Parelzaaien in Broome en schilpadden zoeken op 80 mile Beach.


Advertisement
Australia's flag
Oceania » Australia » Western Australia » Broome
November 15th 2006
Published: December 11th 2006
Edit Blog Post

Woensdag 15 november.

Om 8u werden we aan de ingang van het kampeerterrein door een bus opgehaald voor een bezoek aan de Pearlfarm van Willie Creek. De chauffeur, Jenny, was gelijk ook de gids voor het grootste deel van de dag. Ze was een vrolijke spraakwaterval die bijna de hele busrit van 38 km aan het woord was. Ze begon met de opmerking dat de weg naar Willie Creek afgesloten was en dat de tocht nu naar Derby ging (220 km verder) "hebben ze jullie daar niets van gezegd? ...grapje!" zodat de stemming er gelijk inzat. Uiteindelijk werden in totaal een 30 toeristen opgehaald en ging het richting Willie Creek.
Het eerste deel was de weg verhard, maar het grootste deel bleek een onverharde weg die in niet al te goede staat was. Jenny scheurde er met de bus overheen of het een lieve lust was en bleef grotendeels uitleg geven. De weg (die men trouwens met bulldozers aan het effenen was) was voor een groot deel uitgehold zodat de bus vervaarlijk naar een kant overhelde.
De ‘farm’ bleek op zo'n afgelegen plaats te liggen omdat de getijdenstromingen daar erg beperkt waren wat het werken er vergemakkelijkte en veiliger maakte.
De naam Willie Creek bleek afkomstig van een speciale boom die daar voorkwam. In Geikie Gorge had de ranger ook al over deze boom verteld, zonder de naam te noemen. Aboriginals gebruikten de schors van deze boom om in stilstaand water te vissen: wat schors in het water verlamt de vissen die boven komen drijven. Je selecteer wat je hebben wil. Daarna het schors weghalen en de rest van de vissen kan weer wegzwemmen!
De tour bestond uit 5 delen: het vervoer met toeristische informatie onderweg door Jenny, uitleg over de werking van een moderne parelkwekerij door Brad, pauze met versnaperingen, boottocht langs enkele kweekplaatsen in de Creek en ten slotte bezoek aan de toon- en verkoopzaal.
Alles zat goed in elkaar en de informatie was heel degelijk, alleen sprak Brad zo snel dat het voor de niet-Engelstaligen soms niet te volgen was. Toen hem gevraagd werd het wat kalmer aan te doen, zei hij dat hij het wilde proberen maar dat hij zoveel te zeggen had... en na twee minuten ratelde hij weer als een waterval met een typisch Australisch accent. Dit was het enige minpuntje aan de tour. Toen we dat aan Jenny meldden, verontschuldigde ze zich uitgebreid en kon ons wel de hele tekst van Brad in het Nederlands geven.
De tocht met de boot ging langs de verschillende fasen van de kweek. Er werden op de farm zelf oesters gekweekt maar aangezien daarvan slechts 1% bruikbaar is voor het vormen van parels, wordt er ook elk jaar naar oesters gevist. Een oester kan per toeval in de natuur een parel maken: binnen gedrongen materiaal d.w.z. een parasiet, stukje schelp of zo wordt door de oester met parelmoer bedekt en na jaren is dat een parel. Meestal groeit deze echter aan de schelp vast. Om 1 natuurlijke parel te vinden zou men tussen de 10.000 en de 15.000 oesters moeten vangen, openen en doden hetgeen niet echt te verantwoorden is. Om die redenen kweekt men parels door een nucleus op een plaats aan te brengen waar de parel niet aan de schelp kan groeien. Om dit te verwezenlijken ondergaat een oester 2 operaties die met grote vaardigheid moeten worden uitgevoerd door een ‘parelzaaier’. De nucleus (stukje oesterschelp in de vorm van een bolletje) wordt in het geslachtsorgaan van de oester gebracht. Op die plaats kan de parel niet aan de schelp vastgroeien. Daarna wordt er een stukje van de mantel op de nucleus geplaatst omdat alleen dit weefsel parelmoer kan maken. Dit mantelweefsel omhult de nucleus en vormt zo de parelzak waarin de parel zal groeien. Deze operaties moeten heel nauwkeurig worden uitgevoerd en binnen de 45 s anders ontstaan er later 'bloedingen' in de parelzak wat de parel waardeloos maakt. De oester blijft dan ongeveer 2 jaar in het water en bedekt de nucleus met een laagje parelmoer van ongeveer 2 mm dikte met de bedoeling de irritant groot genoeg te maken om hem uit te kunnen drijven. Voor dat dit gebeurt wordt de parel uit de parelzak gehaald. Er wordt een nieuwe, nu iets grotere irritant in de parelzak ingebracht. De oester gaat dan weer voor een 2e maal aan het werk de volgende twee jaar. Na weer een parel te hebben gemaakt herhaalt dit verhaal zich in het 'beste' geval nog twee keer. Slechts 50 % van de oesters slagen er in om twee parels te produceren, 20 tot 30 % kunnen het 3 keer doen en slechts 5 % van de oesters is zo goed dat er vier keer een parel wordt gemaakt.
Als de oester afgekeurd wordt om nog op deze manier parels te maken (dus na maximaal 8 jaar) wordt een oester nog één keer gebruikt: er worden uit schelpmateriaal allerlei vormpjes aan de binnenkant van zijn schelp gekleefd. De oester krijgt ongeveer 8 a 10 maand om deze te bedekken met parelmoer. Daarna is het met de oester gedaan want dan worden deze parels (Mabe-parels) uit de schelp gezaagd. In de parelzak (die leeg was gebleven) wordt dan soms toch nog een parel aangetroffen die geen nucleus bevat en dus voor 100 % uit parelmoer bestaat. Deze parels zijn eerder klein, erg licht en hebben een ongelofelijke hoge glans. Dit noemt men dan Keshi parels die meestal niet regelmatig zijn van vorm.
Deze technische uitleg die we vooraf van Brad hadden gekregen werd wat concreter tijdens de boottocht waar we te zien kregen hoe de oesters in grote platte manden (panelen) op een paar meter diepte worden opgehangen. De panelen moeten regelmatig worden nagekeken: zieke of aangetaste oesters worden verwijderd en de andere oesters moeten worden schoongemaakt. Heel wat algen en andere parasieten vestigen zich namelijk op de schelp. Na verloop van tijd zou de oester hierdoor kunnen afsterven. Voor dit (vuil) werk wordt veel beroep gedaan op rugzaktoeristen die soms graag een centje bijverdienen, 140$ per dag in dit geval. De parelzaaiers daarentegen echter zijn hoog gekwalificeerde mensen (vaak bio-ingenieurs) die heel speciale stages hebben moeten doorlopen om de 'operaties' op de oesters te kunnen uitvoeren. Zij kunnen tot 4000$ per dag verdienen!
Het boottochtje op zich zelf was al heel aangenaam en de uitleg van Jenny verduidelijkte heel veel. Ook de laatste fase, bezoek aan de winkel, verliep heel vlot en niet al te pijnlijk: het bleef voor Berna bij een paar oorbellen met elk een mooie Keshi parel. Berna deed ze gelijk in en draagt ze sindsdien elke dag. Nora had besloten om aan de verleiding te weerstaan, ze had trouwens pas een nieuwe camera gekocht wat eigenlijk niet was voorzien.
Jenny bracht ons ook weer in vliegende vaart terug naar de camping waar we na het middageten wat gingen rusten, mailen en boodschappen doen.
Ten slotte maakten we bij zonsondergang nog een korte maar mooie strandwandeling op het strand van Broome.


Donderdag 16 november.

Om 7u15 vertrokken we al richting Port Hedland met de bedoeling om halverwege een overnachtingsplaats te zoeken bij Eighty Mile Beach 280 km van Broome. De weg was weer zeer eentonig en dus met weinig afleiding. Onderweg was er maar één roadhouse waar we stopten voor een rustpauze en koffie voor de chauffeur. De zijweg naar de camping (10 km) bleek niet verhard en werd omschreven als corrugated. Na 100 m wisten we wat dat betekende want ondanks de voorzichtige chauffeur hotste en botste alles in de kampeerwagen dat het een lieve lust was. Berna was deze dag de passagier en vloog af en toe bijna tegen het plafond (gelukkig gordel aan). Haar grootste vrees gold echter de airco waarvan het voorpaneel een vreemde uitstulping begon te vertonen die precies groter werd naarmate de auto meer daverde. Op de kampeerplaats aangekomen (zeer eenvoudig maar ook zeer goedkoop) vonden we snel een goed plaatsje. In de kampeerwagen bleek alles nog normaal te werken. De camping gaf via een achterpoortje uit op het prachtige en bijna verlaten strand dat zoals de naam aangaf oneindig leek.
Die namiddag maakten we dan ook een mooie strandwandeling. Al snel viel ons de vele sporen op die van de zee naar het begin van de duinen leidde en terug. Nora dacht eerst aan Quad's, vierwielige brommers die overal kunnen opduiken. Door het grote aantal en de richting leek echter zeeschildpadden de enige verklaring. Berna zag trouwens even de kop van een schilpad uit het water duiken maar bij die ene waarneming bleef het. Toen we later gingen informeren bleek dat dit strand inderdaad een van de stranden op de westkust was waar zeeschildpadden hun eieren komen leggen. 's Nachts zouden ze bij honderden het strand op komen om een goed plaatsje te zoeken voor hun eieren. Die avond zou er een begeleide wandeling zijn: om 8u zou men aan het achterpoortje vertrekken onder leiding van enkele Turtle-monitors van Port Hedland die speciaal naar hier waren gekomen om de situatie hier te bestuderen.
Om 8 uur kwamen we met een achttal toeristen en twee begeleiders samen en kregen we in het donker wat uitleg. De procedure van het eieren leggen door een zeeschildpad beslaat 5 fasen: landen, tocht naar de duinen, goede plek zoeken en nest graven, eieren leggen, terugtocht naar zee. Tijdens alle fasen bleek er gevaar voor verstoring zodat men minstens 3 à 5 m afstand van een schildpad moest houden en achter de schildpad moest blijven. Enkel tijdens het leggen van de eieren kwam de schilpad in een soort trance en was ze zich van de omgeving niet bewust: men kon de schildpad dan zonder probleem naderen en zelfs aanraken zonder dat ze het merkte. Het gebruik van zaklampen werd ten stelligst afgeraden: licht op het strand zou de schildpad onherroepelijk terug het water jagen tijdens de eerste drie fasen. We moesten dus dicht bij elkaar blijven, geen licht of lawaai maken en als we een schilpad tegenkwamen stil blijven staan: door haar slechte zicht zouden we in haar ogen een rots zijn waar ze gewoon langs kon.
Onder leiding van de begeleidster gingen we eerst naar het waterfront. Daar werd er naar sporen gezocht: een dubbel spoor zou op en schilpad duiden die naar de duinen was gegaan en terug gekomen en dus weer in zee zat. Een enkel spoor zou betekenen dat er een schilpad nog op het strand was. Dat spoor zouden we dan voorzichtig volgen tot bij de schildpad. Het plan leek te eenvoudig om waar te zijn en was dat ook: het was nieuwe maan, dus pikdonker. Nergens vonden we een enkel spoor en ook met de hulp van infraroodkijker kon men geen schilpadden op het strand detecteren. Een van de redenen kon zijn dat er toch enkele mensen op eigen houtje en mèt zaklampen over het strand liepen waarschijnlijk ook op zoek naar schildpadden terwijl ze die misschien alleen verjoegen. Na een uurtje (ons groepje was al heel bedreven in het nabootsen van een rots) werd de poging opgegeven: 's ochtends konden we het nog eens proberen en anders kon dat ook nog in Port Hedland.


Vrijdag 17 november.

Al om 5u, de zon was dan net op, gingen we met zijn drieën nog eens naar het strand op zoek naar schildpadden. We zagen veel dubbele sporen en op een gegeven moment zagen we ook een schilpad op het strand liggen, net voor de branding. Ze lag met gesloten ogen en bewegingsloos ongeveer 15 m van het water af dat aan het opkomen was. We maakten wat foto's en meenden dat het om een schildpad ging die de opdracht had volbracht maar niet meer in het water was geraakt en er was bezweken. Na een korte en vruchteloze wandeling kwamen we weer terug naar dit enige exemplaar dat we hadden gevonden: het lag nog steeds in dezelfde houding, maar nu slechts 10 m van het water omdat de vloed opkwam. Terwijl we nog wat foto's maakten, ging er even een oog open en snel weer dicht: de schildpad leefde nog maar was te moe om zich verder te slepen en wachtte het water af. Naarmate het water hoger kwam, kwam ook de schilpad weer tot leven. Op het moment dat de eerste golf haar raakte, kwam de schildpad in beweging en duwde ze zich het water in. Natuurlijk werden van dit heuglijke moment foto's gemaakt en ik maakt er men mijn apparaat zelfs een filmpje van dat heel behoorlijk bleek van kwaliteit.
Na dit happy end gingen we ontbijten en daarna reden we richting Port Hedland slechts 83 km verder. Na ruggespraak met Berna en Nora deed ik het stuk onverharde weg nu op een heel andere manier: niks voorzichtig meer, met 60 tot 80 km/h voelden we niet meer iedere bult en bleek het gedaver heel wat minder.
Port Hedland bereikten we tegen 11u. De hoofdactiviteit van deze stad is mijnindustrie (vooral ijzererts), zoutwinning en het transport van erts en zout via de haven en per trein. Ook het toerisme is een belangrijke bron van inkomsten.
In het Toerist Information Centre werden we heel goed en vriendelijk aan de nodige informatie geholpen: om 11u25 konden we al een schip zien binnenvaren om erts te laden en er zou ook een trein zout komen laden. De tijdroosters van de schepen en treinen lag dus in het toeristenbureau en het waarnemen van het in en uitvaren van schepen en van het laden en lossen van treinen is er dus ook een toeristische attractie. Er moet wel gezegd worden dat de treinen in Australië reusachtig lang kunnen zijn, en soms 5 locomotieven hebben om het gevaarte op dreef te houden. De natuurlijke haven bleek ook erg afhankelijk van het getij (slechts 2 aankomende en 2 vertrekkende schepen per dag) en de boten moeten heel voorzichtig door de smalle vaargeul geloodsd worden. We kregen ook te horen waar we konden proberen om hier aan turtle watching te doen.
De informatie over de Karijini kloof die we na ons vertrek uit Port Hedland wilden bezoeken was niet goed: er heerste in die buurt al 9 dagen een bushbrand en het gelijknamig nationale park was voorlopig gesloten. We besloten dit park maar over te slaan en de volgende dag naar Dampier te rijden en ons programma dus wat aan te passen.
Om de schildpadden aan land te zien komen, moest het donker zijn: om 8u zouden we hier een poging wagen. We zorgden dat het avondeten helemaal klaar was en nog enkel hoefde opgewarmd te worden en gingen daarna naar het Zeevaarders Centrum van Port Hedland waar ook toeristen welkom waren om te mailen. Ieder van ons bracht daar 2 uur door achter de computer om het contact met het thuisland gaande te houden.
Rond 7u gingen we op zoek naar de plaats waar schildpadden aan land zouden komen. Deze poging werd echte een fiasco: allereerst was het niet zo eenvoudig om in het donker toegang te vinden tot het strand waar volgens onze informatie de schildpadden aan land kwamen. Eenmaal op het strand was de zichtbaarheid zo gering dat we geen sporen konden zien en bovendien we waren niet eens zeker of we de terugtocht naar de auto nog konden vinden als we ver het strand op zouden gaan. Toen we aan het uitvissen waren welke kant we op moesten en dus even stilstonden, maakte Nora opeens enkele vreemde sprongen: in het donker hadden we niet gezien dat Berna en ik net naast, maar zij net op een groot mierennest stond. Dit laatste deed de deur dicht en we vonden dat de schildpadden hun eieren dan maar zonder ons moesten leggen.
Tijdens het opwarmen van het avondeten bleek onze gastank leeg te zijn: waarschijnlijk was deze dus bij de oplevering van de auto niet vol geweest, weer een extra puntje voor onze klachtenbrief. In de keuken van de camping konden we ons eten gelukkig nog opwarmen waarna we de teleurstellingen van die avond met een glaasje wijn wegspoelden.


Zaterdag 18 november.
Vandaag werd het een rustige dag. Om 8u waren we klaar om te vertrekken. We gingen eerst tanken en lieten ook de gasfles bijvullen. In Karratha kwamen we 5 minuten voor het sluiten van het Visitor Centre aan, maar het was juist op tijd om te vernemen dat er maar één cruise was waar we ons nog voor konden inschrijven. Het leek ons een leuke uitstap dus belden we op om een reservatie te maken.
Dampier, waar we gingen overnachten en waar de cruise ook vertrok, bleek een nederzetting van ongeveer 1000 inwoners. We vonden er een heel rustig caravanpark: toen we aankwamen waren we de enige gasten, ’s avonds stonden er nog een viertal andere auto’s of caravans.
Onze campingplaats had een mooi zicht op de laadplaats voor schepen die er ijzererts kwamen laden. Dit duurt per vracht zo’n 30 uur zodat we goed konden volgen hoe de boten geleidelijk lager in het water kwamen te liggen.
Even dachten we dat de vrouw die de kampeerplaats openhield ze niet allemaal op een rij had: we zagen (en vooral hoorden) haar druk kletsend over de kampeerplaats lopen, de diverse lokalen schoonmaken, de was ophangen… met telkens niemand in de buurt. Toen we wat beter toekeken, zagen we dat ze een papegaai op haar schouder had die overal meeging en daar was ze constant tegen aan het praten.
Na wat luieren, de was doen en wat bijschrijven hadden we ruimschoots de tijd voor het aperitief en bovendien een leuke boottocht in het vooruitzicht.


Advertisement



Tot: 0.112s; Tpl: 0.015s; cc: 11; qc: 25; dbt: 0.0675s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 1; ; mem: 1.1mb