Popayan, Cali en Salento


Advertisement
Colombia's flag
South America » Colombia » Popayan
September 5th 2010
Published: September 6th 2010
Edit Blog Post

Na vier dagen Quito was het tijd om naar Colombia te gaan. Het land dat al snel associaties oproept met geweld, guerrilla, paramilitairen, Pablo Escobar en cocaine. Maar zowel voorafgaand aan onze reis in Nederland als gedurende de laatste vier maanden hadden we vrijwel uitsluitend enthousiaste verhalen gehoord van mensen die het land hadden bezocht. Zo hadden we bijvoorbeeld vernomen dat er relatief weinig buitenlandse toeristen zijn, dat Colombianen de aardigste mensen van Zuid-Amerika zijn en dat het landschap prachtig is.

Met name vanwege dat landschap wilden we graag met de bus Zuid-Colombia in en niet met het vliegtuig meteen helemaal naar het veel noordelijker gelegen Cali vliegen. En net als over zoveel van de eerder bezochte plekken, hadden we ook ditmaal een hoop spookverhalen gehoord over de grensovergang met Colombia. Zo zou het grensgebied onveilig zijn, zou de grenspolitie bijzonder vervelend zijn en zou het zomaar drie tot vijf uur kunnen duren voordat we uberhaupt de grens over waren als gevolg van alle drugs- en veiligheidsinspecties. Ook zou het gevaarlijk zijn om na zonsondergang nog te reizen. Om die redenen vertrok de enige busmaatschappij die behalve tót de grens ook daadwerkelijk de grens overstak al om vijf uur 's ochtends. Dat zou betekenen dat we om vier uur 's nachts op moesten staan. Niet echt een tijd waarop we op ons best zijn. Bovendien bleken de bussen van deze busmaatschappij net zo afgeragd als andere bussen en waren ze ook niet voorzien van gordels.
Ochtendmensen die we zijn, vertrokken we de volgende dag dan ook pas om twaalf uur 's middags met een lokale bus richting de grens. Na een wederom spannende busrit van ruim vijf uur totaan de Colombiaanse grens, duurde het welgeteld niet meer dan vijf minuten voordat we de grens over waren. Nadat we op de grens bij een geldwisselaar op straat dollars hadden gewisseld, gingen we per taxibusje oftwel per colectivo door naar de eerste grote stad in Colombia, genaamd Pasto. Zo mooi als het landschap was tijdens de rit naar Pasto, zo lelijk was de stad zelf. Aangenaam verrast hadden we al direct na aankomst een bijzonder goed en goedkoop hotel gevonden in het centrum. Dit gaf ons hoop op het vinden van een leuk restaurantje. Maar na die avond een halfuur het centrum systematisch te hebben doorkruist, bleek er niets leuk te vinden. Uiteindelijk hebben we dan ook in een soort lelijke vreetschuur tussen zes televisieschermen pizza gegeten. Of eigenlijk kaas met pizza, gezien de hoeveelheid kaas die er op zat.

Na de volgende ochtend eerst nog een gevoelsmatig verplicht rondje in daglicht door het centrum te hebben gelopen, zijn we vertrokken naar het busstation. Toen we daar aankwamen werden we vrijwel direct min of meer besprongen door vier verkopers van verschillende busmaatschappijen die allemaal het hardste riepen dat we met hun maatschappij mee moesten. Nog geen vijf minuten later zaten we al in een gloednieuwe colectivo met gordels. En dat voor een heel zacht prijsje. We voelden ons bijna trots, zo tevreden waren we met hoe we dit keer ons transport hadden geregeld. En de chauffeur bleek ook nog eens een man op leeftijd die rustig reed. Het leek allemaal te goed om waar te zijn. En helaas was dat ook zo. Na tien minuten bekroop ons namelijk het vervelende gevoel dat we deze weg al kenden. Het bleek de weg terug naar de grens met Ecuador. Aan het zachte prijsje hadden we het eigenlijk al kunnen weten. Nog geen minuut later stonden we met onze backpacks langs de weg te wachten op een taxi terug naar Pasto.

Daarna hadden we helaas minder geluk. Althans met de bus en de chauffeur. Zo was de bus niet alleen oud en gaar, maar bleek de chauffeur ook nog eens dom en onverantwoord. De eerste vier uur van de rit zorgde het werkelijk fenomenabele landschap er regelmatig voor dat we het dwaze rijgedrag bijna niet bemerkten. Zo reden we hoog in de Andes langs steile afgronden met fantastisch uitzicht op andere enorme bergen. Badend in het licht van de zon was alles gekleurd in een prachtige kleur groen. Groen zoals je dat waarschijnlijk alleen maar op plekken ziet waar grote hoeveelheden regen en zon elkaar voortdurend afwisselen. Naast de kleur was ook de vorm van het berglandschap indrukwekkend. Zo waren de bergen niet zozeer glooiend en golvend, maar leek elke berg weer te bestaan uit tal van minibergjes. Het geheel resulteerde in een werkelijkwaar spectaculair uitzicht.
Maar met het ondergaan van de zon verdween helaas het uitzicht. Daar kwam bij dat de weg weer aanmerkelijk meer begon te varieren in hoogte. Zo was er eerst alleen nog maar grofweg elke tien seconden een bocht in de weg. Met het varieren in hoogte kwam hier elke tien minuten een afdaling bij. Gecombineerd met een dwaze chauffeur, een oude bus en een gitzwarte avond een uitermate vervelende mix. Na dit nog ruim anderhalf uur te hebben volgehouden en de chauffeur twee keer te hebben verzocht om rustiger te rijden, besloten we dat het nu echt genoeg was. Bij het eerst volgende plaatsje hebben we dan ook onze spullen gepakt en de bus verlaten. Doordat het niet lukte om een taxi te vinden, hebben we voor het laatste half uur wederom een bus genomen totaan onze bestemming Popayan. Gelukkig hadden we ditmaal een rustig rijdende chauffeur.

In Popayan zijn we vervolgens twee dagen gebleven. In plaats van in een regulier hostel verbleven we daar bij Colombianen thuis. Bij een man van achterin de vijftig die lang geleden nota bene in Wageningen bleek te hebben gestudeerd en de zorg op zich had genomen voor zijn fragiel ogende maar kwieke moeder van 83 jaar oud die bij hem inwoonde.
Popayan is zonder twijfel één van de weinige mooie Colombiaanse stadjes. Met een centrum dat vrijwel geheel bestaat uit wit gekleurde gebouwen is het de enige 'Cuidad Blanca' van Colombia. We hebben daar dan ook voornamelijk door het stadje gewandeld. Naast Witte Stad staat Popayan ook te boek als culinaire stad, waardoor we er heerlijk hebben gegeten. Toen we de tweede avond op weg waren naar een restaurantje om weer lekker te gaan eten, liepen we plotseling een Spaans stel tegen het lijf dat we anderhalve maand eerder in Peru hadden ontmoet. Na ruim een uur te hebben staan kletsen, hebben we emailadressen uitgewisseld met de bedoeling om elkaar op de hoogte te houden waar we waren en te kijken of we nog ergens konden afspreken.

De volgende ochtend zijn we vertrokken naar de zelfbenoemde salsahoofdstad van Zuid-Amerika: Cali. Ditmaal per taxi waarbij onze gastheer in Popayan het taxibedrijf expliciet had verzocht om een rustig rijdende chauffeur voor de drie uur durende rit.
Eenmaal aangekomen in ons hostel in Cali was het eerste wat de dame achter de receptie deed, het arceren van een groot deel van de stadsplattegrond als uitdrukkelijke No-Go-Area. Daar zou het veel te gevaarlijk zijn. Tevens werd ons afgeraden om na zonsondergang nog in het stadscentrum te verblijven. Dat klonk allemaal weinig aantrekkelijk.
En Cali, met ruim 2 miljoen inwoners de derde stad van Colombia, bleek inderdaad een weinig aantrekkelijke stad. Los van het gebied waar ons hostel zat, de zogenaamde Zona Rosa en duidelijk de betere buurt, bestond de stad voornamelijk uit smoezelige en enigszins vervallen gebouwen. Maar in Cali werd verder ook duidelijk dat Colombia, in tegenstelling tot veel van de landen die we in de voorgaande maanden hadden bezocht, tegelijkertijd wel degelijk over een Westerse levensstandaard beschikt. Tenminste, voor de mensen met geld dan. Waar het in veel andere landen in Zuid-Amerika nog lastig is om bijvoorbeeld een goede espresso, een echt goede supermarkt of een winkelcentrum met luxe-producten te vinden, is dit in Colombia allemaal ruimschoots aanwezig. Hoewel de tweedeling in Colombia op het eerste gezicht in ieder geval groter lijkt te zijn, beschikt Colombia volgens de Lonely Planet over één van de grootste middenklassen van Latijns-Amerika.

Na twee dagen in Cali te zijn geweest, zijn we samen met een hele blije Duitser die we in ons hostel hadden ontmoet, Tobias, vertrokken naar Salento. Dit dorpje ligt midden in de koffiestreek, de zogenaamde Zona Cafetera; één van de mooiste gebieden van Colombia. Om die reden hadden we een auto gehuurd zodat we lekker op eigen houtje het gebied konden verkennen.
In Salento bleek een Nederlander net een nieuw hostel te zijn begonnen. Met gloednieuwe keuken, prachtige houten vloeren en werkelijk heerlijke bedden zonder twijfel het fijnste hostel waar we tijdens onze hele reis hebben geslapen. In de daarop volgende drie dagen hebben we samen met Tobias vooral veel gewandeld en door de omgeving gecrosst. Hoogtepunt was zonder twijfel de Vallei de Cocora. Daarnaast zijn we nog naar een koffieplantage geweest en hebben we 's avonds heerlijk gegeten waarbij de eigenaar van het hostel, Hemmo, standaard aan tafel aanschoof en gezellig mee at. Nadat we Tobias op de derde dag hadden afgezet op het vliegveld van de nabij gelegen en troosteloze stad Pareira, bleken onze nieuwe Spaanse vrienden, Elsa en Sergio, inmiddels ook in Salento te zijn gearriveerd. Die avond zijn we dan ook gezellig met z'n vieren uit eten gegaan.

Na vijf dagen Salento zijn we teruggereden naar Cali waar we de auto op het vliegveld hebben ingeleverd en naar onze volgende bestemming zijn gevlogen: Medellin.



Additional photos below
Photos: 36, Displayed: 28


Advertisement



Tot: 0.184s; Tpl: 0.013s; cc: 11; qc: 56; dbt: 0.1354s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 1; ; mem: 1.2mb