Advertisement
Published: August 5th 2007
Edit Blog Post
Zaterdag 30 juni. Vandaag vroeg uit de veren (de Chinezen staan altijd vroeg op zegt Wim). Ontbijt op de kamer en daarna met de bus naar het noordoosten van Chengde. We brengen een bezoek aan twee van de twaalf tempels die als genoegdoening voor de grensvolkeren uit Tibet, Mongolië en Xinjiang, gebouwd werden. De keizer liet de tempels bouwen in de stijl van de grensvolkeren om zo tot een betere verstandhouding te komen.
We bezoeken eerst de Puning Si (Tempel van de Universele Vrede). Bij de ingangspoort vinden we drie stèles met opschriften in Manchu, Mandarijn, Mongools en Tibetaans, dit als tegemoetkoming naar de verschillende volkeren.
Op het eerste binnenpleintje staat links de Trommeltoren, die nog gebruikt wordt voor belangrijke Boeddhistische ceremonies.
Aan de rechterzijde staat de klokkentoren. In het midden is er gelegenheid tot offeren: wierookstokjes vind je hier in alle kleuren en lengtes.
Voor de Hal van de Hemelse Koningen staat de lachende Boeddha. Rechts en links van hem hebben de vier Hemelse Wachters plaatsgenomen. Elk vertegenwoordigt een eigen windrichting, hebben een specifieke gezichtskleur en typische attributen. De wachter van het noorden hanteert een slang, die van het oosten een parasol, die van het zuiden
een zwaard en de wachter van het westen heeft een muziekinstrument. Let op dit zijn allemaal magische voorwerpen met uitzonderlijke krachten waarmee de wachters onherroepelijk de vijanden van het Boeddhisme kunnen verslaan. De wachters zijn onoverwinnelijk maar niet bepaald mooi. Achter de lachende Boeddha treffen we ook een mooie krijger aan: Weiduo.
Op het volgende binnenpleintje staat rechts (Oosten) een zijtempel ter verering van Boeddha. Hier is hij vergezeld van Goddelijke Krijgers die uit het Tibetaans Boeddhisme stammen. Het zijn esoterische goden waar de westerling, maar ook de modale Chinees nogal raar bij staan te kijken. Sommige van deze goden hebben half mensen half dieren gedaanten. Anderen hebben twee lichamen die in een onmiskenbare copulatie verstrengeld zijn. De boodschap van deze uitbeelding is niet de verheerlijking van de seksuele gevoelens maar dat men zich ook moet losmaken van zijn seksuele verlangens indien men het Nirwana wil bereiken. Over het algemeen worden de beelden van deze esoterische goden in de musea niet voor het grote publiek getoond.
De dieren die we hier aantreffen zijn de olifant, de aap, het konijn en de vogel.
Aan de linkerkant van dit binnenplein (westen) staat een hal die gewijd is aan de drie Respectabele
Boeddha’s. Die aan de linkerkant zit op een olifant, de middelste op een tijger en die aan de rechterkant op een kat.
Tussen deze twee hallen is er weer gelegenheid tot offeren. We bemerken dat de Chinese toeristen eerst onder elkaar bespreken wat ze zullen offeren en voor wie. De verschillende offerplaatsen hebben voor hen duidelijk niet allemaal dezelfde betekenis.
De noordelijke tempel van deze binnenplaats is de Mahavira Hal. In het voorportaal staan hier vier mooi versierde bronzen ketels, elk op drie poten. In deze hal bevinden zich de beelden van de 3 soorten Boeddha, men kan ze vergelijken met drie generaties. Sakyamuni is de Boeddha van het heden en staat in het midden, Kasyapa de Boeddha van het verleden staat in het westen en Maitreya die de toekomst vertegenwoordigt staat in het oosten.
Langs een steile trap kunnen we naar boven. Het complex is namelijk gebouwd tegen de flank van een heuvel. Elk volgend gebouw ligt daarom telkens wat hoger zodat we flink moeten klimmen om alles te bezoeken. Op de weg naar boven kunnen we mooie stèles met draken en veel wierookbranders bewonderen.
Links van de volgende binnenkoer bevinden zich verschillende vertrekken. Ze zijn toegankelijk maar
heel sober ingericht. Enkele tekeningen van Boeddha versieren de muren.
Aan de rechterkant is de vroegere rustplaats voor keizer Qianlong: de Miao Yan Shi. De vertrekken zijn wel ingericht maar niet toegankelijk, we mogen enkel een blik naar binnen werpen. Het lijkt wel een kamer waar theeceremonies gehouden werden.
De kleine binnenkoer is versierd met foto’s van feestelijkheden van de Boeddhistische geelkap sekte. Overal zijn er Tibetaanse monniken aanwezig.
We blijven klimmen. Op een bordes staan twee Tibetaanse pagodes.
Voor de tempel van de Mahayana speelt een groepje monniken, als je geld geeft (minimum 100 yuan) Je kan er wierook branden en bidden. Er ligt ook een register waar de gaven van de bedevaarders genoteerd worden. De monniken bespelen een mondorgel, een handtrom, een fluit en een instrument met 10 metalen pannetjes opgehangen in een houten kader. Deze worden bespeeld met een hamer.
De tempel is 39 meter hoog en is een beroemd oud gebouw. Hierin bevindt zich één van de grootste houten Boeddhabeelden (22m 28cm). Het stelt de godin van de barmhartigheid voor, Guanyin, met 1000 handen en 1000 ogen. In werkelijkheid heeft ze 40 armen (20 rechts en 20 links) en 40 paar ogen (op de handen). In
deze tempel kunnen we naar boven mits extra entreegeld, maar het is de moeite. De muur wordt een groen rotswand bekleed met duizenden Boeddhabeeldjes, metershoog! Meestal gaat het om een traditie. Om de bouw van de tempel te bekostigen, kan je een Boeddhabeeldje kopen. De naam van de milde schenker wordt dan bij het beeldje vermeld en in de wand geplaatst. Het bestofte, metershoge beeld, kunne we hier van dichtbij bewonderen.
Achter deze tempel kunnen we nog hoger de berg opklimmen. De hoogste tempel is gewijd aan materieel geluk. Het beeld van de noordelijke krijger Duowen, brengt financieel en materieel geluk. Langs deze laatste trap hangen kilo’s hangsloten, waarin namen zijn gegraveerd. Koppels kopen een hangslot om nog meer verbonden te zijn.
Achter deze laatste tempel is er een mogelijkheid om te picknicken, waar we dan ook dankbaar gebruik van maken.
Het volgende tempelcomplex ligt op loopafstand. ’t Is weer erg warm. We lopen langs een aarden weg. De mensen zitten buiten en we worden aangesproken. Stereotiepe vragen: waar komen jullie vandaan? Spreken jullie Engels in België? Het blijven voor mij toch erg armmoedige toestanden. Bedelaars zijn er in de steden, maar hier valt dat nog mee. We worden
eigenlijk meer lastig gevallen door taxichauffeurs en verkopers van kaartjes en souvenirs.
De Putuo Zong Cheng tempel is het grootste tempelcomplex van Chengde. Het is min of meer een kopie van het Potala paleis van Lhasa. Achter de poort staan twee witte olifanten, symbolen van geluk en kracht. Daarachter is een wit terras gekroond door vijf gekleurde stoepa’s, die de vijf sektes van het Tibetaans Boeddhisme symboliseren. Aan de rechterkant ligt een hoop platte stenen. Naar Tibetaanse gewoonte worden gebeden geschreven op de stenen en deze worden verzameld om verhoord te worden.
Verderop staat een driedelige boogpoort van geglazuurde tegels. De decoratie is zeer mooi: draken en lotusbloemen.
De Zhong Gang hal is een achthoekig gebouw omringd door een Tibetaanse muur. Op de muren zijn trapeziumvormige rode ramen uitgewerkt (blind). Deze versiering vinden we op elk gebouw.
We klimmen hoger. Ook deze tempel is op een berg gebouwd. Het pad leidt naar het Rook Terras, daarop staat de Zaal van Alle Wetten die Eén zijn (Wanfaguiyidan) met vergulde koperen daken.
Het is plots beginnen waaien en gieten. Wij zijn nog net binnengeglipt (Dirk en ik). Onderweg zijn we Thomas, Dette en Wim kwijtgespeeld, maar we hebben allemaal dezelfde schuilplaats
genomen, we zijn vlug herenigd.
In deze zaal (3 bouwlagen) zijn verschillende tentoonstellingen ondergebracht: maquettes van gebouwen, jurten, juwelen, gebruiksvoorwerpen. Erg indrukwekkend zijn de 2 houten pagodes die van het gelijkvloers tot door het dak gebouwd zijn. Boven op het dak hebben we een uitstekend panoramisch beeld.
In een souvenirstalletje kopen we een eerste cadeautje: een lachende Boeddha. En we bieden als volleerden.
We nemen de bus terug naar Chengde. Dette en Wim gaan op zoek naar het busstation, maar het lijkt niet zo eenvoudig. Eindresultaat: er zou een bus om 7 uur vertrekken naar Huangyaguan.
Thomas, Dirk en ik doen inkopen voor het ontbijt. Het brood is uitgeput bij onze winkelier. We moeten verder zoeken. Brood wordt in China weinig gegeten, en veelal is het zoet brood. We hebben nog geluk.
Eten doen we weer in dat lawaaierig restaurant. De Chinezen zijn erg luidruchtig, ze morsen veel en gooien ook veel op de grond. Ze slurpen hun eten bijna. Het spuwen op de grond is een gewoonte.
We hebben geluk: we worden naar een apart zaaltje gebracht waar we rustig van de lekkere schotels kunnen genieten.
Verslaggever: Martine
Fotograaf: Thomas
Advertisement
Tot: 0.362s; Tpl: 0.015s; cc: 27; qc: 135; dbt: 0.1625s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 1;
; mem: 1.5mb