Enkele bezoeken in en rond Zhangye.


Advertisement
China's flag
Asia » China » Gansu » Zhangye
June 6th 2007
Published: August 7th 2007
Edit Blog Post

Woensdag 6 juni.

Voor vandaag hadden we tickets gekocht voor de bus van 9u30 naar Zhangye. De rit van 150 à 200 km zou vier uur duren, werd ons bij het instappen verzekerd. We zaten al voor 9u op de bus die echter meteen vertrok. We dachten dat we alweer op de vroegere bus zaten, maar dat was uiteindelijk niet zo. Hier in Gansu bleek het busvervoer nog niet zo onder controle van de busmaatschappijen zoals we in de provincies meer naar het oosten wel hadden ervaren. We hadden hier wel opgemerkt dat men veel pogingen deed om alles beter en efficiënter te organiseren. Zo rijdt hier vaak iemand van de busmaatschappij mee totdat de bus de stad verlaat. Tot dan verkoopt hij of zij de tickets van iedereen die onderweg nog instapt. Pas na het verlaten van de stad komt de verkoop van tickets in handen van de buschauffeur en zijn bijrijder. Toch namen we hier nog veel vreemde zaken waar. Vandaag was dat ook het geval: de bus reed langzaam heel de stad door en nam ook mensen mee voor Jiuquan, de stad hier vlakbij, die we gisteren bezochten. Op het kruispunt waar de weg naar deze stad begon, werden deze mensen allemaal op een andere bus gezet. Onze bus had klaarblijkelijk eventjes dienst gedaan om voor een ‘vriendje’ klanten te ronselen. Nadat deze passagiers waren overgedragen, reed de bus in volle vaart terug naar het busstation waar we vertrokken waren om er weer op de plaats te staan waar we ingestapt waren. Daar stapten nog wat mensen op en werd de tocht naar Zhangye uiteindelijk officieel ingezet om 9u30. We kamen na dit vertrek voor de derde keer voorbij ons hotel waar we een uur voordien waren buiten gestapt. Voor het hotel werd ook nog even gestopt en er stapten nog wat mensen in. De tocht door de stad verliep weer heel langzaam en continu werden er mensen geronseld. Eindelijk zette de bus toch de vaart er in. Dit duurde echter niet lang, in Jiuquan begon het spelletje weer opnieuw. Het ronselen in Jiuquan duurde uiteindelijk tot 11 u: na meer dan twee uur in de bus hadden we maar amper 20 km afgelegd. Ook naar Chinese maatstaven bleek dit lang want verschillende inzittenden begonnen hardop te morren. De chauffeur hield af en toe een ‘schijnvertrek’ om de protesten te sussen: de bus vertrok maar reed niet de grote weg naar Zhangye op, bij een groot kruispunt werd weer ‘even’ gestopt om nog volk te ronselen. De bijrijder was ook heel leep: hij onderhandelde met mogelijke passagiers vanuit het open raam over de prijs van de rit. Als de deal rond was, ging de deur open en konden de nieuwe passagiers pas zien hoe weinig zitplaats er eigenlijk was. De deur ging echter na het instappen van de nieuwe passagiers direct dicht en de bus maakte dan weer een schijnvertrek terwijl de nieuw aangekomenen door de bijrijder naar achter werden geduwd om daar plaats te nemen. Voor het laatste groepje ‘slachtoffers’ was eigenlijk geen echte zitplaats meer. Het ging om drie vrouwen die na het instappen even met elkaar overlegden of ze wel op de bus zouden blijven omdat deze zo vol was. Het gemor onder de passagiers had nu zijn hoogtepunt bereikt, op verschillende plaatsen werd met luide stem geëist dat er vertrokken moest worden. Ook wij deden daar aan mee. De chauffeur en bijrijder deden alsof ze daardoor verplicht waren om te vertrekken. De bus reed dus direct door en de drie vrouwen hadden geen tijd meer om uit te stappen. Ze moesten noodgedwongen vooraan in de bus, op kleine klapstoeltjes en op een veel te krappe ruimte dicht tegen elkaar plaats nemen. Mijn lange benen namen ook redelijk wat plaats in en de bijrijder probeerde me te overhalen om die ‘in te trekken’. Daarvoor was hij echter aan het verkeerde adres, ik zei dat hij zelf maar wat plaats moest maken omdat hij zelf verantwoordelijk was voor het plaatsgebrek in de bus. Het was weer heel lang geleden dat we dergelijke taferelen op een bus hadden meegemaakt. Waarschijnlijk waren de oude gewoonten in het armere noordwesten nog lang niet uitgestorven terwijl in het rijkere zuidoosten de passagiers hier geen genoegen meer mee namen. Acht jaar geleden waren deze lange ‘ronselpraktijken’ op de bus nog schering en inslag. Nu was dit de eerste keer tijdens deze reis dat het zo de spuigaten was uitgelopen.
Om 14u30 kwamen we uiteindelijk aan in Zhangye. De tocht had dus een uur langer geduurd dan voorspeld maar duidelijk was dat men al vooraf met een lange ronseltijd had rekening gehouden. Heel vlot vonden we een fantastische hotelkamer voor een zeer goede prijs. Het hotel was pas gerenoveerd en onze kamer was waarschijnlijk amper één keer gebruikt: het meubilair was nieuw en het beddengoed en de handdoeken kraaknet. De onderhandelingen voor de kamerprijs verliepen ook heel vlot en plezierig zodat de aankomst in Zhangye al snel de vervelende busrit deed vergeten.



Donderdag 7 juni.

In Zhangye wilden we enkele bezienswaardigheden bezoeken maar een uitstap naar het afgelegen Mati klooster was de hoofdreden voor ons verblijf in deze stad. ’s Ochtends gingen we daarom eerste naar het zuidelijke busstation om te informeren naar de busverbindingen. In het busstation zat een bediende van de oude stijl achter het loket: geen interesse om buitenlanders goed te woord te staan, geen interesse om hen proberen te verstaan, geen interesse om informatie te geven. Wij laten ons daar al lang niet meer door afschrikken en bleven hardnekkig vragen om informatie. De bediende bleef ons even hardnekkig niet verstaan, maar een collega in een bureau verderop kon van op afstand onze vragen wel verstaan en kwam telkens als we iets aan de ‘doofstomme’ vroegen, het juiste antwoord met luide stem aan ons melden vanuit het deurgat.
- “Naar Mati Si (waar we naar toe wilden) was er slechts één rechtstreekse bus per week, namelijk op zondagmorgen 8u.”
- “Er waren wel om de 30 minuten bussen naar het dorp Mati He, op ongeveer 9 km van het klooster.”
- “Neen, uit de andere busstations waren er geen bussen naar daar. Enkel hier vertrok er bussen naar Mati Si.”
-“Tickets moest men de dag zelf kopen, op voorhand ging dat niet”.
-“Bussen naar Shandan (waar we ook naar toe wilden) vertrokken vanuit het oostelijke busstation, die naar Wuwei (onze volgende bestemming), hier uit het zuidelijke busstation.”
We bedankten haar voor haar tussenkomst. Ze antwoordde dat het geen moeite was geweest maar haar zelfzekere uitstraling seinde duidelijk terug: “Ik weet het wel, voor informatie ben je veel beter af met mij dan met haar.”
Na deze geslaagde informatiegaring, gingen we op zoek naar een grootwarenhuis en een bakker. Nergens vonden we brood dat de naam waard was, overal konden we wel het typisch zoete brood vinden dat meestal ook heel sponsachtig is. We kochten dan maar enkele platte lokale broodjes in een kiosk vlak om de hoek. Deze zijn niet zoet maar hebben wel een heel vaste structuur zodat men met één, maximaal twee van deze broodjes al meer dan genoeg heeft. Het brood bij de bakker of in het grootwarenhuis was naar plaatselijke normen redelijk duur (naar onze normen niet): voor een ontbijt of lunch met zijn tweeën zouden we één brood van ongeveer 6 à 8 Y nodig hebben. Voor de twee platte en voedzame broodjes waarmee we ook voldoende hadden, betaalden we samen maar 1 Y!
Onderweg op onze zoektocht naar winkels, kwamen we ook één van de bezienswaardigheden tegen van Zhangye: de Muta of Houtpagode. Zhangye had vijf pagoden, gewijd aan de vijf elementen: metaal, aarde, hout, vuur, water. De Muta lag aan een groot stadsplein waar het volgens diverse reisgidsen steeds gonsde van activiteiten. We kwamen er aan rond het middaguur en de zon deed flink haar best maar het gonsde niet veel op het plein dat er helemaal verlaten bij lag. We beklommen de pagode voor een uitzicht over de stad. De pagode zelf was niet echt mooi en had niet veel versiering: het was eigenlijk een octagonale bakstenen toren met aan de buitenkant een zware houten constructie die wel indrukwekkend was. In een grote houten hal van twee verdiepingen achter de pagode was men bezig met renovaties zodat we die niet konden bezoeken.
Op weg naar het hotel voor het middageten, kwamen we ook langs de Tuta, de Aardepagode. Deze lag helemaal achter in het domein van de Grote Boeddha. Dit complex lag vlak bij ons hotel en de Tuta was goed zichtbaar vanuit de straat van ons hotel. Het bezoek aan de Grote Boeddha en de Tuta zou echter een hele dag in beslag kunnen nemen, zodat we nu enkel genoegen namen met en vluchtige blik vanaf de straat.
Na het middageten gingen we naar de Bank of China om wat geld uit de muur te halen. Daarna bezochten we wel de Xilai Si, een oude tempel met een heel rustige uitstraling. Hier waren geen speciale of uitzonderlijke bezienswaardigheden maar het was er heel kalm. Er waren geen toeristen en zeker geen andere buitenlanders maar ook geen ‘bewakers’ die toekeken of je al dan geen foto’s maakte. We vonden het een hele verademing om hier zomaar wat te wandelen. Af en toe werden we aangesproken door een monnik die het leuk vond om een praatje te maken.
De Mingqing Jie was een winkelwandelstraat niet ver van het hotel die helmaal was herbouwd in een retrostijl. Het was er vooral ’s avonds heel erg levendig. Niet alleen toeristen maar ook veel bewoners van Zhangye kwamen er dan want flaneren, winkelen of eten. In één van de restaurantjes waar vooral plaatselijke klanten kwamen, konden we zeer uitgebreid en lekker eten voor minder dan 50 Y voor twee personen.


Vrijdag 8 juni.

In het gebied van het huidige Zhangye werd na het verdrijven van de Xiongnu (Hunnen) rond 100 voor Chr. één van de militaire commandoposten gevestigd om de Grote Muur te verdedigen. In 609 woonde de Sui keizer een grote handelstentoonstelling bij voor kooplieden en gezanten van 27 vreemde staten, hetgeen het belang van de streek in die tijd goed aantoonde. De stad bloeide als een centrum van handel tussen Oost en West tot het begin van de 10e eeuw. Nadien kwam het gebied onder het gezag van verschillende ‘barbaarse’ heersers van Tibetaanse, Mongoolse of Uygurse afkomst. Uygurse stammen die van oudsher aan de Yenisei rivier woonden, werden er door Kirghiezen van hun thuisland verdreven en verspreidden zich, waarbij ze verscheiden staten stichtten. Op het gebied van het huidige Zhangye werd Ganzhou één van de belangrijkste daarvan. Het beheerste de handelsroute en onderhield vriendelijke betrekkingen met de Chinezen. Het koninkrijk (machtiger dan de zusterstaat in Dunhuang) leidde een bloeiend bestaan tot in 1028 de Tangut er binnenvielen en het koninkrijk Xixia stichtten. Tijdens het Mongoolse Keizerrijk, twee eeuwen later, verbleven de Polo’s uit Venetië er, wachtend op instructies van Kublai Khan. Marco Polo schreef over de vele boeddhistische kloosters, tempels en standbeelden en over de aanwezigheid van ‘drie grote mooie (Nestoriaanse) kerken’.
Tijdens de Ming waren Zhangye en Jiuquan belangrijke garnizoenssteden voor de miljoen soldaten die de Grote Muur moesten bewaken.
Tegen het einde van de Qing was de positie van Zhangye achteruit gegaan, maar een magistraatspositie werd er nog steeds als een goudmijn beschouwd want, ver genoeg van Beijing, vrij van alle bemoeienissen en met voldoende handel om inkomsten van de magistraat te garanderen.
Zhangye had befaamde tempels die de islamitische opstanden uit de 19e eeuw overleefden, die tempels in andere steden van het gebied hadden verwoest. De belangrijkste tempel van Zhangye huisde de grootste liggende Boeddha van China. Deze tempel kreeg daarom de naam van Dafo Si of Tempel van de Grote Boeddha.
Na een rustig ontbijt wandelden we naar de Dafo Si. De tempel dateert van 1098 toen de stad deel uitmaakte van het koninkrijk Xixia maar werd vele malen gerestaureerd en uitgebreid onder de Ming en de Qing. Het hoofdgebouw herbergt de liggende Boeddha met een lengte van 34,5 m. Legendes over de tempel verhalen dat het de geboorteplaats is van Yuan keizer Kublai Khan en dat zijn moeder hier na haar dood is bijgezet.
De tempel bleek aan de buitenkant twee mooie (waarschijnlijk wel recente) muurschilderingen te hebben. Eén betrof de Reis naar het Westen, waar Koning Aap prominent op figureerde. De andere had de bouw van de tempel als onderwerp en stond in verband met de vele legendes die met het ontstaan van deze tempel te maken hadden. Op de muurschildering zagen we onder andere een groot gevolg naar de plaats trekken waar in 1098 een mysterieus Boeddhabeeld onder de grond was gevonden die muziek had gemaakt. De vondst van dit beeld zou de aanleiding geweest zijn voor de bouw van deze tempel en de Grote Liggende Boeddha.
De inkomprijs van de tempel bleek redelijk hoog en omdat we wisten dat er uitgebreide renovaties aan de gang waren, drongen we wat aan om een korting te krijgen. Met onze studentenkaart van het CLT lukte dit alweer. Hoewel ons werd verzekerd dat we nog ‘alles’ zouden kunnen zien, bleek de vraag om korting meer dan gerechtvaardigd: de Grote Boeddha was enkel in een doolhof van stellingen te bewonderen en verschillende hallen met bijkomende tentoonstellingen waren door de werkzaamheden toch dicht voor het publiek. De Grote Boeddha was inderdaad indrukwekkend groot, maar nergens konden we een overzicht wegens de vele stellingen. De arhats die normaal achter de Boeddha stonden, waren niet te zien en van de oude muurschilderingen konden we in het donker maar een glimp opvangen. Het houtwerk van de grote tempel waar deze Boeddha lag, was erg oud en had mooie versieringen maar praktisch alle verf was er afgeschuurd: waarschijnlijk zou alles volgend jaar met en nieuwe fonkelende verflaag te bewonderen zijn.
In een andere hal waren Boeddhistische relieken en oude geschriften te zien: de tempel had één van de grootse verzamelingen van oude Boeddhistische geschriften waaronder sutra’s die geschreven waren in goud en andere in zilver.
De Tibetaanse Tuta die op één van de binnenplaatsen stond, was ook in restauratie en niet open voor publiek.
Op het domein bevond zich echter ook een volledig verlaten Guangdi tempel. Het houtwerk zag er zeer verweerd en oud uit maar had nog op veel plaatsen schilderingen die natuurlijk wel door de tand des tijds hadden geleden. De toegangspoort tot deze tempel was prachtig en ook een oud houten theater met dito balkons waren echt de moeite waard. Behalve één monnik zagen we op dit stuk van het tempeldomein niemand, terwijl wij het minstens even interessant vonden als de rest van de bezienswaardigheden.
In de namiddag moesten we een internetcafé vinden om wat te mailen. Onze kamer had geen internetaansluiting. We hadden voor dezelfde prijs wel een kamer kunnen bekomen met aansluiting, maar die kamer was veel kleiner dan wat we nu hadden en de aansluiting bleek via de telefoonverbinding te lopen. De prijs voor deze verbinding kwam overeen met dagelijks minstens 7 uur mailen in het internetcafé zodat we maar de kamer zonder internetverbinding hadden genomen.
’s Avonds gingen we weer op de Mingqing Jie eten. Op weg naar huis zagen we zowaar drie buitenlanders op een terrasje zitten die ook verbaasd waren om ons te zien. Het waren drie leerkrachten die in Zhangye Engels onderwezen. Zij bleken verbaasd te zijn omdat ze alle andere buitenlanders die in de stad woonden, kenden. We bleven een hele tijd met hen babbelen. Veel praktische informatie konden ze ons niet geven. We hadden al eerder ondervonden dat veel buitenlanders in China kwamen lesgeven met de bedoeling om geregeld in dit land op reis te gaan. In praktijk bleken ze daar niet zo veel tijd voor te hebben. Als ze dan toch iets bezochten, lieten ze de praktische regelingen vaak over aan één van hun Chinese vrienden zodat ze zelf niet veel benul hadden van bezienswaardigheden, mogelijke overnachtingsplaatsen en andere praktische zaken.


Zaterdag 9 juni.

In één van de hutongs van Zhangye zou volgens onze informatie een authentieke en levendige Taoïstische tempel te vinden zijn. Het bezoek aan dit tempeltje was het enige dat op het programma stond voor vandaag. We hadden daarom niet veel haast met het ontbijt.
In de reisgidsen stond aangegeven dat de tempel moeilijk te vinden was in de wirwar van de straatjes van de hutong. Dit viel echter heel erg mee, zodat we na een wandeling van nog geen half uur in het tempeltje waren. Er waren maar een paar binnenplaatsjes met gebouwen. De tempel was pas gerenoveerd maar dit was heel mooi gebeurd en de tempel had een mooie architectuur en vooral heel mooie daken en nokversieringen. Een rond torengebouwtje ter ere van Laozi, de stichter van het Taoïsme, had op de muren een wandschildering waar het leven van Laozi als een soort stripverhaal werd vertoond.
De sfeer in het tempeltje was heel rustig en in één van de zalen werd door enkele vrouwelijke monniken een soort dienst gehouden met veel gezang. Dit was in heel de tempel te horen en dat droeg bij tot een zeer aangename en intieme sfeer. Hoewel de tempel heel klein was duurde ons bezoek nog redelijk lang omdat we overal lang bleven kijken, overal konden fotograferen en af en toe gewoon wat bleven zitten om de sfeer op te nemen. Eén van de oude tempelbezoekers dacht dat we de tweede verdieping niet zouden vinden en stuurde zijn kleinkinderen de trap op om ons de weg te tonen zodat we deze verdieping zeker niet zouden overslaan.



Zondag 10 juni.

Vlak bij Zhangye waren overblijfselen van de Grote Muur te vinden. In het stadje Shandan op ongeveer 60 km ten oosten van Zhangye zou een klein en interessant museum te vinden zijn. Tijdens de busrit naar Shandan zouden veel resten van de Grote Muur te vinden zijn. We hadden besloten om met de bus naar Shandan te gaan en onderweg goed uit te kijken waar de Grote Muur het mooist was. Op de terugweg zouden we daar dan kunnen afstappen om nog eens een wandeling te maken lángs en misschien óp de Muur.
De graslanden ten zuiden van Shandan waren sinds oudsher gereserveerd als weidegrond voor keizerlijk gebruik. Tijdens de Sui (589 à 618) graasden daar meer dan 100.000 paarden bestemd voor de postdienst, de oorlog of de staatsdienst. Tijdens de Tang werden de paarden verzorgd in kudden van 120 dieren, met wel 40 kudden onder een enkel ‘inspectoraat’. De paarden werden op vele plaatsen gebrandmerkt op hun leeftijd, eigenaar, uithoudingsvermogen, afkomst en dergelijke aan te duiden en droegen allemaal het karakter ‘guan’ (officieel) op hun rechterschouder. 30 slagen met de bamboestengel was de vastgestelde straf voor een beambte die een enkel paard miste.
Tijdens de busrit naar Shandan zagen we heel veel stukken en over een afstand van ongeveer 10 km een bijna ononderbroken gedeelte van de Grote Muur met ook zeer veel vuurtorens. Ik keek goed uit bij welke kilometerpaal er iets te zien was en Berna schreef dit op, met heel kort wat er te zien was. Het landschap tussen Zhangye en Shandan was erg wijds met veel graslanden ingesloten tussen de bergketens aan weerskanten van de Hexi corridor. Het leek inderdaad een heel goede plek om vee te laten grazen. Op 3 km voor Shandan hadden de Muur en de graslanden echter plaats moeten ruimen voor straten en woningen.
In Shandan gingen we eerst op zoek naar het stadsmuseum dat veel informatie zou kunnen leveren over de Grote Muur. We vonden redelijk snel een ander museum naast de stedelijke bibliotheek. De bewaakster was klaarblijkelijk verbaasd om buitenlandse bezoekers te zien. Ze opende echter maar al te graag het museum voor ons. Het enige spijtige was dat er geen elektriciteit was, wat pas vermeld werd na de aankoop van de tickets die wel spotgoedkoop waren. Het museum was ontstaan uit de privé-verzameling van Rewi Alley. Deze Nieuw-Zeelander was naar China gekomen, had zich uiteindelijk in Shandan gevestigd en er ook een school opgericht. Na zijn dood bleek zijn grote kunstverzameling voldoende te zijn om een klein museum mee te vullen. Er kwam waarschijnlijk zo weinig volk op af, dat de elektriciteitsrekeningen niet meer betaald konden worden. Er waren interessante dingen te zien, maar zonder goede belichting konden we maar enkele dingen echt goed bekijken. We zagen wel één heel goed voorbeeld van de orakelbeenderen, die tussen de 16e en de 11e eeuw voor Chr. gebruikt werden om door middel van waarzeggers de toekomst te kunnen voorspellen tijdens de Shang-dynastie. Deze beenderen, hier ging het om een schild van een schildpad, werden in het vuur geworpen. Via een waarzegger werd dan aan de goden een vraag gesteld. Het patroon van barsten dat door het vuur ontstond, werd door de waarzegger geïnterpreteerd. Heel belangrijk was dat de vraag en het antwoord op het bewuste bot of schild werden gekrast. Dergelijke orakelbeenderen zijn met duizenden opgegraven. Aan het eind van de 19e eeuw dacht men dat het om beenderen van draken ging die wegens hun vermeende geneeskrachtige eigenschappen vermalen werden als ingrediënt voor traditionele medicijnen. Gelukkig zijn er toch een groot deel aan dit lot ontsnapt en deze hebben de archeologen zeer veel inzicht gegeven over het schrift en de gewoontes ten tijde van de Shang-dynastie. Op dergelijke orakelbeenderen heeft men ook de namen gevonden van 28 van de ongeveer 31 heersers van die dynastie.
In dit museum kregen we ook te horen dat het museum van Shandan over de Grote Muur, gesloten was. De bewaakster kon ons wel een goede tip geven waar we de Grote Muur het best konden bezoeken. We zouden met een busje het beste nog een paar kilometer naar het oosten rijden. Bij het dorpje Changcheng Cun (letterlijk Grote Muur Dorp) moesten we dan afstappen. Daar zou de snelweg de Grote Muur kruisen en konden we er ongehinderd een wandeling langs en op de Muur maken.
Op de uitvalsweg naar het oosten lagen twee busstations op amper driehonderd meter van elkaar. In het tweede stond een bus klaar die naar het oosten ging en ook langs Changcheng Cun ging. Aan de balie van het busstation was niemand aanwezig om tickets te verkopen maar er werd ons verzekerd dat we de tickets op de bus konden kopen. Op onze vragen naar de prijs werd niet ingegaan, totdat de bus vertrokken was. Wat men ons vroeg was echter bijna drie keer de officiële prijs die we ondertussen wel te weten waren gekomen. We stapten daarom maar uit en hielden onderweg een andere bus aan die in dezelfde richting reed en veel redelijker prijzen vroeg.
Ons doel was niet moeilijk te vinden: na Shandan liep de Muur al snel weer parallel met de weg. Op ongeveer 10 km van de stad kruisten beiden elkaar en daar was een groot parkeerterrein waar we werden afgezet. We besloten om de Muur te volgen naar het westen in de richting van Shandan. Al heel snel bevonden we ons midden tussen de graslanden met verder niemand in de buurt. De Grote Muur was hier ongeveer 4 m hoog, stamde uit de Ming-dynastie en liep bijna kaarsrecht naar het westen. Af en toe was de muur onderbroken om een doorgang te vormen voor een pad of een smal weggetje. Af en toe waren in de Muur kleine grotwoningen uitgegraven aan de zuidkant van de muur, gericht naar het veilige en beschaafde binnenland. De ruimte in deze verblijven was telkens heel beperkt. Meestal zagen we in zo’n onderkomen wel de resten van een slaapplaats, een kleine kookruimte en ook overblijfselen van rekken aan de muur om wat voorraad te bewaren. Of deze woonruimten gediend hadden voor bewakers van de Muur of veel later gemaakt waren door herders toen de Grote Muur al in verval was geraakt, konden we niet uitmaken.
Het werd een heel aangename wandeling van een paar kilometer langs de lemen muur. Nu we hem van zo dichtbij konden zien en niet van ver uit de bus of de trein vonden we dat het toch wel een ernstig obstakel moet gevormd hebben voor de barbaren die aan de noordzijde woonden. We zagen ook geregeld resten van signaaltorens die aan de vlakbij de Muur waren gebouwd. Het weer was in eerste instantie zonnig met af en toe wat wolken. We wandelden tot we aan een mooi exemplaar van een toren kwamen en besloten daar te picknicken. Op die plaats was de voorganger van deze muur uit de Han tijd te zien: ongeveer 5 m naar het noorden liepen er voor een paar honderd meter er twee muren parallel naast elkaar: de Ming-muur was een stuk hoger en breder dan zijn voorganger die wel ongeveer 1500 jaar ouder was. Ongeveer een kilometer verderop konden we de resten zien van wat waarschijnlijk een oude burcht was geweest om de muur te beschermen of soldaten te huisvesten. We besloten om de wandeling niet tot daar voort te zetten omdat we toch niet al te laat weer op de parkeerplaats wilden zijn. Daar moesten we een bus aanhouden om naar Shandan te rijden waarna we ook nog de bus naar Zhangye moesten nemen. Er was ondertussen wat bewolking komen opzetten. In het begin ging het om redelijk dunne bewolking, maar deze werd stelselmatig dichter en donkerder. Tijdens de wandeling terug naar de parking bleef het gelukkig droog. Op grote weg posteerden we ons net voor de parking om bussen die naar het noorden reden te kunnen aanhouden. Af en toe reed er een bus voorbij maar de meesten waren te vol of te gehaast om te stoppen. Net toen het begon te regenen, stopte er een bus waar nog zitplaatsen vrij waren. De bus reed bovendien naar Zhangye. De prijs die gevraagd werd was in eerste instantie nogal hoog maar het was niet moeilijk om deze tot een redelijke prijs te onderhandelen. Net toen dat in orde was, gingen de hemelsluizen open en konden we ons gelukkig prijzen dat we droog en comfortabel zaten en zelfs niet meer moesten overstappen.
Al met al was het vandaag een vermoeiende dag geweest maar het was een groot succes geworden. Op de terugweg zagen we bijna niets meer van de Muur. Dit kwam enerzijds door de hevige regen die het zicht beperkte. De bus reed tussen Shandan en Zhangye echter langs een heel ander traject dat niet langs de Muur liep. We kwamen in Zhangye in het westelijke busstation aan en vroegen daar maar voor de zekerheid of er van hier bussen vertrokken naar Mati Si. Hier was de bediende erg vriendelijk. Ze dacht dat die bussen er niet waren maar ze ging toch maar even informeren. Ze kwam terug met de informatie dat er elke dag één bus naar Mati Si vertrok vanaf het plein achter het busstation om 15u30. We waren blij dat we het toch maar even hadden geverifieerd, de informatie die we in het zuidelijke busstation hadden gekregen was dus niet helemaal juist geweest.
Na het avondeten lagen we op tijd in bed. De volgende dag zouden we het trouwens rustig aan doen: er stonden geen bezoeken op het programma.



Maandag 11 juni.

Na een laat ontbijt gingen we enkel op pad om proberen de tickets vast te krijgen voor onze rit de volgende dag naar Mati Si. Deze tickets bleken echter niet op voorhand verkrijgbaar.
Ik kon vandaag het verslag van ons verblijf in Dunhuang afmaken en voorzien van foto’s. Berna werkte aan de voorbereiding van onze trip met Martine, Dirk en Thomas die over twee weken in Beijing zouden aankomen. Behalve om wat boodschappen te doen, te mailen en te gaan eten, verlieten we onze hotelkamer niet. Na de inspannende dag van gisteren, hielden we het vandaag dus heel rustig.






Additional photos below
Photos: 28, Displayed: 28


Advertisement



Tot: 0.404s; Tpl: 0.021s; cc: 22; qc: 138; dbt: 0.1851s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 1; ; mem: 1.6mb