Enkele mooie uitstappen in de buurt van Dunhuang.


Advertisement
China's flag
Asia » China » Gansu » Dunhuang
May 25th 2007
Published: August 6th 2007
Edit Blog Post

Vrijdag 25 mei.

Vandaag stond een uitstap van een halve dag op het programma. Om 7u30 stonden we klaar aan het reisbureau en vertrokken we in hetzelfde busje met dezelfde chauffeur als eergisteren. De rit naar onze eerste halte duurde slechts drie kwartier.
Yangguan was de tweede pas in dit gebied die toegang bood tot het westen en werd gebouwd in 114 voor Chr. Vanuit deze pas kwam men op de zuidelijke tak van de zijderoute om de Taklamakan heen. Deze pas was toen de enige toegang tot dat stuk van de zijderoute. Van deze pas was slechts één wachttoren over gebleven zodat we meenden dat ons bezoek hier erg kort zou zijn. Op het domein dat toegang gaf tot deze wachttoren, bleek nu een themapark gebouwd in een oude stijl. De bewakers die in de gebouwen zaten, waren ook als soldaten en functionarissen uit een ver verleden gekleed. Een groot deel van dit themapark bood hedendaags amusement maar er was ook een gloednieuw museum gebouwd. Na de aankoop van onze ingangtickets kwamen twee jonge meisjes naar ons toe. Ze zeiden dat ze voor gids studeerden en in het kader daarvan nu een soort stage liepen hier in Yangguan. Ze zouden ons graag rondleiden, vooral om zich in het Engels te bekwamen. Ze studeerden aan de universiteit van Lanzhou en zouden dit of volgend jaar afstuderen. Nadien moesten ze nog een specialisatiejaar volgen om officieel gids te mogen zijn. Ze deden hier nu ervaring op omdat ze van hier afkomstig waren en hun ouders in Dunhuang woonden. Al snel bleek dat één van beide meisjes ernstig haar best deed om ons te woord te staan en om als gids op te treden. Af en toe vroeg ze naar een specifieke uitdrukking en als we die gaven, schreef ze dat ook op in een schriftje dat ze bij zich droeg en dat ze ook af en toe raadpleegde voor haar uitleg. Het andere meisje kwam bijna niet aan het woord en haar taak was waarschijnlijk enkel om haar vriendin te steunen.
We gingen resoluut de richting uit van het enige originele dat op dit domein nog te vinden was, de wachttoren die wat verder op een heuvel in de woestijn stond. Onze gids vroeg of we vervoer naar de toren wilde nemen: de meeste toeristen die hier kwamen, reden er met en elektrisch wagentje naar toe maar het kon ook per paard. We vonden dat absoluut niet nodig en zij liet weten dat ze ook veel meer zin had in een wandeling. Op weg naar de toren verlieten we langs de achterkant het themapark via een poort die een reconstructie was van de originele poort die waarschijnlijk in het dal had gestaan toen de pas nog haar functie had.
Op een plein achter deze poort stonden reconstructies van allerhande oorlogsvoertuigen van lang geleden zoals we ook in het museum in Linzi hadden gezien. Verschillende voertuigen stonden er om muren te bestormen, poorten te forceren maar ook het voertuig met de verplaatsbare uitzichtpost. Bij een verdedigingsvoertuig werd een foto gemaakt van Berna met onze gids en haar vriendin. Nu was alles in hout, vroeger waren de messen van metaal geweest en diende het voertuig om aanvallers te spiesen nadat ze een bres in de verdedigingsmuur hadden geslagen.
Iets verder stond een groot standbeeld van een man met een glas wijn. Dit bleek het standbeeld te zijn van Wang Wei een beroemde dichter uit de Tang periode die in één van zijn gedichten had uitgedrukt hoe men zich voelde bij het verlaten van de beschaafde wereld als men deze pas doorging. Onze gids reciteerde de bewuste verslijnen van dit gedicht en kon ook een goede vertaling in het Engels geven, na het raadplegen van haar schriftje. Op een Engelstalige website in verband met reizen in dit gebied en in een Engelstalig boekje dat we in Dunhuang hadden gekocht, hadden we ook vertalingen van deze versregels gelezen die absoluut belachelijk klonken. De vertaling die zij gaf van de twee belangrijkste regels zijn:
“…wait till we empty one more cup of wine.
West of Yangguan there ‘ll be no friend of thine…”
Al wandelend naar de top van de heuvel waar de wachttoren stond, vertelde ze over een legende die deze pas haar bijnaam had gegeven: ‘Schattenstrand’. Eén van de manieren van Chinese keizers om in vrede te leven met de verschillende volkeren aan de grenzen, was het uithuwelijken van prinsessen aan de heersers van buurlanden. Deze prinsessen verlieten meestal zeer tegen hun zin het vertrouwde China en hadden vaak een aanzienlijke bruidschat mee als teken van hun status. Een zekere prinses Wencheng die zou uitgehuwelijkt worden, kwam met haar karavaan in een verschrikkelijke zandstorm terecht nadat zij net de pas had verlaten. De zandstorm duurde drie dagen en sleurde haar volledige bruidschat mee en verspreidde die in de woestijn. Tot de dag van vandaag kan men na een storm overblijfselen van wapens, aardewerk, huisraad en munten vinden die door de wind worden blootgelegd. Uiteraard keken we nadien goed in het zand of we geen stukje bruidschat konden vinden. Helaas had het de afgelopen dagen niet gewaaid, zodat de oogst bijzonder mager bleef.
Aan de top van de heuvel konden we wel de resten van de wachttoren bewonderen. Beneden ons keken we neer op een troosteloze vlakte. Aan onze voeten liep de doorgang die karavanen eeuwen moesten nemen om westerse landen te bereiken. Ook vandaag nog was het uitzicht ontmoedigend en ongastvrij.
Zelfs in het museum bleef onze gids ons vergezellen en gaf ze nog uitleg. Het museum was interessant, alleen was fotograferen er verboden. We kwamen er te weten dat de Grote Muur die we eergisteren bij Yumenguan hadden gezien, daar nog een stuk verder de woestijn in liep en in Mamitu eindigde. Vanaf dat punt waren er westwaarts enkel nog signaaltorens die op strategische plaatsen waren gebouwd om de eventuele komst van vijanden te signaleren.
We kregen trouwens ook een verklaring voor de naam van de poort in die pas, Yumen of ‘Jadepoort’. Deze uitleg was veel aannemelijker dan we tot nu toe in de meeste reisgidsen hadden gevonden. De meest geciteerde uitleg voor deze naam was dat de enorme hoeveelheid jade die uit Khotan via die poort China binnenkwam, de naam verklaarde. In dat geval zou echter deze poort hier, die van de Yangguan, zo moeten heten want Khotan (nu Hetian) ligt aan de zuidelijke zijderoute. Het beroemde jade uit Khotan heeft waarschijnlijk via Yangguan China bereikt. We hadden de gebruikelijke uitleg al betwijfeld, maar geen andere verklaring gevonden.
Wel werd overal verteld dat de oorspronkelijke naam voor de Yumen ooit ‘Klein Vierkant Fort’ zou zijn geweest, wat te verklaren is door de vorm van het fort dat we er hadden gezien. Het terrein ten westen van deze poort moest zo onherbergzaam en ingewikkeld zijn geweest, dat zelfs paarden die in die streek oud waren geworden, er de weg verloren. De bijnaam voor deze pas was daarom lange tijd “Plaats waar de Paarden Verdwalen”.
Op een dag verloor een karavaan de weg, niet lang nadat het in het gebied van het ‘Klein Vierkant Fort’ was gekomen. De leden van de karavaan werden bezorgd en bespraken hoe ze uit hun benarde positie konden geraken. Op een gegeven moment viel er een wilde gans uit de lucht. Een zachtaardige jonge man nam het dier in zijn armen om het bij zich te houden tot ze uit deze onherbergzame streek waren. Opeens zag de jonge man dat de gans tranen met tuiten huilde en snaterde, waarbij de man meende te horen: “Gak, gak, geef me eten. Gak, gak, ik toon de weg.” De jonge man begreep dat de gans uitgehongerd was en gaf het beest te eten en te drinken. Daarop vloog de gans op en cirkelde rond de karavaan. Ze leidde deze veilig naar de bestemming, het ‘Klein Vierkant Fort’.
Enige tijd later verloor diezelfde karavaan weer de weg in dit gebied. Weer kwam de gans aangevlogen en snaterde luid: “Gak, gak, weg kwijt. Gak, gak, ik wijs de weg maar versier dan de poort met jade”. Terwijl het dit snaterde, vloog het dier voor de karavaan uit en bracht deze veilig naar de pas. Alleen de jonge man kon de gans verstaan en ging de leider van de karavaan vertellen wat de gans gezegd had en gaf ook wat uitleg: “Als u het mooiste van uw jade gebruikt om de top van de poort te versieren, zal de weerkaatsing van de zonnestralen elke karavaan de weg naar de pas aanduiden”. De leider van de karavaan hoorde dit aan maar was niet bereid het mooiste jade hier aan op te offeren. Ongelukkig genoeg was wat later diezelfde karavaan weer de weg kwijt in dit gebied. Ze waren al een tijd op de dool en sommigen bijna stervende door gebrek aan water, toen de gans weer overvloog met de mededeling “Gak, gak, gebruik het jade of sterf”. De leider van de karavaan was radeloos en vroeg de jongeman om raad. Deze zei dat hij moest knielen en zweren zijn mooiste jade te gebruiken om de top van de poort te versieren. De leider deed dit en de gans wees weer de weg naar het ‘Klein Vierkant Fort’. De karavaan was nu tot drie maal toe gered door de gans en de leider van de karavaan was volledig genezen van zijn hebzucht. Hij gebruikte zijn mooiste jade om de top van de poort te versieren met jade, zodat deze schitterde in de zon. Zelfs bij het vallen van de avond was de schittering nog ver in de omtrek te zien en sindsdien verloor geen enkele karavaan meer de weg in dat gebied. Vanaf die tijd had de poort zijn huidige naam: ‘Jadepoort’ en heette de pas ‘Pas van de Jadepoort’.
De vijandige omgeving, het moeilijke reizen in de streek en de inspanningen om de Grote Muur te bouwen en er poorten aan te leggen, liggen aan de oorsprong van bijzonder veel verhalen en legenden. De diepere betekenis van al deze verhalen is dat de kost aan mensenlevens om hier al deze bouwwerken te maken, te onderhouden en te bemannen heel de geschiedenis door onmenselijk groot moet zijn geweest. Dit verklaart ook waarom de Grote Muur in China nooit geliefd is geweest en op sommige plaatsen zelfs is verdwenen: te veel mensen hebben bij de bouw er van het leven gelaten, de belastingen om hem in stand te houden wogen vaak te zwaar en te veel jonge mannen moesten er de garnizoenen bemannen. Toen de Grote Muur tijdens de Qing dynastie geen prioriteit meer was voor het keizerlijke hof, verviel het bouwwerk snel en werd het vaak gebruikt als groeve voor bouwmateriaal en voor leem om akkers vruchtbaar te maken. De mythische verhalen over het bouwwerk in het buitenland (die daar vaak ontstonden) en de buitenlandse toeristen die de Grote Muur kwamen bezoeken, hebben uiteindelijk de Muur beroemd en nu ook geliefd gemaakt in China.
In het museum maakten we ook kennis met Zhang Qiang die rond 130 voor Chr. door keizer Wudi werd uitgezonden om in buurlanden steun te zoeken tegen de Hunnen. Deze afgezant van de keizer werd in dit gebied door de Hunnen gevangen genomen en als gevangene meegevoerd naar de steppen van Binnen Mongolië. Na 10 jaar wist hij te ontsnappen en na omzwervingen die nog drie jaar in beslag namen, kwam hij terug met een schat aan geografische en militaire inlichtingen. Naderhand kon het leger van Wudi de Hunnen definitief verslaan, mede dankzij zijn informatie.
Ten slotte mag ik Mme Feng niet onvermeld laten. In dit museum was een heel stuk gewijd aan haar levensverhaal. Zij was de eerste vrouw van wie geweten is dat ze een diplomatieke opdracht kreeg van de Chinese keizer en op diplomatieke missie door dit gebied reisde in 52 voor Chr.
Toen we bij de uitgang toch iets aan ons gidsje wilden geven omdat ze ons zo goed had geholpen, weigerde ze dit categoriek. Ze bedankte ons nog omdat ze had mogen oefenen en zei dat ze er zelf heel wat van had opgestoken.
Ons gidsje had ons kunnen meegeven dat iets verderop inderdaad nog overblijfselen lagen van een oude stad Shouchang. Ze was er zelf één keer geweest. We besloten echter snel om deze site maar over te slaan omdat ons bezoek aan Yangguang veel langer had geduurd dan we hadden voorzien.
Op weg naar Dunhuang stopten we nog wel bij de Westelijke 1000 Boeddha grotten. Deze grotten waren in de vallei van de Dang rivier uitgehakt en versierd. Deze vallei kon men pas zien als men er vlak bij was geraakt en opeens een groene afgrond zichtbaar werd: de smalle vallei die door de rivier was gevormd liep opeens steil naar beneden. Deze vallei had veel bomen en was daardoor zeer schaduwrijk. De boom die het meeste opviel was een indrukwekkende wilg van naar verluid 500 jaar. De gids die ons wat later door de grotten zou leiden, vroeg ons of deze bomen ook bij ons voorkwamen. We zeiden dat dit inderdaad het geval was, maar dat we er geen kenden die zo oud was.
De rotswand bestond hier grotendeels uit conglomeraatgesteente, waardoor de grotten die er gemaakt waren veel meer waren beschadigd door regen en wind dan andere gelijkaardige grotten in het gebied. Nu zijn er nog 40 grotten over en slechts 16 hebben nog beelden en schilderingen. Deze grotten lagen direct op de zijderoute, in tegenstelling tot de meeste anderen waarvoor men een omweg moest maken. De ligging halfweg tussen Dunhuang en Yangguan zorgde ervoor dat men hier vanaf Dunhuang na één dagreis kon raken. Het was voor karavanen de laatste halte in veilig gebied want na nog één dagreis zou men de Yangguan bereiken. Alle reizigers op weg naar het westen hebben in de buurt van deze grotten overnacht en zullen deze meestal bezocht hebben in de hoop wat hemelse bescherming te kunnen bekomen.
Toen we er toekwamen was alles er dicht, maar al wandelend in de vallei kwamen we de bewaker van de grotten tegen. Hij was ook onze gids en liet ons zes grotten zien waar we zeer mooie Boeddhistische rotstekeningen zagen en ook de overblijfselen van de oudste beelden uit dit gebied, namelijk uit de 3e eeuw. Van deze beelden was een deel van de rieten binnenkant te zien, de lemen buitenkant was voor een groot deel verdwenen. De bewaker sprak geen woord Engels maar deed bijzonder zijn best om zich verstaanbaar te maken. Hij had snel door wanneer we zijn uitleg niet begrepen en dan probeerde hij het op een andere manier. De grotten die we bezochten waren uit zes verschillende periodes en hij liet overal de specifieke kenmerken van die tijd zien. Hij kon ons duidelijk maken dat de schilders van de oudste grotten enkelvoudige kleuren hadden gebruikt, niet verkregen door menging van basiskleuren. In de latere grotten had men een groter pallet aan kleuren gebruikt door pigmenten te mengen.
In grot 3 waren de schilderingen in het voorste gedeelte en het plafond nog oorspronkelijk en ongeveer 1000 jaar oud. Hier wees de gids op de oneffen toestand van het plafond dat het schilderen had bemoeilijkt. Van op de grond gezien was de geschilderde figuur echter in de juiste proporties en met het juiste perspectief geschilderd, wat op het vakmanschap van de schilders wees. De gids verwees niet alleen wat betreft het vakmanschap naar Michelangelo, maar ook naar het feit dat diegene die dit plafond had geschilderd er problemen met de rug en nek aan moet hebben overgehouden. Heel speciaal was in grot 7 de afbeelding van een liggende Boeddha van de Xixia. De schilderingen op de wand in die grot waren prachtig. Veel gezichten op schilderingen hadden wenkbrauwen en neus die opvielen door de opvallend bleke kleur. De gids verklaarde dat hiermee het bezoek in een grot met weinig verlichting werd nagebootst: als je in een donkere omgeving met een licht op iemands gezicht schijnt, weerkaatsen deze uitstekende delen ook het meeste licht. Als men bij een foto gebruikt maakt van een flits, zei hij, heb je daar ook vaak last van overbelichting.
De hemelse muzikanten uit grot 5 hanteerden een groot aantal muziekinstrumenten, waarvan er een paar heel specifiek Chinees zijn zoals de lusheng, de erhu en de pipa. Leuk was ook dat in de paradijzen soms magische muziekinstrumenten rondvlogen die uit zich zelf muziek maakten.
Het bezoek hier duurde ruim twee uur waarvan we ons geen seconde hadden verveeld. De chauffeur gaf op de terugweg weer flink gas. Hij reed gelukkig alle winkeltjes voorbij zodat we iets na 13u weer in Dunhuang waren.



Zaterdag 26 mei.

Vandaag zouden we maar één korte uitstap maken. Aan de buitenkant van Dunhuang ligt in de woestijn een groot kerkhof dat al meer dan 2000 jaar in gebruik is en nog steeds wordt gebruikt. Hier zijn verschillende graven uit de 3e eeuw opgegraven en één ervan was voor publiek toegankelijk. We namen een taxi voor een korte rit naar de rand van de stad, waar de taxi een zandpad op reed en 3 à 5 km door een dorre kale vlakte reed waar hier en daar heuveltjes de getuigen waren dat het om een kerkhof ging. Oude heuveltjes waren kaal, nieuwere hadden een bedekking van bakstenen. Op een gegeven moment kwamen we aan een dergelijk heuveltje met een klein gebouwtje ernaast en een plaats waar regelmatig auto’s parkeerden. Hier had men een paar jaar geleden een graf van de Wei uit de periode van de Drie Koninkrijken opgegraven. Toen we er aankwamen was er behalve het personeel niemand. Tijdens ons bezoek kwam er nog een taxi met twee Chinese toeristen toe. Eén van de vrouwen die er gids was, ging met ons mee en voerde ons via een trap naar een grote ondergrondse ruimte waar een bakstenen ingangspoort onder de grond was gebouwd. Bij de bouw van het graf was in de woestijn eerst een verticale schacht van ongeveer 10 à 15 m diep gemaakt. Dit graf was niet zo groot en had één centrale kamer en twee zijruimtes. De bodem van de schacht moet hier ongeveer 4 m op 8 m zijn geweest en waarschijnlijk was er ook een schuine helling gemaakt in het midden van één van de lange zijden om materiaal aan te voeren. Op de bodem van de schacht waren eerst de centrale en de twee zijruimtes opgetrokken. Het waren koepelvormige ruimtes die zonder cement waren gemaakt door bakstenen van gedroogde klei op elkaar te stapelen. De centrale ruimte was ongeveer 3 à 4 m hoog zodat ik er zonder problemen kon staan. In de zijruimtes moest ik me bukken. Nadien had de centrale ruimte vóór de ingang een hoge siergevel gekregen die ver boven het graf zelf reikte en bijna tot boven aan de schacht moest zijn gekomen. Ook deze siergevel bestond uit op elkaar gestapelde, gedroogde bakstenen van klei. Na de begrafenis waren de helling en de schacht weer opgevuld met aarde om het graf toe te dekken. Tot slot had men een heuveltje boven op het graf gemaakt.
Toen we een beetje aan het duister gewend waren, zagen we dat de siergevel heel kunstig was gemaakt en een beetje op een hoge en smalle voorgevel van een tempel leeg. Boven de ingang naar het graf waren twee sieringangen gemaakt alsof ze naar een minitempeltje voerden. Veel van de bakstenen waren geverfd met mensen- en dierenfiguren. Vaak hadden de versieringen een symbolische betekenis. Bovenaan waren de drie Godkoningen (San Huang) geschilderd: de eerste Godkoning, Fuxi was er centraal afgebeeld met zijn vrouw Nu-Gua. Aan weerskanten stonden ook de tweede Godkoning, Shennong en diens opvolger Suiren. Over de vrouw van Fuxi bestaat er een leuke legende in één van de vele versies van het scheppingsverhaal. In die bewuste versie waren de mensen niet ontstaan uit Pan Gu. Het was Nu-Gua die de mensen schiep omdat zij de aarde zoals die door Pan Gu was geschapen, maar saai vond. Om wat leven in de zaak te brengen, boetseerde zij de mensen uit klei en sindsdien was de aarde niet meer saai.
De siergevel had een heel mooie constructie en de kleine altaren en uitsteeksels die op de gevel waren aangebracht, leken samen de contouren van een gezicht te vormen. Ik mocht hier gelukkig foto’s nemen. Bij de verlichting door één of twee zaklampen waren de omstandigheden niet ideaal maar ik kon toch enkele redelijk bruikbare foto’s maken. De centrale ruimte waar we eerst kwamen, was de eigenlijke grafruimte geweest van een echtpaar. Er was een mooie (replica) fresco op de muur geschilderd. Halverwege de ruimte had oorspronkelijk een zijden doek de ruimte voor het fresco afgeschermd. Daar hadden waarschijnlijk ook grafgiften gestaan. Op elk van de zijkanten had een houten grafkist gestaan met de beide lijken. Op één van de hoeken waar de koepel begon, was een stuk van het gewelf verdwenen. Langs hier waren ooit grafrovers binnengedrongen en hadden de sierraden meegenomen. Andere grafgiften, vooral huisraad, waren echter achter gebleven. Eén van de zijruimtes was een badkamer, de andere was een keuken en had oorspronkelijk keukengerief gehad op de rekken aan de muur die er weer waren aangebracht. Bakstenen die uitstaken hadden gediend als kaarsenstandaard voor de verlichting. De koepel van de centrale ruimte had bovenaan een sluitsteen die met een symmetrisch patroon was beschilderd. Onze gids deed haar uiterste best om over het graf en de versieringen uitleg te geven en omdat ze eenvoudige taal hanteerde lukte het redelijk goed. Toen de twee Chinese toeristen iets later ons vervoegden, moest ze een deel van haar uitleg herhalen. Wij vonden dat niet erg want zo konden wij nog proberen enkele foto’s te maken: Berna richtte de zaklampen op een mooi versierde plek en ik probeerde dan een foto te maken. We kregen zelfs even de zaklamp van de gids te leen om wat extra bij te lichten. We zouden later nog een dergelijk graf bezoeken maar daar was fotograferen absoluut verboden. Hier was men gelukkig minder streng, vooral omdat waarschijnlijk een groot deel uit replica bestond: verscheidene van de originele beschilderde bakstenen hadden we in het slecht verlichte museum van Dunhuang gezien. Ik was er gelukkig toen wel in geslaagd om er daar ook een paar op de foto vast te kunnen leggen.
In het kleine museumpje in het gebouwtje gaf de gids nog wat extra uitleg, vooral aan de hand van foto’s die waren gemaakt tijdens de opgravingen. Op de manier waarop de gids met de rondleiding begonnen was konden we merken dat ze de komst van twee buitenlanders een uitdaging had gevonden. Toen bleek dat we ook wat van haar uitleg begrepen maar vooral toen ze merkte dat we toch iets afwisten van de achtergrond zoals de periode van de Drie Koninkrijken en de San Huang, deed ze echt haar uiterste best om zich verstaanbaar te maken. Deze positieve houding kon ook een uitleg geweest zijn voor het feit dat we hier hadden mogen fotograferen.



Zondag 27 mei.

Vandaag zou waarschijnlijk onze zwaarste dag worden in Dunhuang. We zouden eerst ruim 100 kilometer naar het oosten moeten langs de grote weg, maar daarna 60 km naar het zuiden via kleine wegen om de grotten van Yulin te bereiken. Van daar zouden we nog eens 60 km moeten afleggen naar de overblijfselen van de oude stad Suoyang en ten slotte bijna 25 km verder voor de Oostelijke 1000 Boeddha grotten. De terugtocht van deze grotten naar Dunhuang zou tot slot nog meer dan 200 km bedragen. Het zware werk was normaal voor de chauffeur, maar begon voor ons al vóór het vertrek. De trip was geregeld in twee keer, waarbij de zwaarste onderhandelingen waren gebeurd op 22 mei. De bevestiging van deze uitstap was gebeurd na onze dagtrip van de 24e. Het ‘probleem’ lag hem bij het feit dat deze twee verschillende onderhandelingen niet met één en dezelfde persoon waren gebeurd. Terwijl op 22 mei uitgebreid het parcours was overlopen over alles wat we op onze drie uitstappen wilden zien, was op de 24ste nog enkel over de prijs gesproken. Niet alleen de chauffeur maar ook de twee bedienden van het reisbureau waarmee we de afspraken hadden gemaakt, waren om 7u30 aanwezig bij ons vertrek. Onwillekeurig voelden we dat er iets niet klopte. Net voor hij wegreed verifieerden we in de auto bij de chauffeur of hij wist waar het vandaag naar toe ging. Hij bleek enkel op de hoogte te zijn van het bezoek van de grotten van Yulin. De twee bedienden werden erbij geroepen. Diegene met wie we op de 22e het traject hadden besproken, hield zich op de achtergrond. De andere bediende voerde het woord en hield vol dat op de 24e niets over de twee andere bestemmingen was gezegd en dat ze enkel daarom akkoord was gegaan met de prijs voor vandaag van 500 Y. Ons antwoord was, dat deze prijs op de 22e al door haar collega was goedgekeurd voor het besproken traject, en dat we met haar eigenlijk alleen de prijs voor de halve dag hadden bediscussieerd. Het enige wat de oorzaak was geweest van onduidelijkheid, was de personeelswissel geweest. We konden er niet goed achter komen of dit met opzet was gebeurd of niet, maar we maakten hen wel duidelijk dat dit een fout was van hun kant en verantwoordelijk voor het misverstand. Van onze kant was de fout geweest dat we de 24e niet opnieuw alles hadden herhaald wat de 22e al was besproken. Dit was vooral te wijten aan het feit dat we toen een zware daguitstap achter de rug hadden. We hadden één van onze eigen regels geschonden die luidt: “Nooit aankopen doen, nooit onderhandelen als je moe bent.” Uiteindelijk draaide de discussie enkel om wat centen. Dat de chauffeur wat verder moest rijden en dat de dag wat langer zou duren werd niet eens aan bod gebracht: de afstand was langer en er zouden meer onkosten zijn voor de benzine. De extra som die gevraagd werd was niet onoverkomelijk en bedroeg 100 Y. Er werd toch door ons op dit bedrag nog hardnekkig afgeboden. De bedoeling hiervan was vooral dat ze deze situatie zelf ook vervelend zouden vinden en dat ze dit scenario in de toekomst zelf zouden vermijden met andere toeristen. Wat we van de 100 Y konden afpingelen, gaven we na het vertrek aan de chauffeur zodat hij er toch ook een extraatje aan overhield.
De tocht op de grote weg richting Anxi verliep vlot. We zagen nog enkele vuurtorens in de woestijn langs de weg. De meesten hadden ernstig geleden onder de erosie van vooral de wind. Toen we één ervan voorbij waren gereden, zagen we pas dat de achterkant praktisch ongeschonden was, maar door de hoge snelheid waren we er al voorbij. We onthielden de plaats en namen ons voor om op de terugweg te stoppen voor een foto. Aan de rechterkant van de weg lagen redelijk dichtbij bergen van het Qilian massief. De woestijn was kurkdroog maar klaarblijkelijk kon het hier toch goed regenen, omdat de voorzieningen om de weg tegen wegspoelen te beschermen, indrukwekkend waren. Indien het regende zou het water van de bergwand stromen en heel snel de weg bereiken. De weg had daarom om de 100 m een ‘brug’ waar het water onder de weg kon doorstromen. Om ervoor te zorgen dat het water ook deze doorgangen zou gebruiken en niet de weg zou wegspoelen, waren telkens twee opeenvolgende doorgangen met elkaar verbonden met een dijk. Deze bestond uit het zware woestijnzand en liep telkens van één brug in een boog naar de volgende. De dijken waren met cement verstevigd op de plaats waar ze het water onder de weg moesten kanaliseren. Bijna 100 km lang had men het woestijnzand gebruikt om deze dijken langs de weg aan te brengen. In 1997 hadden we bijna zes weken aan de rand van de Taklamakan gereisd. We hadden daar een groot deel van de zuidelijke en een deel van de noordelijke zijderoute gevolgd. Daar hadden we kunnen zien wat er gebeuren kon indien men deze voorzieningen niet trof: we hadden midden in de woestijn wegen gezien waar opeens stukken waren weggespoeld een enkele keer tot wel 100 m lang.
Na 100 km moesten we een zijweg inslaan. Op deze zijweg was men met werkzaamheden bezig. De omleidingen die men had voorzien, waren de naam van weg niet waard. Het traject was hobbelig en erg stoffig en soms leek het of we gewoon over de bedding van een uitgedroogde rivier reden. De weg in aanleg konden we regelmatig naast ons zien. Men had er het asfalt afgehaald maar op de plaatsen waar niet gewerkt werd, was de weg in veel betere staat dan de piste waar we op reden. Het enige probleem was dat de weg een halve meter hoger lag. Terreinwagens en vrachtwagens konden deze zandhelling wel nemen en hadden geregeld de overstap gemaakt naar de weg waar men nog aan bezig was. Onze chauffeur probeerde één keer het spoor van een vrachtwagen te volgen om op de weg te raken maar dit lukte niet. Hij was verstandig genoeg om dit op tijd te zien zodat we het busje nog achteruit konden duwen om de omleiding te volgen tot de werkzaamheden voorbij waren. De chauffeur moest een paar keer stoppen om de weg te vragen. Heel erg was dit niet, één keer konden we zelfs tijdens zo’n oponthoud heel kort een oude ommuurde lemen stad bezichtigen. Deze stad was helemaal verlaten en we hadden er nergens een vermelding over gevonden. De muren van deze burcht waren nog opvallend intact.
De Yulin grotten lagen zeer mooi in een vallei die de Yulin-rivier hier had uitgeslepen. De rivier werd gevoed door sneeuw en ijs van de gletsjers op de bergen, en het water was dus heel het jaar door ijskoud.
Op deze site kon men het basisticket nemen waarvoor men een 10-tal gewone grotten te zien kreeg. Een paar grotten hadden het label ‘speciaal’ gekregen omdat ze unieke schilderstijlen en figuren lieten zien die elders niet voorkwamen. We kozen er uiteindelijk voor om het basisaanbod uit te breiden met grot 3, waarvoor we elk wel 150 Y extra moesten neertellen.
We hadden het geluk een gids voor ons alleen mee te krijgen die goed uitleg kon geven in het Engels. We kregen uiteindelijk 12 gewone grotten te zien en grot 3. In veel van de gewone grotten zagen we schilderingen die zeker zo mooi waren als in de grotten van Dunhuang. Om eerlijk te zijn vonden we er veel nog mooier dan die van de Mogao grotten. Sommige van de wandschilderingen waren praktisch onbeschadigd en we waren telkens met onze gids alleen in de grot en hadden alle tijd om alles goed te zien.
We kregen hier ook wat meer details over de geschiedenis van deze streek die heel complex was geweest met verschillende rivaliserende stammen van verschillende etnische oorsprong. In de 2de helft van de 7de eeuw was het gebied rond Dunhuang ingenomen door de Tibetanen. Verzwakt door onderlinge onenigheid werden deze in 851 uit de Hexi Corridor verdreven door het privé-leger van de Chinees Zhang Yi Cao. Hij ontving beloningen en titels van het Tang-hof. Het gebied maakte daarna weer deel uit van het Chinese Rijk maar tot 911 had de familie Cao hier de touwtjes in handen (deze naam vinden we in sommige bronnen geschreven als Chao). In 911 werd het gebied onderdeel van het Uygurse Koninkrijk Shazhou. Gedurende de periode van de heerschappij van de Uyguren, bleef het gezag in Dunhuang in handen van de familie Cao die er gouverneurs leverde. Er vonden politieke huwelijken plaats tussen het huis Cao, en de dochters van de koning van Khotan. De familie Cao heeft bijdragen geleverd voor een groot aantal van de grotten van Mogao en waren opdrachtgevers voor verschillende van de grotten van Yulin. We konden hier portretten zien van verschillende van de gouverneurs van de familie Cao en hun vrouwen. Ze waren in verschillende grotten als opdrachtgevers afgebeeld die de versiering van de grotten hadden gefinancierd. Deze portretten waren levensgroot en namen een prominente plaats in. De familie Cao wilde waarschijnlijk goed laten blijken wie in dit gebied belangrijk was. Bij het portret van de laatste gouverneur vertelde onze gids dat hij in de strijd om de macht met rivaliserende families veel opponenten had laten uitschakelen. Toen het gebied in 1036 ingelijfd werd door het rijk Xixia van Tibetaanse afkomst, hing hij zichzelf op waarschijnlijk uit angst voor represailles.
In grot 12 waren de schilderingen afkomstig van de Tang-dynastie. Omdat het Chinese Rijk toen op zijn hoogtepunt was, leefde de elite in grote luxe. De afgebeelde vrouwen waren dan ook mollig, overeenkomend met het schoonheidsideaal uit die tijd. Onze gids vertelde dat de mensen toen misschien wel dik waren, maar nog gezond leefden en er dus geen last van hadden. Ze voegde er aan toe dat er nu ook veel dikke Chinezen zijn. Nu leven ze, volgens haar, niet gezond en daarom vormt dit nu wel een gezondheidsprobleem.
Er werd ons een andere modetrend van die tijd aangewezen: rode lippen en grijze wenkbrauwen zouden toen voor vrouwen in geweest zijn. De grijze kleurstof werd speciaal ingevoerd en had de tijd onveranderd doorstaan. Ook het hemelsblauw en een prachtige kleur groen was na al die eeuwen onveranderd gebleven. Hiervoor waren destijds de pigmenten lazuriet en malachiet ingevoerd vanuit Afghanistan.
In het voorportaal van grot 16 stonden we oog in oog met de eerste Cao gouverneur en zijn vrouw, een Uygurse prinses uit Khotan. De grot zelf had prachtige schilderingen waaronder uitbeeldingen van het Westelijke en het Oostelijke Paradijs. Onze gids vertelde ons hoe we deze konden onderscheiden maar we waren zo bezig met het bewonderen van de schilderingen dat een deel hiervan ons ontging. In één van de paradijzen (het westelijke denk ik) kon men grote aantallen Hemelse Muzikanten zien. Ze bespeelden een grote variëteit aan muziekinstrumenten, waaronder zelfs een soort drumstel. In het andere (volgens mij het oostelijke) kon men her en der Lotuskinderen zien. Dit waren kleine, mollige en roze baby’s die uit een lotusbloem kwamen. Dit weerspiegelde de hergeboorte van een mens in het paradijs.
In grot 19 stond een ander lid van de familie Cao afgebeeld als donateur samen met zijn vrouw. Hij was 30 jaar gouverneur geweest. In deze grot stonden naast hem ook zes van zijn zonen geportretteerd en aan de zijde van zijn vrouw al de schoondochters. In deze grot was een typisch Indische afbeelding te zien van acht draken en acht drakendochters die Boeddha moesten beschermen.
Na wat klimmen stonden we op een balkon in grot 6 voor het hoofd van de 24,7 m hoge zittende Boeddha gemaakt tijdens de heerschappij van Wu Zetian. Uit geschriften die zijn teruggevonden, kwam men te weten dat men 20 jaar nodig had om deze grot en Boeddha te maken. Het beeld was nog oorspronkelijk uit die tijd maar het was opnieuw geverfd tijdens de Qing-dynastie en toen ook met bladgoud bekleed. Van dichtbij bekeken, had deze Boeddha een strenge gelaatsuitdrukking, helemaal niet de vriendelijke glimlach die we gewend waren. Waarschijnlijk vond hij het maar niets dat de stervelingen zo hoog klommen om oog in oog met hem te staan. De laatste van de gewone grotten was weer grot nr. 6 maar nu helemaal beneden. We stonden daar als nietige dwergen en konden niet eens boven de tenen van Boeddha uitkomen. Deze opstelling leek Boeddha veel beter te bevallen: van hieruit gezien had Boeddha weer de minzame glimlach om de lippen, als vanouds.
Grot 3 deden we als laatste aan. Hiervoor hadden we extra moeten betalen. De schilderijen waren er niet speciaal mooier dan in de gewone grotten, dat was in feite onmogelijk. Hier waren enkele unieke zaken te zien. Veel van de schilderingen waren van de Xixia periode. De Mongoolse Yuan dynastie had na de verovering van China zwaar wraak genomen op dit volk van Tibetaanse afkomst, de Tangut. De Tangut werden bijna uitgeroeid en overal werden de zichtbare herinneringen aan de Tangut vernietigd. Boeddhagrotten zoals in Yulin waren hierop een uitzondering, hoewel ook hier de schilderingen van de Xixia zeldzaam zijn. Verschillende symbolische voorstellingen van het universum waren hier te bewonderen. Dergelijke Mandala’s kan men in Tibetaanse kloosters veel zien en zijn voor westerlingen ondoorgrondelijke maar mooie abstracte afbeeldingen. Ook hier zei de gids dat ze te ingewikkeld waren om te kunnen verklaren. Niet alleen was haar Engels daartoe ontoereikend, sommige van deze Mandala’s hadden hun geheimen nog niet prijs gegeven en men had ze nog niet kunnen interpreteren. Zeer bijzonder en volgens onze gids één van de meest speciale tekeningen van al de grotten in het district Dunhuang, was een Guanyin met 51 hoofden en 1000 armen. In elke hand had ze wel een ander voorwerp dat diende om de mensen te helpen. Gelijktijdig was dit schilderij een onuitputtelijke bron voor historici over het dagelijkse leven en de dagelijkse gebruiksvoorwerpen van de Xixia van wie zo weinig informatie is overgebleven. Een andere Guanyin, ook van de Tangut, had 11 hoofden en 1000 armen.
De grotten van Mogao hadden we prachtig gevonden, deze grotten vonden we van nog hogere kwaliteit. Ook het feit dat we een Engelstalige gids voor ons beide hadden speelde natuurlijk een belangrijke rol.
Bij al de grotten was de administratie tot nu toe bijzonder strikt geweest. Indien iemand een speciale grot wilde bezoeken, werd daar een formulier voor opgemaakt in tweevoud. Men vroeg het paspoort om de naam van de bezoekers te noteren. Ook het grotnummer en het betaalde bedrag werd ingevuld. Dit formulier moest men dan ondertekenen. Elke bezoeker moet het extra bedrag betalen: kwam men met een groep van 10 man om in Yulin grot 3 te bezichtigen, dan moest er 10 keer 150 Y worden betaald. Eén formulier bleef bij de kas, met het andere kon de gids de sleutel voor die speciale grot gaan afhalen. Waarschijnlijk werd daar nog eens in een logboek het uitlenen van de sleutels genoteerd. Het tweede formulier kreeg de toerist van de gids als betalingsbewijs, nadat de sleutel was afgehaald. Deze maatregelen hebben onder andere als doel om het aantal bezoekers te beperken omdat de fresco’s toch wel delicaat zijn. Omkopen van een bewaker of gids om ‘in het zwart’ een grot te kunnen bezoeken wordt op deze bureaucratische manier ook bemoeilijkt. Het is natuurlijk jammer dat de meest kapitaalkrachtige toerist het meeste kan zien maar men kan natuurlijk moeilijk er een democratisch kansspel van maken. Enkel in de Westelijke 1000 Boeddhagrotten was er maar één bewaker, die de administratie deed, het geld ontving en als gids dienst deed. Ook hij deed dit echter heel stipt: onze chauffeur die zelf de grotten nog niet had bezocht dacht daar met ons mee te lopen: hem werd categoriek de toegang geweigerd door deze gids die voor de rest één en al vriendelijkheid was.
We hadden tijdens de rit naar Yulin al gemerkt dat dit de eerste keer was dat onze chauffeur hier kwam. Op de andere twee uitstappen had hij nooit aan de weg getwijfeld, hier had hij na het verlaten van de grote weg drie of vier keer de weg moeten vragen naar de grotten van Yulin. Ook om de overblijfselen van de oude stad Suoyang te vinden moest hij een paar keer de weg vragen en af en toe terugrijden. De toegang tot deze site lag dan ook nogal afgelegen. Het kantoor waar de toegangstickets werden verkocht was gelegen in de grote woonkamer waar men net aan tafel zat. We kregen een jonge gids mee om ons in de site te vergezellen. Het was een aardige jonge vrouw die echter als gids niet veel voorstelde. Ze had waarschijnlijk goed ingeprent wat er op de site te vertellen viel en dat waren vooral plaatselijke legenden. Ze sprak veel te snel voor ons zodat ze ons eigenlijk niet veel kon duidelijk maken. Ze had ook nog geen ervaring genoeg om het op een andere, eenvoudiger manier te proberen. Terwijl ze met ons rondliep, stelden we enkele vragen over de functie van de gebouwen waar we de resten van zagen, de ouderdom en de omvang van de site. Buiten het verhaal dat ze had ingeprent, kon ze ons eigenlijk niet veel informatie geven. Ze had dit ook snel door en stelde ons voor dat we op eigen houtje door de resten van de oude stad zouden dwalen: er was slechts één weg door het struikgewas dat naar en van de ingangspoort voerde zodat we niet konden verdwalen. We stemden maar al te graag met dit voorstel in. In de oude stad stonden een paar borden met summiere informatie. We wandelden een stuk over de overblijfselen van de stadsmuren die, zoals de rest van de stad, uit leem waren gebouwd. De muren waren nog erg indrukwekkend en we konden ook nog aan een stadspoort zien hoe een uitsprong ervoor met een tweede poort had gezorgd voor een stuk dat men kon afsluiten om aanvallers te isoleren en van alle kanten te bestoken. Op één van de hoeken van de muur was een groot deel van een wachttoren overgebleven. Van de huizen was niet veel meer te zien dan vormloze leemhopen. In de verte zagen we wel structuren die klaarblijkelijk nog muren met een ingang vertoonden. We konden ook op een flinke afstand een pagode zien: hier had de beroemde monnik Xuan Zong ooit nog het Boeddhisme gepredikt. Helaas hadden we niet voldoende tijd om zover te wandelen. We vonden de resten van deze oude stad indrukwekkend en ons bezoek aan de site duurde ongeveer een uur. De stad had vroeger uit verschillende onderdelen bestaan die van elkaar waren afgescheiden door muren. Waarschijnlijk was dit een soort compartimentering geweest als bijkomende verdediging bij een aanval.
Toen we terugkwamen van ons bezoek stond de chauffeur ons al ongeduldig op de parking op te wachten. Direct reden we door naar de derde bezienswaardigheid, de Oostelijke 1000 Boeddha grotten. De weg ernaar toe was een smalle asfaltweg die na enige tijd overging in een grintweg. Op deze smalle weg haalde de chauffeur nog minstens een snelheid van 80 km per uur. Omdat deze weg af en toe een inzinking vertoonde waar bij regen het water over de weg kon stromen, moest hij af en toe stevig op de rem trappen. Zelfs dan maakte de onderkant van het busje soms onzacht kennis met de bodem. Nog voor we de grintweg bereikten, stopte de chauffeur omdat een auto achter hem heftig toeterde. Het was de chauffeur van een groepje van drie Japanse toeristen die we in de Yulin grotten waren tegen gekomen. Zij hadden daar naast de gewone grotten nog twee extra grotten bezocht maar waren er toch maar even lang als wij gebleven. De chauffeur van de Japanners, die alleen was, zei iets tegen onze chauffeur die daarop een minachtend gegrom liet horen en het busje draaide. We snapten er niets van, vooral niet toen we weer bij het kantoor van de site van Suoyang stopten. Het bleek dat we ook daar de tickets voor de Boeddhagrotten moesten aanschaffen en dat de gids met de sleutels ook van daar met ons zou mee rijden. Het was duidelijk dat onze chauffeur hier nog nooit was geweest. Tijdens ons bezoek aan de site was hij in het kantoor blijven zitten en had daar klaarblijkelijk ook met geen woord over de volgende uitstap gerept. Men had hier ook niet de moeite genomen om even te informeren of we misschien de Boeddhagrotten zouden bezoeken. Gelukkig dat de Japanners hier juist waren toegekomen en dat hun chauffeur ons wilde verwittigen.
Ook hier was er een basisticket voor enkele gewone grotten en moest men extra betalen voor speciale grotten. We hadden al zoveel Boeddhagrotten gezien dat we besloten hier enkel grot 2 te bezoeken, één van de speciale grotten en de grot die het meest in de literatuur werd vermeld. De gewone grotten waren hier allemaal van de Qing-dynastie en op andere sites hadden we al gezien dat deze in vergelijking met die van andere periodes vaak nogal amateuristisch over kwamen.
Aan een nog grotere snelheid reed onze chauffeur nu opnieuw richting Boeddhagrotten. De gids die we nu mee hadden, dezelfde van daarnet jammer genoeg, hapte regelmatig naar adem en greep geregeld naar steun om zich vast te grijpen. Zonder ongelukken en zonder zichtbare schade aan het busje kwamen we in een troosteloze ravijn. Bij een hek werd even gestopt om de poort te openen en iets verder werd de auto geparkeerd bij enkele trappen die naar de grotten voerden. De chauffeur moest een tijd claxonneren om de bewaker te verwittigen van onze komst. De grotten hadden dubbele deuren. De gids had de sleutels van de binnendeuren, een oude bewaker die hier woonde, had de sleutels van de buitendeuren. Deze bewaker was een beetje doof en niet al te snel meer ter been en daagde niet direct op. Ons gidsje holde wat verder de ravijn in om hem te verwittigen en kreeg ook zijn sleutelset in handen. Terwijl wij in grot 2 al een tijdje het verhaal van ons gidsje poogden te volgen, kwam de oude bewaker ook aangewandeld om zijn sleutels weer in ontvangst te nemen. De uitleg van ons gidsje was hier jammer genoeg voor ons niet veel waard. Gelukkig hadden we in het kantoor van de posters die daar hingen, foto’s kunnen maken van wat er in grot 2 te zien was. Toen we het fotoapparaat bovenhaalden werd bijna in paniek geroepen dat er niet gefotografeerd kon worden maar we konden ze toch geruststellen. Op het scherm van het apparaat lieten we geregeld zien wat ze ons moest tonen, waarna ze ons het betreffende fresco aanwees.
Het speciale van de Oostelijke 1000 Boeddha grotten was dat ze uitgehakt en versierd werden tijdens de late Xixia periode en een zeer belangrijke bron vormen om deze samenleving te onderzoeken. We hoopten in grot 2 ook een beroemde tekening te zien van de monnik Xuan Zong die naar het westen reisde om daar het Boeddhisme te bestuderen en er originele geschriften te kunnen verkrijgen. Hier en in het gebied van het huidige Xinjiang zou hij veel Boeddhistische lezingen houden. In deze moeilijke reis werd hij begeleid door een gids van de Hu nationaliteit (Shi Bantuo). Ze doorstonden veel gevaren en beproevingen. De afbeeldingen over deze reis van Xuan Zong in Yulin en de Oostelijke 1000 Boeddha grotten zouden de oudste zijn over deze tocht. Het verhaal van Xuan Zong zou 300 jaar later de inspiratie vormen voor het bekende verhaal ’Reis naar het Westen’. Daarin speelt naast een monnik, Koning Aap een hoofdrol. Deze laatste zou geïnspireerd zijn op de baardige gids van de Hu nationaliteit. Afbeeldingen van avonturen uit dit verhaal zijn we al in heel veel Boeddhistische tempels tegen gekomen. Jammer genoeg was de oudste versie, namelijk die over Xuan Zong niet te vinden in grot 2. Wel zagen we één van de beroemdste afbeeldingen van de bodhisattva Guanyin. De transformatie naar vrouw was nu volledig geslaagd en ze werd afgebeeld als een zeer elegante vrouw met uiterst uitdagende kleding: de bovenkleding was afgebeeld alsof die nat was gemaakt. Doordat deze strak tegen het lichaam lag, waren de vrouwelijke vormen goed zichtbaar waren. De kleding was uiterst sexy, zodat deze Guanyin met een echt minirokje en blote navel een uitzonderlijke uitbeelding was van de ‘Godin van de Barmhartigheid’. Om het nog wat aantrekkelijker te maken voor toeristen, wordt deze Guanyin beschreven als ‘China’s mooiste Boeddha’. Met wat meer gevoel voor publiciteit zou de slogan ‘China’s meest sexy Boeddha’ natuurlijk meer publiek kunnen trekken.
Tijdens ons bezoek aan grot 2 kwam daar ook de groep van de drie Japanse toeristen toe. Ze hadden grot 2 ook op hun programma staan zodat onze gids hen eerst hier de rondleiding gaf. Wij konden daardoor nog even in alle rust de fresco’s bekijken waarvoor we gekomen waren. De zaklamp die we in Dunhuang gekocht hadden, deed nu al voor de vierde keer uitstekend dienst. Na deze grot zei de gids dat we nog de mogelijkheid hadden om (mits bijbetaling) de grotten te bezoeken die de Japanners nog zouden aandoen. We bedankten hiervoor. We hadden nu heel wat mooie grotten gezien. Met een goede gids zouden we er misschien anders over gedacht hebben, maar met deze gids vonden we meer grotten het extra geld niet waard. De Japanners hadden nog voor de drie ‘gewone grotten’ en voor nog een andere ‘speciale grot’ betaald. Gelukkig deden zij de grotten in een hoger tempo dan wij want het bleek dat we toch op hen moesten wachten omdat de gids met ons mee terug zou rijden naar de site van Suoyang. Waarschijnlijk had onze chauffeur dit geregeld met de chauffeur van de Japanners terwijl wij daar onze tickets kochten. De Japanners waren hier met een gewone personenwagen en de gids zou daar in principe bij kunnen maar dan zaten ze wel erg krap. Hun chauffeur had de onze waarschijnlijk aangesproken om tegen een vergoeding voor het transport van de gids te zorgen. Het was daarom dat onze chauffeur, die anders nogal gehaast was, ons vroeg om een beetje geduld om op de terugtocht de gids te kunnen meenemen.
We vonden dit geen bezwaar omdat we nu alles op ons programma hadden gezien. Uiteindelijk zouden we pas om 19u30 terug in Dunhuang zijn. Het programma van vandaag was redelijk uitgebreid geweest. We hadden vandaag echter meer dan twee uur verloren omdat het voor deze chauffeur de eerste maal was dat hij de uitstap naar deze sites deed. Bij aankomst in Dunhuang stonden beide bedienden van het reisbureau toch een beetje ongerust te wachten en vroegen of alles in orde was. We konden hen gerust stellen en zeggen dat we alles gezien hadden, dat het zeer mooi was geweest maar dat we nu wel moe waren.
Uiteindelijk bleken we geen fut meer te hebben om te gaan eten zodat we het deden met wat we nog op de kamer hadden en redelijk snel in bed kropen. We moesten de volgende dag weer op tijd uit bed omdat we nog moesten inpakken en om 10u10 de bus nemen naar onze volgende bestemming, Jiayuguan.




Advertisement



Tot: 0.396s; Tpl: 0.031s; cc: 27; qc: 132; dbt: 0.1896s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 1; ; mem: 1.7mb