een held. Ze zeiden me dat het nog anderhalf uur lopen was naar Boquete. Het boeide me geenszins. Ik zette de pas erin, inmiddels was het echt donker, en bedacht me dat ik de laatste dagen van mijn vakantie het er echt van zou gaan nemen, beginnend bij het Mexicaanse restaurant in Boquete. Niet dat het daarvoor een straf was of zo hoor. Door de bergpassen wandelend zag ik valeien vol met vuurvliegjes, toen ik opeens in de verte iets hoorde naderen. Bachata op vier wielen. Geheel in traditie van de lokale bevolking steek ik op een willekeurige plek op de weg mijn hand omhoog, het busje stopt, de schuifdeur gaat open, ik stap in, en niet veel later sta ik onder de douche van mijn hostel. Na de warme douche trek ik mijn andere trui aan (ik vroeg me al een paar weken af wanneer ik die zou gaan gebruiken), daaroverheen mijn winterjas, en ik ga naar het Mexicaanse restaurantje van Boquete waar men inmiddels weet dat ik uitsluitend annanassap drink. Na het verorberen van heerlijke fajitas moet ik me excuseren dat ik helaas met nat geld moet betalen.

Los van het avontuur was het stuk natuur echt schitterend. Volledig gelijkwaardig aan Monte Verde, misschien nog wel mooier. Het was ook fijn om helemaal alleen te zijn, behalve op het moment dat je echt iemand nodig hebt. Het was voor mij in ieder geval de meest avontuurlijke dag van de vakantie, en waarschijnlijk ook wel de mooiste dag.

Omdat mijn kleding en rugzak doorweekt waren ben ik nog een dagje extra in Boquete gebleven om alles te laten drogen, hetgeen me zeer goed bevallen is. Een dagje Boquete staat voor mij gelijk aan koffie, annanasflappen, bloemen, empenada's met broccoli, kaas en aardappelen erin, zon maar toch geen hitte, maar vooral gemoedelijkheid. Boquete is echt de enige plek op mijn hele vakantie waarin me geen drugs zijn aangeboden. Het is ook een plek waar wildvreemden goedemorgen tegen je zeggen. Het is er zo gemoedelijk dat het makkelijk is om mensen te ontmoeten. Ik ben altijd een beetje sceptisch over mensen die in het buitenland een zaakje proberen op te zetten. Ik vind dat je dit aan de lokale mensen over moet laten. Maar die bakker bij het hostel. Godsamme zeg! Hij heet Richard, is een Amerikaan, getrouwd met een Panamese en hij is een echte koekenbakker. En dan bedoel ik niet koekenbakker zoals ze dat in Brabant bedoelen, maar in de zin dat hij verstand heeft van het bakken van koeken. Zijn vrouw werkt bij hem in de zaak, en ze hebben nog een Panamese vrouw in dienst. Af en toe komt de Panamese poetsvrouw van het hostel een kopje koffie drinken in de bakkerij om bij te kleppen. Het is er echt gemoedelijk, het ruikt lekker, de man zorgt voor werkgelegenheid en hij vult een enorm gat in de markt. Als ik mijn ontbijt kom eten bij hem in de zaak dan kan ik echt genieten van de mogelijkheden die hij creeert.

Ergens in de middag zat ik in de tuin van het hostel in de zon een boek te lezen terwijl er een Panamees naar binnen komt. Hij wil een praatje met me maken. Ik vind het best. Hij ziet er netjes uit, spreekt Engels, is beleefd, maar je kunt in zijn gezicht zien dat hij niet altijd gezond is geweest. Puntje komt bij paaltje, hij is geld aan het inzamelen voor een soort van opvang tehuis voor straatkinderen. Hij was zelf ooit een straatkind, was door die organisatie opgevangen en het is redelijk goed gekomen met hem. Hij verkoopt nu boekenleggers om zo geld in te zamelen, heeft een badge en alles om aan te tonen dat hij geen oplichter is. Een deel van het geld dat hij inzamelt gebruikt hij om van te eten. Ik bekijk de boekenleggers, zie dat er bijbelse teksten opstaan. Wat nu? Ik wil iemand best helpen, ook als ik van tevoren weet dat niet alles op de plek van bestemming terecht komt (zoals bijvoorbeeld bij Novib en zo). Ik ben duidelijk geen aanhanger van geloof maar in sommige situaties kan geloof effectief zijn om levens enigszins op orde te krijgen. Ik weet op dat moment dat ik een paar losse dollars en een paar briefjes van 20 dollar in mijn broekzak heb zitten. Dat ik de man iets ga geven staat vast. Ik moet snel handelen en geef de man 20 dollar, ik heb geen idee waarom. Hij bedankt me en gaat weer verder. Ik zit weer alleen in de tuin in de zon. Ik vraag me af waarom ik de man 20 dollar gegeven heb. 1 dollar had ook volstaan voor een boekenlegger. Het is niet zo dat ik die 20 dollar zelf beter had kunnen gebruiken, maar misschien iemand anders wel. Bijvoorbeeld de poetsvrouw van het hostel. Heel aardige vrouw, met een zoontje dat, zoals de meeste Panamezen, gek is van basebal, werkt netjes, alle dagen van de week. Zo iemand geef ik dan 5 dollar of zo terwijl ik 4 nachten daar geslapen heb. Een dag eerder geef ik iemand iets van 4 dollar terwijl hij me helpt een rivier over te steken. Ik denk dat de keuze voor 20 dollar niet veel met ratio te maken heeft maar wel met gevoel. De keuze om naar Costa Rica en Panama te komen is zo'n zelfde keuze. Normaal ben ik weken lang aan het wikken en wegen voor ik besluit om op vakantie te gaan. De beslissing om te gaan wonen waar ik nu woon was eigenlijk ook binnen een paar minuten rond. Ik zie hier een overeenkomst tussen het op gevoel beslissen en het saldo van mijn bankrekening.

Omdat de tijd maar voort blijft tikken was het tenslotte toch tijd om Boquete te verlaten. Met stevige tegenzin, dat wel. Mijn laatste bestemming is Bocas del Toro, een eilanden groep in de Caribbean. Om daar te komen neem ik eerst de bus naar David. Van daaruit vertrekken busjes richting Almirante. In Almirante kun je de boot nemen naar Bocas del Toro. Nietsvermoedend stap ik in David uit om op zoek te gaan naar de bus richting Almirante. Voor mij stapt een grote familie Panamezen in een busje, gekleed in traditionele klederdracht. Niet veel later worden ze weer het busje uitgeschopt door de adjudant van de buschauffeur. Het schijnt dat die gasten weigeren te betalen. Ik bemoei me er niet mee en stap in, niet verwachtend dat er in een busje met 20 zitplaatsen 35 man passen. Omdat ik een zitplaats heb wordt er een klein hummeltje op mijn schoot gedropt, een man legt zijn pens in mijn nek, mijn buurman krijgt een doos met kuikens op zijn schoot gelegd, en we kunnen vertrekken. Een ritje van 4 uur. Om nooit meer te vergeten. Wat een natuur! Ik begin langzaam het idee te krijgen dat die Panamezen de natuur in Costa Rica een lachertje vinden. Het is mij volstrekt onbekend waarom ze hier niet iets meer mee doen. Het kost vrij veel moeite om het land in te komen, je wordt simpelweg tegen gewerkt, maar als je er eenmaal bent... Misschien dat de Panamezen in Costa Rica gezien hebben wat er gebeurt als je toeristen verwelkomt, en dat ze daarom alles een beetje tegenhouden. In Almirante aangekomen besluit ik om te blijven zitten tot de eindbestemming Changuinola. Ik had gelezen dat vandaar ook een boot zou varen naar Bocas del Toro. Uitstappen in Almirante zou zonde zijn, wie weet wat we nog allemaal passeren! In Changuinola stap ik dan toch uit, ik vraag aan een paar mensen waar de boten zijn voor naar Bocas del Toro. Ik wordt vreemd aangekeken. Een man weet zich iets te herinneren, maar zegt dat die boten al jaren niet meer varen. De adjudant van mijn busje ziet dat ik mensen van alles aan het vragen ben. Zonder iets te zeggen haalt hij zijn schouders en onderarmen op, daarmee mij nonverbaal vragend "Que va?", op een manier zoals alleen Latino's en Italianen dat kunnen. Ik loop terug naar het busje en leg hem het probleem voor. Hij begint een beetje te knoteren. Hij vind dat ik hem had moeten vertellen dat ik naar Bocas del Toro moest, dan was dit niet gebeurd. Dit is adjudant onwaardig. Om zijn reputatie een beetje op te schonen mag ik gratis terug naar Almirante, met een snelheid die veilig stelt dat ik de eerstvolgende boot in ieder geval niet ga missen. Stel je voor, wat moeten zijn collega adjudanten niet denken als ik die boot niet haal?

Helaas was het op Bocas del Toro niet zo'n mooi weer, waardoor de golven nogal hoog waren en de boot reis erg onprettig. De kapitein was volgens mij ook niet erg ervaren. Ik hield er in ieder geval al rekening mee dat we zouden omslaan. Dat is gelukkig niet gebeurd. Op het eiland aangekomen werd ik meteen bij de lurven gevat door iemand die voor een bureautje werkte. Ik vond het prima, ik zou het er toch van gaan nemen deze week. Meteen een snorkel trip geboekt bij de beste man voor de dag erna. De dag erna was het nog steeds slecht weer. Ik heb wel nog wilde dolfijnen gezien, en het snorkelen was echt mooi. Ik sprong helaas iets te enthousiast van het bootje waardoor ik met de onderkant van mijn voet het koraal raakte. Relatief (ten opzichte van de rest van mijn verwondingen) viel de kras wel mee. Het water was heerlijk warm vergeleken met het weer boven water. Volgens mij heb ik nog nooit in mijn leven koraal gezien, ik kan het me in ieder geval niet herinneren en het lijkt me hoogst onwaarschijnlijk dat ik zoiets moois zou vergeten. Allerlei kleurrijke vissen gezien. Sommigen kun je met de stroming mee achterna zitten, dan worden ze bang, gaan ze zich verschuilen en zie je ze echt niet meer. Je weet dat ze er zijn, maar je ziet ze gewoon niet.

Vlak na het snorkelen begon het weer beter te worden, echt stralende zon, en dan is zo'n boottocht toch net wat anders. We werden vervolgens gedropt op een mooi wit strand. Daar heb ik nog wat geouwehoerd met een Engelsman. Met deze Engelsman heb ik na het einde van de tocht nog afgesproken in een bar. Eenmaal in de bar aangekomen drong het tot me door dat dit de eerste keer was in mijn vakantie dat ik 's avonds op stap ben geweest. Er hing een prima sfeer, ik begon me al af te vragen of ik niet iets gemist had deze vakantie door steeds vroeg op te staan. Later op de avond werd me duidelijk van niet. Het was toch meer van het volk dat zichzelf nog steeds stoer vond omdat ze veel zopen. De Engelsman vond het ook maar vreemd dat ik geen lijntje met hem snoof. Ik was immers een Nederlander en was daardoor aan mijn stand verplicht mee te doen. Ik dacht het niet Piet! Hij was al bijna een jaar op pad, was ook in Azie geweest, daar vond hij het eigenlijk ook wel beter (lees: daar kon je meer zuipen voor minder geld), maar was naar Latijns Amerika gekomen voor "the coke and the birds". Later op de avond kwam ik erachter dat de beste man de dag van te voren juist 35 was geworden. Toch wel triest eigenlijk. Ik vrees dat hij niet de enige is. Om een uur of 1 heb ik maar de pin erin gehouden. Vanwege de hoeveelheid regen vond ik dat ik maar beter terug kon gaan naar Costa Rica. Eigenlijk zou ik liever terug gaan naar Boquete, maar dan moest ik die irritante grensovergang nemen. De volgende ochtend was het stralend weer. Alvorens uit te checken ben ik een paar blokjes omgelopen. Als de zon schijnt dan valt opeens alles op zijn plek op zo'n eiland. Of misschien was het omdat al die "hardcore" zuipers nog in hun nest lagen. Ik begon in ieder geval te twijfelen of het wel zo'n goed plan was om het eiland te verlaten. De relaxte houding van de mensen klopt volledig bij de omgeving als de zon schijnt. Ik zelf sla dan ook over op Caribbean mode. Zodoende checkte ik een uur te laat uit bij het hotel, hetgeen uiteraard geen probleem was. Bepakt en bezakt liep ik naar het bootje dat me naar het vaste land moest brengen. Daar aangekomen bedacht ik me dat mijn paspoort en pinpas nog in de "kluis" van het hotel lagen. Toch maar even terug gelopen en de Caribbean mode even uitgeschakeld. Door het betere weer is zo'n boottocht ineens een genot. Het water was echt glad. Je vraagt je dan af waarom je eigenlijk geen bootman geworden bent ipv ingenieur.

Op het vaste land aangekomen wordt me een taxi aangeboden tot aan de grensovergang. Dat vond ik wel wat, ik zou het er immers van nemen deze week. De taxi chauffeur heette Salomon. Op zijn dashboard had hij een sticker van Chiquita bananen. De beste man had 27 jaar voor Chiquita gewerkt maar werd na een reorganisatie ontslagen. Hij wist echt alles van bananen. Ik denk dat het een ritje van ongeveer een uur was, het ging zeker 50 minuten over bananen (en aanverwante zaken). Het schijnt dat Nederland en Duitsland uitsluitend Chiquita bananen ontvangen vanuit de provincie Bocas del Toro (niet de eilanden maar het vaste land). Half Centraal Amerika staat vol met bananen velden om de halve wereld te voorzien. Ik weet niet geheel toevallig dat The United Fruit Company (waar Chiquita onder valt) een zeer twijfelachtig verleden heeft als het aankomt op mensenrechten. Salomon daarentegen was heel trots dat hij voor Chiquita heeft mogen werken. Misschien wel iets te trots. Terwijl hij zijn verhaal afstak reden we heel toepasselijk tussen de bananen velden door. Op een gegeven moment werd hij heel stil. Ik vraag hem of er iets mis is. Hij geeft geen antwoord, pakt zijn zakdoek uit zijn broekzak, pinkt een traantje weg, dept voor de show ook nog even zijn voorhoofd droog en zet de radio aan. Bij de grensovergang aangekomen nemen we afscheid. Ik realiseer me dat ik, ondanks dat het een mooie vakantie was, meer tijd in Panama had moeten spenderen dan in Costa Rica. Zonder enige problemen ontvang ik een stempel van Panama. Ik wist dat ik een gammele brug over moest lopen. En dan een stempel moest vragen aan de Costa Ricaanse kant. Zoals met alles heb je verschillende gradaties, zo ook in gammele bruggen. Deze gammele brug stond volgens mij echt op instorten. Terwijl ik er overheen liep bedacht ik me dat iemand die iets zwaarder dan ik zou zijn en een iets zwaardere rugzak bij zich zou hebben, er wellicht doorheen zou zakken. Ik kon toen nog niet weten dat er aan de andere kant een dieplader stond te wachten om over te steken. Ik kon het niet geloven, vroeg aan de chauffeur of hij over wilde steken. Hij bevestigde. Let op mijn woorden: Binnenkort lees je ergens in de krant een heel klein stukje over een ingestortte brug tussen Costa Rica en Panama. Aan de andere kant kreeg ik ook meteen een stempeltje. Zo simpel kan het dus zijn zo'n grensovergang.

In Costa Rica ben ik vervolgens een dagje in Puerto Viejo de Talamanca blijven hangen. Daar was ik in het begin al geweest. Het is beter hier te wachten op het vliegtuig dan in San Jose. Ik heb wederom de fiets genomen en ben richting Panama gefietst. Dit keer was het echter schitterend weer. Er was nog 1 vogel die ik verwacht had te kunnen zien op mijn vakantie, maar die ik nog niet gezien had: de tucan. En ja hoor... 2 stuks vlogen er over van het bos aan de ene kant van de weg naar het bos aan de andere kant van de weg. De volgende morgen had ik zowaar moeite om met de bus naar San Jose te gaan. Ik had geen zin om afscheid te nemen van het mooie weer, de sapjes, de natuur en de rust. Maar ja. Ik ben nu toch in Tilburg. Mijn huid begint langzaam te schilferen. Mijn ogen en tanden worden minder wit, in tegenstelling tot mijn huid, de wallen zijn er alweer. Het is 1 doffe ellende. Ik kan niet wachten tot ik weer op vakantie kan.



Advertisement



Tot: 0.223s; Tpl: 0.013s; cc: 7; qc: 43; dbt: 0.0413s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 1; ; mem: 1.2mb