Indrukwekkend fort van Jiayuguan.


Advertisement
China's flag
Asia » China » Gansu » Jiayuguan
May 28th 2007
Published: August 6th 2007
Edit Blog Post

Maandag 28 mei.

Om 7u30 moesten we opstaan om alles in te pakken en op tijd te zijn voor de bus van 10u10 naar Jiayuguan. Dat lukte ons zo goed dat we zelfs nog mee mochten op de bus van 9u30 die klaarstond om te vertrekken, maar nog niet eens halfvol was.
In het gebied van Dunhuang hadden we het uiterst westelijke stuk van de Grote Muur bezichtigd dat nog boven het zand uitsteekt en meer dan 2000 jaar geleden was gebouwd. Nu trokken we in verschillende stappen naar het oosten met diezelfde Muur als leidraad. Via Jiayuguan, Zhangye en Wuwei zouden we in deze provincie eindigen in Lanzhou. Daarna zou de reis richting Beijing gaan. Daar zouden we het laatste stuk van onze reis beginnen met Dirk (broer van Berna) diens vrouw Martine en Thomas, hun ‘kleine’ van bijna 2 m en zelfs groter dan Wim.
Het eerste deel van de bustocht was hetzelfde stuk weg waar we gisteren mee waren begonnen. Nu reden we op de grote weg verder tot Anxi. Gisteren hadden we op de terugweg nog een stop gemaakt voor de mooie wachttoren die we ’s ochtends in volle vaart waren voorbij gereden. Alleen bleek ’s avonds de ‘goede kant’ van de wachttoren niet belicht. Om er toch een foto van te kunnen maken ging ik op het juiste ogenblik achter in de bus zitten en kon met het venster open de wachttoren van deze ‘goede kant’ vastleggen. Nadien zagen we nog geregeld resten van dergelijke torens maar geen enkele bleek zo gaaf als die ik nog op het nippertje had kunnen fotograferen. Verder zagen we de resten van nog minstens één oude en verlaten stad van leem, midden in de woestijn. Nadat de zijderoute in de 14e eeuw zijn belang had verloren of nadat de waterbron van een stad was uitgeput, waren veel steden in deze streek verlaten en heroverd door de woestijn.
De weg van Dunhuang tot Anxi is in feite een vierbaansweg maar het grootste deel van de tijd was slechts één kant bruikbaar. Dit was weliswaar geregeld afwisselend ‘onze’ kant en de ‘andere’ kant. Langs de weg was men druk bezig met de aanleg van een afwateringskanaal van regen- en het smeltwater van de bergen. Waarschijnlijk probeert men zo het water sneller van de bergen af te voeren. Op deze manier dringt er minder in de droge woestijnbodem zodat er meer van dit water kan gebruikt worden voor de landbouw. Het was het ideale moment hiervoor want het kanaal stond kurkdroog.
Op de 120 km tussen Dunhuang en Anxi zagen we welgeteld één groene oase. In Anxi zei de chauffeur dat de bus 10 minuten zou stoppen, maar het werd een pauze van bijna een halfuur. Van Anxi ging het via de autosnelweg naar de stad Yumen. Ook deze snelweg werd maar voor de helft gebruikt. De omgeving langs dit stuk weg was over het algemeen erg dor. Het water van de Qilian bergen, waar we langs reden, had wel voor enkele leefbare oases gezorgd. Halverwege Yumen kwamen we in een speciale file terecht. Twee grote vloeistoftanks werden op wagens voor speciaal transport vervoerd. Dit transport had extra veel politiebegeleiding en geen enkele auto mocht het transport inhalen, hoewel er ruimte genoeg was. Dit transport kroop maar aan ongeveer 40 km/u zodat er constant auto’s de file inhaalden om door de escortewagen van de politie te worden tegen gehouden. Keer op keer vertraagde de ‘boosdoener’ om zich ergens vooraan weer in de groeiende file te wringen. Niemand begreep er iets van en de verkeerssituatie werd er zo niet veiliger op omdat er toch af en toe verkeer van de andere kant kwam op het moment dat een wagen (zelfs soms een grote vrachtwagen) zich nog op het linkerbaanvak bevond en zich weer tussen het verkeer moesten persen. Vooral buschauffeurs hadden het moeilijk met deze trage gang van zake. Onze chauffeur dacht er iets op gevonden te hebben. Het verkeer maakte op dat moment gebruik van ‘onze’ kant van de autosnelweg. De andere kant was niet in gebruik, men was er wel hier en daar voegen tussen stukken van de snelweg aan het vervangen. Op het traject waar we ons bevonden, waren op dat moment geen werkzaamheden bezig. Regelmatig lag er wel een voeg van de weg aan de ‘andere’ kant open en was er een minimale versperring. Op een gegeven moment kon onze chauffeur de bus door een smalle doorgang tussen de twee weghelften op de andere kant krijgen. Hij reed voorzichtig de file voorbij en moest met de bus wel door een paar versperringen slalommen maar dat bleek geen probleem. Net toen het leek dat dit manoeuvre ging lukken, werd de chauffeur door de begeleidende politieauto per megafoon aangemaand om deze poging te stoppen en zich terug in de file te plaatsen. De chauffeur vertraagde en kon via een opening tussen de twee weghelften de bus weer braaf tussen het andere verkeer in de file krijgen. Bij een afrit hield de speciale karavaan helemaal halt en stond al het verkeer stil. Na een tijdje mocht het gewone verkeer er door, terwijl het speciale transport bleef staan. Wat er vervoerd werd konden we niet zien, de tanks waren met zeilen voor het oog verborgen.
Over de tocht van nog geen 400 km had de bus uiteindelijk 6u30 gedaan toen we uiteindelijk in Jiayuguan aankwamen.
Het eerste hotel dat we aandeden, beviel ons direct. Na een koffie maakten we een eerste verkennende wandeling door de stad en deden we ook wat inkopen. Het hotelrestaurant bleek goed eten te leveren voor een prima prijs. Bij de buis (er was CCTV 9 op de kabel) dronken we nog een koel slaapmutsje en doken niet al te laat in bed.



Dinsdag 29 mei.

Het was weer hard nodig om een kalme dag in te lassen zodat we pas om 8u30 ontbeten. Verder werden er vandaag nog veel foto’s gesorteerd en nog meer geschreven: het verslag van Tai’an was tegen de avond afgewerkt. Uiteraard werd er ook gemaild. In Jiayuguan vonden we tot onze grote vreugde een bakker die fantastisch goed brood bakte. Tot nu toe is dit het beste brood dat we in China aten. We vonden er zowel een soort grijs brood als rozijnenbrood en beide waren heel lekker.
Onze hotelkamer was zeer ruim, ideaal geschikt voor een wat langer verblijf. Het enige nadeel was dat de kamer geen airco had en gericht was naar het zuidoosten. We hadden de kamer toch maar genomen: indien het toch te warm zou worden, zouden we een duurdere kamer met airco nemen. Uiteindelijk was dit niet nodig: hoewel de temperatuur overdag geregeld tot boven de 30°C kwam, was het ’s nachts steeds koel zodat we met goed verluchten de kamer op een doenbare temperatuur konden houden.



Woensdag 30 mei.

Na een smakelijk ontbijt op de kamer, waren we om 9u klaar om te vertrekken. Volgens de stadskaart zou bus 4 naar ons doel voor vandaag rijden: het fort van Jiayuguan. Na wat rondvraag, bleek dat deze bus in deze periode van het jaar niet reed. We namen dus maar een taxi en konden om 9u30 aan het bezoek beginnen.
De Grote Muur is een belangrijke leidraad geweest op onze reis. In de periode van de Strijdende Staten (7e en 8e eeuw voor Chr.) was China hoofdzakelijk verdeeld in 7 staten die elkaar bestreden en iedere staat afzonderlijk muren als verdediging tegen elkaar en tegen de barbaren bouwden. Tijdens de korte Qin dynastie werden deze met elkaar verbonden zodat de Grote Muur effectief tot stand kwam. Ook in de Han-dynastie (-200 à + 200) werd er flink gewerkt om deze Grote Muur te verstevigen en werden grote nieuwe stukken gebouwd. Omdat de belangrijkste wapens zwaarden, speren, pijl en boog waren, was een muur van leem vaak voldoende mits ze vergezeld waren van een systeem van wacht- en signaaltorens en op vele plaatsen ook van een greppel. Tijdens de Han bereikte de Grote Muur een totale lengte van 5000 km. Hier in en rond Jiayuguan zouden we vooral de Grote Muur uit de Ming-periode bezoeken (1368 à 1644).
Het wapentuig was toen al veel meer geëvolueerd waardoor de architectuur van de Muur ook moest worden aangepast. Sommige oude delen van de Muur werden niet meer vernieuwd en werden verlaten. Op andere plaatsen werd de Muur versterkt of zelfs uitgebreid. De Grote Muur bereikte tijdens de Ming uiteindelijk een lengte van 6700 km. De typische afmeting voor de Muur die tijdens deze periode werd gebouwd was 10 m hoog en ongeveer 5 m dik. Op vele plaatsen kreeg deze Muur een bekleding van bakstenen. Bij de Grote Muur werden garnizoensteden, garnizoenposten, grote en kleine forten, magazijnen, voorraadposten, wacht- en signaaltorens gebouwd en bemand. Elk van deze instellingen had een eigen militaire status. Er werden zelfs graslanden ‘aangelegd’ en onderhouden waar paarden voor het leger werden gekweekt en verzorgd. Ook deze graslanden behoorden tot het militaire defensiesysteem. Dit had een efficiënte en goed uitgewerkte administratie waardoor het keizerlijke hof goed op de hoogte bleef van het reilen en zeilen aan de grenzen van het rijk.
Jiayuguan is een strategisch gelegen plaats. Het ligt aan de westelijke uithoek van de Hexi-corridor, geperst tussen het Qilian gebergte in het zuiden en de Zwarte Bergen in het noorden. Het fort vormde een ware poort om China binnen of buiten te reizen. Hier waren al nederzettingen in de 2de eeuw voor Chr., en ten tijde van de Han werd hier al tol geheven van de voorbijtrekkende reizigers. Het huidige fort werd gebouwd tegen het einde van de 14de eeuw. Daarna werd het nog wel verschillende keren veranderd en gerestaureerd, o.a. nog in 1980.
In de 14de eeuw vormde deze pas de werkelijke grens tussen de Chinese cultuur en die van de barbaren. De Grote Muur liep nog wel verder naar het westen, maar dit was toch de laatste belangrijke post. In die tijd was de manier van oorlogvoeren zo gewijzigd dat het geen zin had om nog verder naar het westen garnizoenssteden in stand te houden. Misdadigers werden hier letterlijk het land uitgezet en de onherbergzame woestijn in gejaagd. Dit overkwam echter niet alleen criminelen, maar ook voor wie door hofintriges uit de gratie was gevallen. De muren van Jiayuguan vertegenwoordigden hun laatste blik op China en de meer literair aangelegde bannelingen legden hun grieven vast op de grijze stenen van het fort.
Reizigers die naar het Westen vertrokken hadden de gewoonte een kei tegen de muur van het fort te gooien: kaatste die niet terug dan zou hun reis in een tragedie eindigen.
We wisten dat we in dit fort een zeer grondige ‘restauratie’ uit 1980 zouden bezoeken en dat er weinig nog oorspronkelijk zou zijn. Het bijna herbouwen is de Chinese manier om toeristen te laten zien hoe het er vroeger heeft uitgezien. Westerse toeristen vinden dit vaak een stap te ver: wij zijn gewend dat men het bestaande in zo goed mogelijke staat hersteld maar niet dat men alles opnieuw opbouwt.
We begonnen ons bezoek aan de bescheiden poort aan de oostzijde. We zouden het bouwwerk zo systematisch mogelijk bezoeken om aan de westelijke poort te eindigen, waar vroeger dus het dreigende onbekende begon. Ook al probeerden we het bezoek zo logisch mogelijk te doen, een goed overzicht van de structuur kregen we niet. Het fort was ook als een ‘doolhof’ opgebouwd om bij een aanval maximaal verdedigd te kunnen worden. Het bestond in feite uit twee onderdelen die men het best kan omschrijven als een ‘buitenfort’ en een ‘binnenfort’. Beide onderdelen waren volledig van elkaar gescheiden en men kon van het ene deel slechts in het andere komen via een zware poort. Het ‘binnenfort’ was niet rechthoekig maar had vele uitsprongen die ver in het ‘buitenfort’ doordrongen: aan de oostelijke kant was er veel ruimte maar aan de westelijke kant kwam dit deel tot vlak bij de buitenmuur.
Na doorgang door de oostelijke poort kwamen we bij een theatergebouw dat had gediend om te soldaten tijdens hun vrije tijd te verstrooien. Om ook voor hun geestelijk welzijn te zorgen, was er vlakbij ook een tempel. Heel toepasselijk was dit een taoïstische Guandi tempel, gewijd aan de god van de oorlog. Vroeger was deze tempel veel groter geweest dan wat er nu stond, maar het was toch nog de moeite waard. De binnenkant van de tempel was volledig beschilderd met een fresco. Hierop kon men als een stripverhaal het leven van de befaamde generaal Guan Yu van het koninkrijk Shu volgen ten tijde van het tijdperk van de Drie Koninkrijken in de derde eeuw. Hij moet tijdens zijn leven erg krijgshaftig zijn geweest, gezien de vele episodes van het stripverhaal waar hij met zijn hellebaard in ontelbare gevechten iedere tegenstander onthoofde (en soms ook in één moeite door diens paard). Hij kwam door verraad om en lange tijd leek het of zijn geschiedenis daarmee beëindigd was. In 593 bezocht een belangrijke Boeddhistische patriarch echter zijn graf, en verleende hem postuum de titel van ‘Beschermgod van de Wet’. Hiermee begon Guan Yu aan een fameuze carrière na zijn dood. Eerst werd hij door deze titel in vele Boeddhistische tempels vereerd maar later kreeg hij ook een keizerlijke status en werd al snel plaats voor hem gemaakt in taoïstische kloosters. In 1014 werd de streek van Jiezhou (provincie Shanxi) geteisterd door een monster dat het plaatselijke zoutmeer liet opdrogen. Dit meer was voor de streek de bron van grote rijkdom door het zout dat men er won. Omdat Guan Yu van de streek afkomstig was geweest, werd hij aanroepen om dit monster te bestrijden. Dit deed hij efficiënt: in een strijd waarbij de streek een week lang door een vreselijke storm werd geteisterd, doodde hij het monster. Nadien had het meer opnieuw zijn normale afmetingen. Na deze prestatie werd Guan Yu door opeenvolgende keizers met titels overladen zoals die van ‘Grote Koning’. Ten slotte werd hem ook de titel van Guandi of ‘keizer’ verleend. Er verrezen veel tempels te zijner ere (in de 19e eeuw in Beijing alleen al waren dit er 200) en kreeg zo een goddelijke status. In militaire kringen werd hij wat Confucius was voor de literaire wereld. Omwille van de onvoorwaardelijke trouw die hij tijdens zijn leven tentoon spreidde, werd hij ook patroon van alle eden van trouw. Hij werd daarom de beschermheilige van de gilden maar ook van alle geheime sekten en zelfs van de revolutionaire organisaties. Vandaag plakt men met Nieuwjaar nog vaak afbeeldingen van Guandi op de deuren van Chinese huizen omdat men gelooft dat hij het huis zal beschermen.
Hoewel de fresco’s nu allemaal in 1980 waren aangebracht, waren ze toch met de nodige zorg gemaakt zodat ze niet amateuristisch overkwamen, zoals soms wel het geval is bij dergelijke ‘restauraties’. Ook het paard van Guan Yu had een plaats gekregen in een kiosk bij de tempel. Er tegenover stond de fameuze hellebaard van Guan Yu, dit exemplaar was er wel één van hout.
We maakten na het bezoek aan de Guandi tempel een uitgebreide wandeling over de muur van het ‘buitenfort’ maar ook over die van het ‘binnenfort’. Overal werden de verdedigingsvoorzieningen op panelen uit de doeken gedaan en deze waren indrukwekkend. In het ‘binnenfort’ was het verblijf van generaal Fengsheng nagebouwd. Deze generaal had de opdracht gekregen van de eerste Ming keizer om in dit gebied de laatste verzetshaarden van de vorige Yuan-dynastie uit te roeien. In feite kwam dit neer op een campagne tegen de Mongolen die nog in dit gebied verbleven. Hij had het initiatief genomen om op deze plaats een pas te bouwen om de grens in het noordwesten te versterken. Hij was onder de indruk van de ligging van de vallei hier en rapporteerde hierover: “Het gebied is als een flessenhals, zo makkelijke te verdedigen en zo moeilijk om aan te vallen”. In het ‘binnenfort’ was er een ruimte afgebakend voor de huisvesting van de generaal, zijn familie en zijn bedienden. Het verblijf was niet bijzonder groot maar wel comfortabel. In de verschillende ruimten was doormiddel van ‘stillevens’ de sfeer en de leefomstandigheden uit die tijd nagebootst. De meubels waren goed nagemaakt en de generaal, zijn familie, zijn bedienden en de generale staf werden door poppen in deze omgeving vertegenwoordigd. De poppen waren levensecht en ook de attributen waren met zorg gekozen. We kregen er een goed beeld van de leefomstandigheden in deze verblijven. De rest van het ‘binnenfort’ was een grote lege ruime waar wel de bron nog te zien was die door het dalen van de watertafel nu droog stond. We hadden natuurlijk ook graag de verblijven van de soldaten gezien maar behalve het verblijf van de generaal stonden er enkel hier en daar wat attracties om de toeristen te vermaken: men kon bijvoorbeeld vanaf de muur op stropoppen schieten met pijl en boog.
Bij de noordelijke poort lag een grote steen. Indien men daar met een kleinere steen op sloeg, zou je de kreten van een zwaluw moeten horen. Deze steen hield verband met één van de vele legenden die ontstonden over Jiayuguan. Toen het fort nog in gebruik was, nestelden er vele zwaluwen in het fort. Zo was er een koppel zwaluwen dat iedere ochtend het fort via de noordelijke poort verliet op zoek naar voedsel en bij het vallen van de avond weer terug vloog en via diezelfde poort het nest bereikte. Op een zekere dag kwamen ze weer terug naar het nest. Het wijfje was het fort al binnengevlogen toen er een hevige storm opstak waardoor het mannetje de weg kwijt raakte. De storm duurde een paar uur zodat het al nacht was, toen het mannetje eindelijk de weg terug vond. Toen hij ongeduldig naar het nest vloog, botste het tegen de inmiddels gesloten poort, en stierf. Het wijfje wachtte lange tijd en riep onophoudelijk op haar gezel tot ze van verdriet omkwam. Volgens de legende is het de geest van het wijfje die je hoort als je op de steen bij de noordelijke poort klopt. Ik heb het natuurlijk uitgeprobeerd, maar hoorde enkel twee stenen tegen elkaar slaan. Waarschijnlijk had ik niet genoeg verbeelding. De betekenis van de legende was echter: als de poorten van Jiayuguan gesloten zijn, komt niemand er meer in, zelfs de vogels niet.
Tijdens onze wandeling over de muren van Jiayuguan zagen we op een richel van een toren één enkele steen liggen met ook een paneel ernaast met uitleg. Deze baksteen had de naam ‘Stabilisatiesteen’ gekregen. Ook aan deze simpele baksteen was een legende verbonden. Bij de bouw van dergelijke verdedigingswerken werd beroep gedaan op ervaren bouwlieden. De berekeningen in verband met het materiaal dat nodig was, waren vaak verbluffend nauwkeurig. Zo had de architect Yi Kaizhan ook het aantal bakstenen berekend die nodig waren om het fort te bouwen. De opzichter kon niet geloven dat dit zo nauwkeurig te berekenen viel en dreef er de spot mee en dreigde op den duur met represailles indien de berekeningen niet klopte. Yi was zeker van zijn zaak en zei: “Als er stenen overblijven, zal ik de straf aanvaarden”. De legende wil dat tijdens de werken het er naar uitzag dat de berekeningen van Yi zouden uitkomen, zodat de opzichter ’s nachts gauw een baksteen extra bij het bouwmateriaal legde. Het toeval wilde dat na de ‘oplevering’ van het fort één baksteen op een richel van een toren bleef liggen. Iedereen maakte zich bezorgd en de opzichter dreigde om Yi de volgende ochtend te laten ombrengen omdat zijn berekeningen niet juist bleken. Toen hij zijn hand uitstrekte om de steen op te pakken, riep Yi: “Stop, deze baksteen ligt hier niet bij toeval. Deze baksteen stabiliseert heel het fort, haal hem weg en heel het gebouw stort in elkaar”. Het vakmanschap van Yi was tijdens de bouw zo groot gebleken dat de opzichter, en niemand na hem het lef had om de baksteen weg te halen. Er was dus geen sprake van een foute berekening, en Yi werd uiteraard niet gestraft. Ook wij hebben de baksteen maar rustig laten liggen: je weet maar nooit met die Chinezen.
Onze wandeling door het fort eindigde aan de westelijke poort. We maakten voorzichtig een wandeling in het troosteloze, barbaarse gebied ten westen van de poort maar bleven dicht bij de ingang tot de beschaving. Vlak buiten de poort stonden trouwens barbaren ons op te wachten om ons op paarden en kamelen te lokken voor een uitstap in de omgeving en wie weet welke snode plannen ze nog allemaal hadden: we zorgden dus dat we snel weer veilig in het fort kwamen. Helemaal aan de oostelijke kant van het fort bevond zich trouwens het museum dat nog wat interessante informatie leverde over de Grote Muur. We liepen dus helemaal terug door het fort. Na onze picknick op een plaatsje met schaduw, maakten we onze rondgang door het museum. Behalve wij en hier en daar wat personeel was er praktisch niemand anders. De grote panelen met globale informatie waren in het Engels vertaald maar bij de tentoongestelde stukken was de informatie enkel in het Chinees.



Donderdag 31 mei.

Enkele van de bezienswaardigheden die we hier wilden bezichtigen, lagen op fietsafstand van ons hotel. Vandaag zouden we de signaaltoren nr. 1 gaan bezichtigen. Deze naam dankt hij doordat hij op een eindpunt van de Grote Muur ligt namelijk aan de rand van een diepe ravijn. Deze toren ligt op ongeveer 10 km van het hotel. De winkel waar we fietsen dachten te huren, bleek nog niet open om 8u30 zodat we iets verder bij een concurrent onze fietsen gingen halen. Berna kreeg een damesfiets die bij haar lengte paste, maar zonder versnellingen. Ik kreeg een mountainbike met versnellingen. Het zadel werd op de hoogste stand geplaatst maar het stuur kon men niet verhogen. Uiteindelijk was de fiets voor deze afstand doenbaar maar veel verder had het niet mogen zijn. Onderweg zakte het zadel trouwens weer in een lagere stand zodat mijn knieën soms in conflict kwamen met het stuur.
De heenrit ging langs de zuidkant van het fort zodat we enkele mooie kansen hadden om het bouwwerk van zijn meest indrukwekkende kant vast te leggen. Nu hadden we trouwens ook de kans om vlak bij Jiayuguan een karavaan met kamelen vast te leggen: het was de enige die nog in deze omgeving te zien was. Vroeger moet dat zicht dagelijkse kost geweest zijn.
Praktisch heel de rit naar de toren bleek lichtjes bergop zodat we flink moesten peddelen. We moesten trouwens nog een redelijke omweg maken om over een spoorweg en een autosnelweg te geraken. Onderweg kwamen we langs de Grote Muur en dat maakte natuurlijk veel goed. Ik kreeg zelfs even mijn fiets bovenop de muur: iets waar weinigen over kunnen opscheppen. Omdat de natuur zich niet laat dwingen, kan ik zelfs pochen dat ik tegen de Grote Muur heb kunnen plassen.
Op een gegeven moment zagen we in de verte een lemen signaaltoren. We dachten ons doel te hebben bereikt. De toren bleek zeer fotogeniek en er was niemand in de buurt. We werden wel een beetje wantrouwig toen we zagen dat we er zomaar bij konden, zonder ergens inkom te moeten betalen. Uiteindelijk bleek dit de 2e signaaltoren te zijn. Zoals overal ben je maar belangrijk als je nummer 1 bent! Je kan nog zo lelijk zijn, nog zo dom: als je nummer 1 bent, tel je mee. Ook hier was dat zo: de toren nr. 1 bleek later een lelijk gedrocht maar speciaal voor deze toren was een heus domein afgebakend waar men toegang moest betalen. De toren die we hier zagen was veel mooier maar telde als toeristische bezienswaardigheid klaarblijkelijk niet mee want hij was slechts de 2e. Hij moest misschien blij en dankbaar zijn dat de weg die speciaal naar de winnaar was aangelegd enkel de Grote Muur naast hem had doorboord en hem niet had geplet. Als troost kreeg deze toren onze ruime aandacht en we konden hem opbeuren door te vertellen dat hij niet de eerste maar wel de mooiste was.
Een paar honderd meter na nummer twee moesten we van onze fiets omdat er in de woestijn een poort was gebouwd waar de toegangtickets moesten worden genomen: voorlopig was er nog niets te zien. Na ongeveer een kilometer fietsen kwamen we toch aan de plaats waar de Grote Muur de afgrond bereikte en waar signaaltoren nr. 1 opschepperig maar lelijk boven de afgrond stond te pronken. De afgrond was echt wel indrukwekkend: 82 m steil naar beneden volgens onze reisgidsen. Diep onder hem kronkelde de Tao Lai rivier die deze afgrond had gevormd. Ik vond de afgrond zeker indrukwekkend, maar mij leek het toch geen 80 m. Nameten ging echter niet.
Om van het uitzicht op de toren boven de afgrond te kunnen genieten, had men een ondergrondse waarnemingshal gemaakt met een platform dat aan de rotswand hing ongeveer 70 m (?) boven de rivier. Onder ons konden we het groene water van de rivier zien, schuin boven ons zagen we de toren staan. Om toeristen wat extra pret te gunnen was er ook een hele installatie opgebouwd om op een zitje aan een katrol te kunnen afdalen, ongeveer 100 m verder naar de overkant en een stuk lager. Daar was ook een toeristisch themapark gebouwd waar tochten maken door de woestijn de belangrijkste attractie was. Men had bij het installeren van de roetsjbaan naar de overkant geen rekening gehouden met fotograferende toeristen want het hele geval met veel draden hing lelijk in de weg. In de ondergrondse hal had men ook een winkeltje voorzien en zelfs een wijnbar waar je van dure drankjes kon genieten terwijl je uitzicht had op de afgrond en de toren. In de bodem van de hal was ook een (namaak) Han graf gemaakt. Het graf was met een glazen plaat afgedekt zodat alles makkelijk was te bewonderen. Een verdwaald (namaak) dinosaurusskelet tegen de wand hing zich verwonderd af te vragen wat het daar eigenlijk deed. Met zijn grote bek hing hij wel heel suggestief naast de kantine van het personeel.
Via een andere weg reden we terug naar Jiayuguan. Nu was het veel makkelijker omdat het grootste deel van de weg een helling naar beneden was. Stipt om 13u waren we terug bij de fietsenwinkel om de fietsen, die we voor een halve dag hadden gehuurd, terug in te leveren. Hoewel vooral mijn fiets niet de juiste maat had, hadden we wel genoten van onze uitstap. We konden onderweg overal stoppen waar we wilden om een foto te nemen en aan een trager tempo zie je ook veel meer van de omgeving. Ondanks een beetje zadelpijn besloten we bij het aperitiefje om de volgende dag weer een fietsuitstap te maken. We zouden dan de fietsen van de andere winkel proberen. Dit deed Berna extra deugd want het betekende een uurtje later opstaan: deze winkel ging pas om 9u30 open.











Additional photos below
Photos: 26, Displayed: 26


Advertisement



Tot: 0.318s; Tpl: 0.021s; cc: 23; qc: 137; dbt: 0.14s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 1; ; mem: 1.6mb