Advertisement
Published: February 1st 2015
Edit Blog Post
Bij terugkomst in Belfast kwamen we in een pakhuis terecht. In de woon- en studeerkamer stonden de verhuisdozen drie hoog opgestapeld. We hadden dus toch nog een beetje Sinterklaas, want bij het uitpakken kwam de ene na de andere onvermoede schat tevoorschijn. Opmerkelijk wat er allemaal in je kelder staat te verstoffen zonder dat je het weet! Zo bleek ik over niet minder dan drie waterkokers en twee koffiezetapparaten te beschikken, de Senseo niet meegerekend. Mochten er onverwacht dertien dwergen en een tovenaar op de stoep staan, dan sta ik dus niet met de mond vol tanden – of in elk geval niet wegens een gebrek aan waterkokend en koffiemakend gerei. Nog heuglijker was de ontdekking van een tamelijk goede fles wijn die ik nog voor mijn promotie (we schrijven het jaar des heren 2008) had gekregen. Verder kwamen er uit de krochten van mijn kelderdozen onder andere een redelijk geconserveerde zomerjas, een onontwarbaar kluwen van kabels en een stapel oude Urbanus-strips tevoorschijn. Het was, kortom, een feest van herkenning.
Verhuizen is vooral de kunst van het weggooien, dus een groot deel van deze meuk verdween linea recta in de vuilcontainer. Maar zelfs nadat het kaf van het koren was
gescheiden, bleef er nog een berg spullen over. Een kelder of zolder is in ons nieuwe appartement niet voorhanden, maar gelukkig bezit het zo’n overdaad aan inbouwkasten dat we de boel met gemak konden verstouwen – inclusief de stapels en stapels boeken die maar tevoorschijn bleven komen. De volgende stap was het verwijderen van de wanstaltige bloemetjesgordijnen die de huisbazin blijkbaar de moeite van het ophangen waard had gevonden. Nadat deze traanverwekkende gedrochten achter slot en grendel waren verdwenen en door pretentieloze blanco IKEA-gordijnen waren vervangen, begon de woonkamer er al aardig knus uit te zien. We missen alleen nog een bank, maar die wordt op korte termijn bezorgd.
Natuurlijk blijven er nog genoeg ditjes en datjes over. Het verhuisbedrijf belooft al weken de lege dozen te komen ophalen, maar maakt nog geen aanstalten dit ook daadwerkelijk te doen. Ook naar de schade die in het trappenhuis is veroorzaakt, heeft men nog geen vinger uitgestoken. Dit bevestigt maar weer eens de oude wijsheid dat je het beste met betalen kunt wachten tot alle diensten naar tevredenheid zijn geleverd. Zodra men je geld binnen heeft, is mijn droeve ervaring, maken efficiëntie en klantgerichtheid op wonderbaarlijke wijze plaats voor een beleid
van zwijgen, uitstellen en ontkennen. Minder zorgwekkend, maar op een praktisch niveau veel vervelender is het feit dat de sleutel van de brievenbus nog altijd niet is overhandigd, zodat we alleen aan onze post kunnen komen door een hand in de gleuf te wurmen en op goed geluk te graaien. Alles waar onze vingers met deze grabbeltonmethode niet bij kunnen, ligt op de bodem van het kastje te composteren. Ik kijk er al naar uit om halverwege februari eindelijk mijn kerstkaarten te kunnen lezen…
Niettemin zijn we er ontegenzeggelijk op vooruitgegaan. Moesten we in ons vorige buurtje vaak om de hondendrollen en plassen braaksel heen navigeren, op ons nieuwe adres wonen we duidelijk op stand. Hier geen smalle straatjes met nog smallere stoepen, waarop dan ook nog eens auto’s geparkeerd staan, zodat je het asfalt op moet zodra je op een tegenligger stuit. Hier geen wapperende vlaggen die de protestantse of katholieke gezindheid van de bewoners luidkeels van de daken schreeuwen. In plaats daarvan liggen er riante villa’s in het groen, of zullen dat althans doen zodra deze miserabele zogenaamde winter voorbij is en er weer blaadjes aan de boomtakken ontspruiten. Goed, de studentenkolonie Elms Village ligt om de
hoek en produceert ’s avonds zo nu en dan vlagen dronken gejoel, maar daar valt prima mee te leven. Wij zijn immers ook jong geweest en denken nog vaak met een weemoedige glimlach aan die dolle dagen terug.
Nu we min of meer op ons nieuwe adres geïnstalleerd waren, konden we ons weer aan academische zaken wijden. In Rudmers geval betekende dat het schrijven van een ambitieuze beursaanvraag (academici zijn notoire subsidieslurpers), plus de voorbereiding van de nakende verdediging van zijn proefschrift. In mijn geval betekende het vooral het in elkaar draaien van het onderwijs voor het lentesemester. Tot nu toe ben ik er op het educatieve vlak nog genadig vanaf gekomen – ik heb in de vorige periode maar één cursus hoeven geven – maar die tijden zijn voorbij: vanaf februari moet ik in maar liefst vier cursussen aan de bak, al hoef ik die gelukkig niet alle vier van het eerste tot het laatste college te verzorgen.
De bergen onderwijs die aan de horizon opdoemen, zijn enigszins intimiderend. Dat komt niet in de laatste plaats door de onderwerpen van de vakken die ik moet geven. Zo heeft men mij de cursus “Griekenland en Macedonië tussen 404
en 337 voor Christus” in de maag gesplitst. Ik vermoed dat de ogen van menig lezer op dit punt een beetje glazig beginnen te worden, en geen wonder; het is naar mijn bescheiden mening nu niet bepaald de spannendste periode uit de oude geschiedenis. (Maar helaas wel het vakgebied van de prof die dit jaar met emeritaat is gegaan…) Bovendien weet ik er maar marginaal méér van af dan u, brave lezer, dus dat wordt beslist lachen volgende week.
Erger nog: ik heb het gewaagde plan opgevat om voor een ander vak enkele colleges aan de Bijbel te besteden. Om preciezer te zijn, aan de Bijbel als historisch document, wat neerkomt op vragen als “moeten we het Scheppingsverhaal letterlijk nemen”, “lijken al die zondvloedvertellingen niet erg op elkaar” en “wie was die Jezus van Nazareth nu echt”. In Noord-Ierland zijn dit delicate kwesties. Toen ik mijn drieste plannen ontvouwde, zag ik de gezichten van de teaching assistants dan ook betrekken. “Potential dynamite,” mompelde er eentje. Ik hoop maar dat hij het niet letterlijk bedoelt – ik zal tenslotte de eerste in Belfast niet zijn die omwille van het geloof de lucht in vliegt!
Mijn uur van
de waarheid moet dus nog aanbreken, maar voor Rudmer was het op 30 januari al zo ver. Op die dag stond hij in een mooi oud zaaltje van de Universiteit Antwerpen achter het katheder en werd door een internationale commissie van geleerden aan de tand gevoeld over Spinoza, Hume en het belang van denkbeeldige narratieven voor sociale cohesie. Ik zie de blikken van één of twee lezers alweer afdwalen, dus ik haast me te verklaren dat hij met vlag en wimpel voor de verdediging van zijn proefschrift is geslaagd! De enige smet op de dag was dat men zijn naam op het aankondigingsbord als “Rutmer Beilsma” had gespeld. Jawel, twee fouten maar liefst – waarschijnlijk zat er een analfabeet aan de knoppen.
Die avond togen afgevaardigden van de families “Beilsma” en Icks naar een chique Italiaans restaurant om het heuglijke feit van Rudmers promotie te vieren, wat me in staat stelt om dit blog wederom met een niet-zo-eenvoudige, doch ongetwijfeld voedzame maaltijd te besluiten. Heft het glas, waarde lezers: de wijsbegeerte heeft er weer een doctor bij!
Advertisement
Tot: 0.077s; Tpl: 0.012s; cc: 5; qc: 44; dbt: 0.0448s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 1;
; mem: 1.1mb