Het Groot Kanaal bij en het Xihu meer in Hangzhou.


Advertisement
China's flag
Asia » China » Zhejiang » Hangzhou
March 10th 2007
Published: August 6th 2007
Edit Blog Post

Zaterdag 10 maart.

De ‘rode draad’ van ons verblijf in dit deel van China is het Groot Kanaal. Net zoals de Grote Muur heeft dit bouwwerk een bewogen geschiedenis achter de rug, is het in feite uniek in de wereld en kan je hem ondanks zijn afmetingen niet waarnemen vanaf de maan. Het enorme bouwwerk spreekt wel tot de verbeelding en omdat het zo lang heeft dienst gedaan, zijn er langs zijn loop veel belangrijke plaatsen en bouwwerken ontstaan.
Sommige delen van het netwerk van kanalen dateren van bijna 2.500 jaar geleden en werden toen uitgegraven voor troepenverplaatsingen. De eerste gerichte poging om Noord-China en het stroomgebied van de Yangzi te verbinden, vond plaats tijdens de regering van de megalomane 2e keizer van de Sui-dynastie, Yangdi (604-618). Hij was een man met grote idealen en één ervan was om de vier grote handelsrivieren van China te verbinden: de Yangzi, de Gele Rivier, de Qiantang en de Huai. Geheel volgens de Chinese traditie bij grote bouwprojecten werd de meeste spierkracht geleverd door dwangarbeiders (het teveel aan mankracht werd overgeheveld naar het onderhoud van de Grote Muur). De slavenarbeid werd verricht door meer dan 5.5 miljoen arbeiders, onder het toeziend oog van een 50.000 man grote, en wrede politiemacht. Wie zijn vereiste portie arbeid niet kon verrichten, werd gegeseld of moest halsgewichten dragen. De nieuwe waterwegen werden op veel plaatsen uitgehakt uit de contouren van bestaande kanalen die al tijdens de Han-dynastie gegraven waren. Bij de voltooiing maakte Yangdi een aantal opzichtige uitstapjes langs het kanaal (een flottielje van versierde drakenboten die door de mooiste meisjes van het rijk werden getrokken), totdat hij in Yangzhou werd opgehangen door terecht opstandige leden van zijn hofhouding. Het Grote Kanaal was daarmee de oorzaak van het einde van de pas begonnen Sui dynastie die er wel in geslaagd was om China opnieuw te verenigen.
Latere dynastieën benutten de waterwegen ten volle. De Tang-dynastie maakte intensief gebruik van het Grote Kanaal, terwijl de Song-dynastie haar tweede hoofdstad Hangzhou op het systeem entte. Vanaf de 12de eeuw verplaatste het economisch zwaartepunt van China zich zelfs naar deze regio en werden de steden langs het kanaal steeds belangrijker. Tijdens de Yuan-dynastie werd het verder uitgebreid voor het voedseltransport naar de nieuwe hoofdstad Beijing, waarmee het kanaal zijn huidige vorm kreeg. De keizers in Beijing waren afhankelijk van het Kanaal voor de doorvoer van producten uit het vruchtbare zuiden, zoals rijst, zijde en thee. Veel baksteen en ander materiaal voor de Verboden Stad en de Tempel van de Hemel werd over het Grote Kanaal aangevoerd. Ook de belasting werd zo naar Beijing vervoerd. Tijden het decadente einde van de Qing-dynastie werd het graanvervoer regelmatig stil gelegd om ruimte te maken voor keizerlijke pleziervaartuigen. Het Grote Kanaal behield zijn structuur tot de 19e eeuw, toen een catastrofale overstroming van de Gele Rivier grote schade aan waterwegen en schepen aanrichtte, en de koers van de rivier veranderde en daardoor ook de watervoorziening van het Kanaal. De Taipingrevolutie ondermijnde de industrie langs het kanaal nog verder en de noordelijke stukken raakten geleidelijk aan in onbruik en verval. In de 20e eeuw kwamen er steeds meer concurrerende transportmogelijkheden waardoor het Groot Kanaal haast overbodig werd. Spoorlijnen en vliegtuigverkeer leidden tot het nog verder stilleggen van het vervoer over het Kanaal. Nu zijn nog maar delen van het Groot Kanaal echt bevaarbaar, hoofdzakelijk in het zuiden van China.
Tijdens ons verblijf in Beijing hadden we op 6 oktober bij ons bezoek aan het resterende stukje van de stadsmuur het ‘eindpunt’ van het Groot Kanaal kunnen zien: de plaats waar de graanschepen in Beijing toekwamen en gelost werden. Hier in Hangzhou wilden we het ‘beginpunt’ van het Kanaal bezoeken, daar waar het kanaal in de Qiantang uitmondt. Een taxichauffeur konden we gelukkig een goede locatie aangeven (de Drie Boten Sluis) waardoor we vlak bij ons doel geraakten. We stapten uit bij een brug over twee vaargeulen van het Kanaal. We konden zien dat deze ongeveer 100 m verder in de rivier uitkwamen waarbij de boten een sluis moesten passeren. Eén vaargeul lag droog en men was er druk bezig de kademuur te vernieuwen. De sluisdeuren van deze vaargeul waren onlangs nog vernieuwd. De andere vaargeul was druk in gebruik en we wilden graag langs dat stukje van het Kanaal naar zijn beginpunt wandelen. De toegang tot deze vaargeul was met schuttingen en prikkeldraad onmogelijk gemaakt zodat we naar het bedieningsstation van de sluizen liepen om te vragen of we langs daar tot bij de rivier mochten gaan. De bewaker deed wel de poort voor ons open en belde een hoger geplaatste op toen hij onze vraag begreep. Deze kwam even later af en verontschuldigde zich maar hij kon ons niet tot de sluizen toelaten: we moesten ons tevreden stellen met wat we van buiten het domein konden zien. Zo snel lieten we ons natuurlijk niet ontmoedigen. De poort van de andere vaargeul stond wagenwijd open voor het werkverkeer. We wandelden kalm langs daar naar binnen, zeiden iedereen de we tegen kwamen vriendelijk goedendag en stapten resoluut door naar het eindpunt van deze vaargeul. Deze plaats was eigenlijk een nogal naargeestige en troosteloze plaats waar alle haveninstallaties er erg verwaarloosd uitzagen. De afscherming tussen deze vaargeul en diegene die in werking was, was niet waterdicht zodat het me lukte om effectief aan het eindpunt van de nog in gebruik zijnde vaargeul te komen en daar enkele foto’s te nemen van het ‘beginpunt’ van het Grote Kanaal. Op dat moment gingen ook de sluizen open zodat ik ook een filmpje kon maken van enkele boten die daar het Kanaal uitvaarden, de rivier op.
Dit bezoek leverde natuurlijk geen echt mooie foto’s op omdat de plaats helemaal niet fotogeniek was en ook omdat het nogal somber weer was, maar we waren toch zeer tevreden over ons bezoek. Omdat de plaats zo afgelegen was, hadden we niet veel hoop om er een lege taxi aan te treffen voor de terugtocht naar het hotel. Het geluk was echter met ons, net toen we beslist hadden om maar naar een bus te zoeken, kwam er een lege taxi aan. De chauffeur was ook verbaasd om op deze godvergeten plaats drie buitenlandse toeristen aan te treffen: het was dus niet alleen voor ons, maar ook voor hem een goede zaak.
We lieten ons door de taxi bij de Carrefour af zetten, zodat we eerst wat boodschappen konden doen en daarna gaan lunchen op de kamer. Verder was het weer tijd om wat uitgebreider te gaan mailen, dat nam zowat de ganse namiddag in beslag.
Na het aperitiefje kregen we het onzalige idee om eens ergens anders te gaan avondeten dan in het restaurant naast ons hotel waar we nochtans altijd zeer lekker hadden gegeten. We kozen een Italiaans restaurant aan de overkant van de straat en het gebeuren daar kan kort worden afgedaan als veel decor maar weinig inhoud. Wat we daar aten was naar verhouding erg duur en kon niet eens tippen aan wat we in het ander restaurant kregen. De volgende vier dagen zouden we weer tot ieders tevredenheid in ons vertrouwde restaurant gaan eten.
Omdat de medicijnen die ik hier had gekocht op waren en het resultaat bijna nihil was, besloot ik maar om antibiotica te gebruiken: mijn ‘verkoudheid’ bleek namelijk veel hardnekkiger dan normaal en vooral het hoesten wilde maar niet ophouden. De hoestbuien concentreerden zich vooral ’s avonds waardoor ik (en natuurlijk ook Berna) niet zo snel konden inslapen. Verder had ik al een paar dagen geen echte trek waarbij opvallend was dat ik sinds ons verblijf in Hangzhou nog geen koffie had gedronken en ook ’s avonds een glaasje wijn me helemaal niet smaakte.



Zondag 11 maart.

Vandaag besloten we een eiland in het Xihu of Westmeer te bezoeken. Volgens een legende viel een parel (in de Melkweg door een draak en een feniks gemaakt) op aarde en veranderde in het Westmeer. In werkelijkheid bestond vroeger het gehele gebied (nu Westmeer en Hangzhou) uit een ondiepe baai in de wijde monding van de Qiantang, aan 3 kanten door groene heuvels omgeven. Hier vestigden zich de eerste bewoners. Waarschijnlijk probeerde men al in de eerste eeuw om een kunstmatige grens tussen de baai en de rivier te maken. In ieder geval slibde in de daaropvolgende eeuwen de afvoer tussen baai en rivier dicht en ontstond er langzamerhand een binnenmeer. In de Tang dynastie werd Hangzhou bekend om zijn landschappelijke schoonheid en werd er gesproken over een groot zoetwatermeer. Twee grote Chinese dichters hebben zich met het verfraaien en bruikbaar maken van het meer beziggehouden. De dichter Bai Juyi werd in 822 gouverneur van Hangzhou en liet de eerste dijk in het meer bouwen (nu de Bai-dijk). De dichter Su Dongpo werd in 1089 gouverneur van Hangzhou. Hij liet de bodem van het meer en de stadskanalen uitdiepen, een tweede dijk langs de westzijde van het meer aanleggen (nu de Su-dijk) en de oevers verfraaien met tuinen en parken. Tijdens de Qing dynastie lieten verschillende keizers het Westmeer tot zijn huidige omvang uitbreiden en werd Hangzhou China’s meest vooraanstaande vakantieplaats.
Omdat we de Su-dijk wat lang vonden (3,5 km) besloten we over de Bai-dijk naar het eiland Gushan te wandelen, ook wel Eenzame Heuvel genoemd. De Duanqiao of de Gebroken Brug ligt met nog een aantal bruggen op de Bai-dijk tussen de oever van de Eenzame Heuvel en de oever van het meer. Het is de beroemdste brug van het meer en de uitleg van de naam van deze brug is te vreemd om uit de doeken te doen. Op het eiland werd tijdens de Zuidelijke Song dynastie hier een keizerlijk paleis gebouwd. Waar eens dit paleis stond ligt nu het museum van Zhejiang. Dit museum was het uiteindelijke einddoel van onze wandeling van vandaag.
Het was een heel aangename wandeling: het weer was zonnig maar fris en er liep en fietste heel wat volk over de dijk. Door een lichte bries was het ideaal weer om te vliegeren en er waren dan ook heel wat vliegers in de lucht. Er waren grote vliegers. Hun trotse eigenaars liepen met grote haspels in de hand waarmee ze soepel doormiddel van kogellagers het touw konden laten vieren of snel inhalen. Er waren ook veel kleine vliegertjes. De leukste hiervan had de grootte van een forse vlinder en een man liep met dit vliegertje (eerder een vlieg dan een vlieger) heel parmantig over de dijk. De haspel was een stukje plastic ter grootte van een creditkaart. Hij hield deze iets boven zijn hoofd en als hij kalm wandelde was de luchtverplaatsing van de twee roterende vleugeltjes voldoende om zijn vliegertje ongeveer 2 m boven zijn hoofd mee te laten vliegen. Tussen deze uitersten waren er nog allerhande maten en vormen van vliegers. Het vliegeren op een dijk in een meer heeft natuurlijk één nadeel en dat werd snel duidelijk toen de wind even weg viel: de meeste vliegers doken direct naar beneden richting water. Enkel als het touw snel kon binnengehaald worden, bleef de vlieger droog. In veel gevallen doken de vliegers echter het water in. Alleen de ‘vlinder’ en de grote vliegers die heel hoog in de lucht waren, hadden van het wegvallen van de wind geen last en bleven in de lucht.
In het provinciale museum was de inkom gratis en Jessica, een meisje dat Engels studeerde kwam aanbieden om in de hoofdzaal als gids te dienen. Ze deed dit maar al te graag: haar leerkracht Engels had haar dit aangeraden om zo haar Engels te kunnen oefenen. Ze gaf wat uitleg bij de tentoonstelling van twee oude culturen uit deze streek: de Hemudu beschaving van 7000 jaar geleden en de Liangzhou cultuur die hier 4 à 5000 jaar geleden bloeide. Van beide culturen was stenen gereedschap (bijlen, ploegen …) maar ook aardewerk en mooie siervoorwerpen uit jade gevonden. Vooral de voorwerpen van jade spraken tot de verbeelding: deze waren zeer fijnzinnig en bijzonder minutieus uitgesneden. Het is in feite nog steeds een raadsel hoe men er in slaagde om in die tijd op een dergelijke bijna microscopische manier een bijzonder hard gesteente zoals jade te bewerken. Ook waren fragmenten van zijde uit die tijd gevonden en afbeeldingen die op de kweek van zijderupsen wezen.
Voor de tentoonstelling over de vondsten in deze streek vanaf de Shang (-1600 à -1000) tot en met de Qing huurden we een audiogids waarmee we de zalen op de 2e verdieping bezochten. Na bijna 3 uur was onze aandacht al flink aan het slinken: omdat het zondag was, liep er veel volk rond. Ouders met hun kinderen liepen soms meer te tateren dan dat ze aandacht besteedden aan wat in de vitrines lag. Aangezien het Engels van de audiogids verre van perfect was, vergde het ons veel moeite om te begrijpen wat er gezegd werd. De 3e verdieping over de strijd tegen de buitenlandse inmengingen vanaf de 19e eeuw was ook de moeite waard maar werd door ons in een snel tempo afgewerkt want teveel is trop.
Het was weer redelijk laat in de namiddag eer we aan de lunch toe kwamen. Daarna werd er wat gerust en verder aan de verslagen gewerkt op de kamer. ’s Avonds genoten we weer van een fantastische maaltijd op het vertrouwde adres vlak naast ons hotel.



Maandag 12 maart.

Vanochtend was het nogal grijs weer zodat het geen zin had om nu een wandeling te maken waarbij we vooral van het uitzicht zouden moeten genieten. We besloten het theemuseum te bezoeken. Dit lag redelijk ver maar met bus K27 konden we er geraken. Om op de juiste plek af te stappen vroegen we iemand naast ons om ons te waarschuwen als we in de buurt van het theemuseum waren. Het gevolg was dat we massaal aanduidingen kregen dat we moesten afstappen op het moment dat we er waren.
Het museum zelf lag in een park tussen de theeplantages. Er was maar weinig bezoek en op veel plaatsen was er ook uitleg in het Engels aangebracht.
China was het eerste land ter wereld waar thee gedronken werd. De eerste Chinese thee werd er meer dan 4.000 jaar geleden geproefd. Volgens de overleveringen was het één van de mythische Drie Koningen, Shennong, die de geneeskrachtige werking van thee ontdekte. Shennong zou onder andere ook de geneeskunde hebben ingevoerd en is nu de ‘patroonheilige’ van de apothekers. Bij het ‘uitvinden’ van de geneeskunde had hij de gewoonte om alle mogelijke en onmogelijke kruiden te proeven om hun werking zelf te ondervinden. Op die manier werd hij dagelijks 72 keer vergiftigd en hij zuiverde zijn lichaam door op thee bladeren te kauwen. Zeer mooi moet hij echter niet geweest zijn (ofwel had het ‘kruiden proeven’ toch bijwerkingen) want hij wordt voorgesteld als een mens met een hoofd van een os.
De gewoonte om thee te drinken bereikte een hoogtepunt tijdens de Tang dynastie (618-907). Nooit tevoren werd er te Hangzhou zoveel thee gedronken als toen. Tijdens de Song periode (690-1279) kreeg de Longjing thee een zekere reputatie: in die tijd besloot monnik Biancai die in de Longjing tempel leefde om op de flanken van de Leeuwenpiek thee te verbouwen. Op zekere dag kwam zijn oude vriend Su Dongpo, schrijver, artiest en kalligraaf, bij hem op bezoek. De monnik verwelkomde zijn vriend met een kop Longjing thee. In zijn geschriften bezong Su Dongpo de heerlijkheid van de Hangzhou Longjing thee en zo kwam het dat de thee meer en meer bekendheid verwierf. Toen keizer Qianlong (1736-1795) uit de Qing dynastie op inspectietocht kwam naar Hangzhou was hij verrukt van de Longjing thee. Hij vaardigde onmiddellijk een decreet uit dat beval dat alle 18 theeplanten die in Wang’s tuin groeiden in het vervolg de keizerlijke theeplanten moesten genoemd worden en dat alle thee voortkomend uit deze planten met deze keizerlijke titel de wereld zouden veroveren. Nu is Longjing thee een van de vier beste theesoorten in China.
In het museum werd de techniek van de behandeling van de theeblaadjes voor alle soorten thee overzichtelijk uit de doeken gedaan: groene thee en jasmijn thee hebben geen fermentatie ondergaan en bevatten cafeïne. Zwarte thee is volledig gefermenteerd. Daarnaast is er ook thee waarvan de blaadjes gedeeltelijke gisting hebben ondergaan zoals Oolong thee. Verder leerden we dat er nog veel meer soorten zijn zoals gele thee en zelfs witte thee, waarvan wij nog nooit hadden gehoord. Ook de verschillende manieren om thee te zetten werd uit de doeken gedaan als ook de verschillende theerituelen. Natuurlijk was er ook een overzicht van het aardewerk dat gebruikt werd in de loop der tijden: zowel theepotten als thee serviezen.
De manier van thee maken zoals wij het doen door infusie, werd pas ingevoerd tijdens de Song dynastie. Daarvoor maakte men een theecake door fijngemaakte theebladeren met fijngestampte en gekookte rijst te persen. In het begin werd van die cake een soort ‘soep’ gebrouwen met andere ingrediënten zoals sjalotten en gember. Later werd de theecake gemalen tot poeder en dan gekookt. Pas tijdens de Song werd het de gewoonte om thee te zetten door op de theeblaadjes kokend water te gieten zoals wij nu doen. Alleen de volledig gefermenteerde thee, zoals zwarte thee, moet trouwens met kokend water worden bereid. Voor gedeeltelijk gefermenteerde thee is de temperatuur best 90 à 95 °C, voor groene thee gebruik je best water van 75 à 85 °C en voor jasmijnthee is dat best 70 à °C. Er werden ook regels op gesteld hoe je aan het geluid en de beweging van het water tijdens het verwarmen, kon zien of horen of het water de juiste temperatuur had.
Verder kon je in het museum ook zien dat er nog heel wat andere gewoontes zijn rond het thee drinken, zoals die in Tibet waar je boterthee krijgt voorgezet. Ook de theerituelen in Japan (daar ingevoerd door Japanse monniken die in China hun licht waren komen opsteken) werden kort uit de doeken gedaan.
Verschillende interieurs van theehuizen waren in het museum nagebouwd, evenals die van enkele typische thee winkels. Het was allemaal heel interessant voorgesteld. Omdat het er zo rustig was konden we alles ook goed lezen en bekijken.
Op het einde werden we uitgenodigd voor een theeceremonie. De kommetjes werden heel wat keren gespoeld en we leerden dat je ook de thee die lange bereidingen had ondergaan (gefermenteerde en halfgefermenteerde thee) eerst met een beetje water moest afspoelen om er daarna thee mee te maken om te drinken. We proefden van bijna al de soorten opgenoemde thee en de Oolong thee kwam er als beste kandidaat uit. Het laatste bezoekje was natuurlijk de winkel waar we toch wel enkele aankopen deden.
Bus K27 liet dit keer een half uur op zich wachten. Terug bij het hotel was het al redelijk laat. We besloten nu eens op de middag in het restaurant te gaan eten, we werden er ondertussen al als trouwe klanten aanzien.
Na wat boodschappen doen was de middag ook al snel voorbij. ’s Avonds hadden we een broodmaaltijd op de kamer, nog steeds met beleg dat Ludo uit België had meegenomen.
Hoewel het door de antibiotica met mij al heel wat beter ging, was ik ’s avonds nog redelijk moe zodat ik al snel het bed in dook. Berna ging naar beneden, in de gemeenschapsruimte van de jeugdherberg. Daar kon je boeken lezen, video kijken, spelletjes spelen en was er ook draadloos internet. Berna ging daarom met de Vaio daar naartoe om er te kunnen mailen.



Dinsdag 13 maart.

’s Ochtends was het weer helder zodat we beslisten een wandeling te maken die ons mooie uitzichten zou bieden over het Xihu meer. Per taxi reden we naar de voet van de Edelsteenheuvel (Baoshin-shan) die met zijn 200 m de hoogste heuvel aan de noordzijde van het meer is. De heuvel is beroemd om zijn vreemd gevormde keien die elk zelf op kleine heuveltjes lijken. Deze enorme keien hebben als inspiratiebron voor vele legenden gediend. China’s eerste keizer Qin Shi huangdi zou eens zijn schip hebben afgemeerd aan een van deze keien.
Op de top van de heuvel staat de Baochuta, een 45 m hoge stenen pagode zonder ornamenten. Deze is in 968 gebouwd door de premier van Wu Yue om te bidden voor de veilige terugkeer van de door de keizer ten onrechte gearresteerde koning van Wu Yue, Qian Chu (vandaar de naam: Baochu = Bescherm Chu). De pagode had oorspronkelijk negen verdiepingen, maar toen zij in de Yuan-dynastie werd herbouwd is dit aantal tot zeven gereduceerd.
Ondanks dat de heuvel maar 200 m hoog is, was het toch nog een flinke klim naar de bakstenen pagode op de top. De vroegere gietijzeren piek uit 1580 stond ernaast tentoongesteld, hij was in 1997 op rust gesteld en vervangen door een nieuw exemplaar.
Niet ver van de pagode lagen de vreemde grote keien met enorme afmetingen als een soort kunstmatig berglandschap. Een groepje van een twaalftal Chinese toeristen van ongeveer 20 jaar had besloten om over deze keien te klauteren, van de ene naar de andere kant. Wij wandelden over het wandelpaadje dat gemaakt was tussen en over de keien en soms onder enkele enorme uitstekende keien door liep. Wij deden het heel rustig aan en genoten geregeld van het uitzicht over het meer dat wegens het mistige weer niet zo ver reikte maar toch wel de moeite waard was. De temperatuur deed trouwens ook al meer aan de lente denken dan gisteren. De jongeren hadden over het algemeen een hoger tempo, maar omdat hun ‘weg’ veel moeilijker was en er toch telkens een paar achterblijvers geholpen moesten worden, vorderden ze maar even snel als wij en zagen we ze geregeld terug. Plotseling was het gedaan met de grote keien en liepen we door een klein bosje op een heuvel.
We daalden daarna weer af naar het meer en kwamen zo langs het huisje van een schrijver dat nu een klein museum was geworden. Deze schrijver (naam vergeten) had in zijn jeugd nog tegen de Japanners gevochten en zich daarna bij de communistische partij aangesloten. Tot op zeer hoge leeftijd (hij was enkele jaren geleden op 100 jarige leeftijd gestorven) had hij in dit huisje nog vele prominente gasten ontvangen. Hij was nu op een zeer originele manier vereeuwigd: hij zat (in brons) in zijn tuintje te genieten van de camelia’s die er net begonnen te bloeien.
Na dit klein museumpje, waar we de enige bezoekers waren en niets in het Engels stond vermeld, deden we nog een zeer mooi onderhouden park of groot uitgevallen tuin aan waar heel wat struiken prachtig aan het bloeien waren. Al de gebouwen en paviljoenen van dit park stonden er leeg en gesloten bij. Toen we aan bij het meer aangekomen door de uitgang van het park liepen, zagen we dat dit vroeger een Taoïstisch klooster was geweest dat onlangs was gerestaureerd. Ook in dit park kwamen we behalve een bewaker en een tuinman verder niemand tegen.
Het middagmaal was weer een broodmaaltijd op de kamer. Daarna hadden we voldoende te doen: wat kleren wassen, verslag schrijven, foto’s uitkiezen voor de weblog, mailen.
De volgende morgen zouden we vroeg opstaan, alles inpakken en nog een wandeling langs het meer maken in de hoop er nog musicerende en zingende groepjes aan te treffen zoals een paar dagen geleden. Om 12 u wilden we daarna uitchecken om onze reis verder te zetten. We zouden in de volgende dagen een paar waterdorpen aandoen. In deze streek zijn er zoveel waterwegen, riviertjes en kanalen dat verschillende dorpen deze waterwegen als belangrijkste verkeerswegen hebben. Het is dan ook niet verwonderlijk dat al deze dorpen of steden zich beroepen op de bijnaam ‘Venetië van het Oosten’. Morgen zouden we naar Wuzhen vertrekken, het eerste Venetië dat we hier in Zhejiang wilden aandoen.












Additional photos below
Photos: 24, Displayed: 24


Advertisement



Tot: 0.389s; Tpl: 0.022s; cc: 29; qc: 125; dbt: 0.163s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 1; ; mem: 1.6mb