Advertisement
Published: April 27th 2009
Edit Blog Post
Vanmorgen om kwart over vijf ging de wekker. Voor het eerst stonden we op voordat de tennislessen naast onze kamer waren begonnen. Eerst het muskietennet boven ons bed ontmanteld, want dat moest natuurlijk mee. Daarna gedoucht, een lekker ontbijtje van Niels-Ingvar verorberd en de laatste check gedaan of we alles bij ons hadden. We waren net met de laatste handelingen bezig toen de telefoon ging en Saligram meldde dat hij beneden op ons wachtte. Met de taxi gingen we naar een busstation met vooral toeristenbussen, nabij Ratna Park in het centrum van Kathmandu. Saligram had mooie plaatsen voor ons geregeld, pal voorin. Zo kon ik tenminste mijn benen een beetje strekken. Leuk om te zien hoe mensen inspelen op zo’n fenomeen als het vertrek van toeristenbussen. Het wemelde van de aanrijdende taxi’s, mannetjes die water, frisdrank, snoep en kranten te koop aanboden en reisagenten die over elkaar buitelden om hun klanten de beste plaatsen in de bus te geven. Toen de bus vol zat met blanke West-Europeanen begon de lange tocht richting Chitwan.
Kathmandu ligt in een vallei. Dat heeft bepaalde consequenties. Bijvoorbeeld dat vliegtuigen in verhouding snel moeten dalen en opstijgen als ze gebruik willen maken van het vliegveld
Tribhuvan. Maar ook dat de vieze lucht van uitlaatgassen en industrie niet de bergkammen over kan en dus blijft hangen, waardoor er altijd een gore grijze walm boven de stad hangt. En het betekent, dat als je met de bus ergens heen wilt buiten de Kathmandu-vallei, je diverse colletjes moet klimmen. De trip van rond de 200 kilometer duurde mede daarom een kleine zes uur. We hadden een goede plek, maar de bus was toch duidelijk gebouwd voor kleine Nepaleesjes en het is niet echt comfortabel om zo’n lange tijd met een hoofdsteun die zo ongeveer onder mijn schouderbladen uitkwam te moeten zitten.
Nepal heeft zijn eigen gaten van Onitsha*. Rond Kathmandu wemelt het van de politieposten. Geen idee waarom, maar ze zijn er. Elke keer weer moest de chauffeur naar buiten om papieren te laten zien (en er moest natuurlijk een stempel op komen!). Rond die posten is een hele economie ontstaan van kleine winkeltjes die water, frisdrank, fruit en snoepgoed verkopen. Vooral Nepali’s zijn de klos. Zij moeten soms uren wachten voor ze door mogen. Dit was de reden dat wij met een toeristenbus gingen: alleen zo is een vlotte doorgang gegarandeerd. Natuurlijk krijgt de gemiddelde Nepali
daardoor volgens mij een enorme rothekel aan toeristen, maar dat moeten we dan maar op de koop toenemen.
Ergens halverwege stopten we bij een parkeerplaats om even de benen te strekken. Ook die parkeerplaats was helemaal ingericht voor de komst van toeristen. Het stond vol met kraampjes met veel te duur fruit, blikjes drinken, olievette happen. Voor 35 eurocent kochten we 12 bananen. Dat leek me nog wel een goede deal.
Hoe dichterbij Chitwan we kwamen, hoe slechter het wegdek werd. Water van de berg had hele stukken weg meegenomen en vrachtwagens en bussen kunnen sommige plekken alleen nog met de grootste moeite passeren. Nog een paar maanden en ook daar kan je zonder hulp niet meer langs. En een alternatieve route… die is er niet! Chitwan National Park is een onderdeel van de Terai, het zuidelijke gedeelte van Nepal. Politiek gezien is dit een onrustig en instabiel deel. De maoïstische opstand die uiteindelijk tot de moordpartij in het Koninklijk Paleis heeft geleid is hier begonnen. Maar ook nu nog is men het erg oneens met alle besluiten die de regering in Kathmandu neemt. Ik ben er nog steeds niet helemaal achter hoe het precies zit, maar omdat
de opstandelingen bang zijn dat de regering in Kathmandu troepen of infiltranten naar het zuiden stuurt om orde op zaken te stellen, is het voor Nepalezen niet toegestaan om met een motorvoertuig de Terai in te komen. Op de hoofdweg is een grote
bandha (wegversperring) opgezet. Eigenlijk mogen Nepalese buschauffeurs er ook niet in, maar in Nepal mogen alleen Nepalezen chauffeur zijn, dus ja, wat doe je dan? Precies, corruptie. De chauffeur brengt iedere rit wat geld of goederen mee en geeft die af bij de controlepost, zodat hij door mag rijden. Inmiddels is hij de kilometers lange rij wachtende Nepalezen al luid toeterend gepasseerd.
Rond half één kwamen we aan in Sauhara, een dorpje dat grenst aan Chitwan National Park en dat eigenlijk alleen bestaat uit lodges/hotels en kleine winkeltjes. Toen de bus aankwam werden we letterlijk bestormd door mensen die ons naar het beste hotel met het beste programma voor de beste prijs wilden brengen. Het was zelfs lastig om onze bagage weer in handen te krijgen. Gelukkig hoefden we niet te kiezen: Saligram had alles voor ons geregeld. Wij werden ondergebracht in het
Rhino Lodge & Hotel. Dat complex bleek ook het vaste adres van de
Nederlandse reisorganisatie Djoser te zijn. Heel grappig, bijna al het personeel sprak Nederlandse woordjes als “lekker eten” en “lekker slapen” en het winkeltje tegenover had uitnodigend “Biertje?!?” op de muur staan. Na een warme lunch (voor de verandering eens geen
daal bhaat maar een vegetarische loempia met friet) hadden we even tijd om ons op te frissen en ons te installeren in ons nieuwe tijdelijke verblijf. Daarna werden we met een jeep naar het olifantenfokcentrum gebracht. Erg leuk om die kleine olifantjes te zien. Alle olifanten die in het centrum worden geboren krijgen een uitgebreide opleiding en worden daarna meestal aan één van de hotels verkocht, die ze gebruiken als vervoermiddel voor hun toeristen. Ons complex lodge had 3 eigen olifanten. Bijzonder is dat elke olifant drie verzorgers (
mahoet) heeft, die een levenlang bij hun olifant blijven, vanaf de geboorte tot aan hun pensioen (een olifant werkt van zijn achtste tot zijn vijftigste jaar). Bij het fokcentrum werken dus jongetjes van rond de 15 jaar, die tot hun pensioen gekoppeld worden aan één olifant. Verandert de olifant van eigenaar, dan gaat zijn mahoet met hem mee.
Na het diner mochten we deelgenoot zijn van een cultureel programma verzorgd door
Tharu, de oorspronkelijke inwoners van Chitwan. Er zijn nogal wat malariamuggen in Chitwan. Het gebied is daardoor lang onbewoond gebleven. Als stammen zich er vestigden werden ze door de malaria al snel gedecimeerd. Alleen de Tharu bleken ongevoelig voor de beten van de muggen en konden zich in het gebied handhaven. Pas sinds de jaren zestig van de vorige eeuw, toen een geneesmiddel tegen malaria werd gevonden, werd het gebied ook toegankelijk voor anderen. Door een grappig studentikoos gozertje dat kennelijk een Engelse tekst van een bandje letterlijk had ingestudeerd en met een veel te bekakte stem en een veel te hoge intonatie de programmaonderdelen presenteerde, werden we door een programma geloodst met aanval- en verdedigingstechnieken met stokken, brandende fakkels, verliefde pauwen en ander moois. Best de moeite waard.
Na een lange dag rond een uur of acht ’s avonds op bed geploft en snel in slaap gevallen.
Tot blogs!
* Voor degenen die het verhaal van Onitsha niet kennen: in Nigeria is een gedeelte van de hoofdweg naar de hoofdstad weggeslagen door een modderstroom. Daardoor is een kloof van enkele meters ontstaan. Je moet er uren in de rij staan om vervolgens je auto naar de andere kant getild te krijgen. Om dat gat heen is een hele eigen dynamiek ontstaan: auto’s en vrachtwagens storten zich één voor één in de kloof. Vervolgens komen er sjouwers aan die (tegen betaling) helpen om de auto de andere kant weer op de weg te krijgen. Het duurt ongeveer een dag voor je aan de beurt bent. Inmiddels zijn er restaurantjes, souvenirswinkeltjes en zelfs hotels gekomen om de gasten op te vangen. Het dorpje Onitsha bloeit als nooit tevoren. Je zou de kloof weer dicht kunnen gooien of een brug kunnen bouwen, maar daarmee neem je ook een heleboel betekenis van de kloof voor anderen weg.
Advertisement
Tot: 0.146s; Tpl: 0.011s; cc: 9; qc: 49; dbt: 0.0578s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 2;
; mem: 1.1mb