Naar Qufu.


Advertisement
China's flag
Asia » China » Shandong » Qufu
May 6th 2007
Published: August 6th 2007
Edit Blog Post

Zondag 6 mei.

Inpakken was vanochtend niet gemakkelijk omdat we veel bagage hadden door het pak dat we vanuit België hadden laten opsturen. We waren wel van plan om over enkele dagen, na het beklimmen van de Taishan, een pak naar België te sturen met de dikke kleren en de vlieger die we hadden gekregen. Om 6u40 kwamen we aan bij het busstation waar de bus naar Qufu al bijna vol zat. We hadden onze kaartjes gisteren al gekocht dus we waren zeker van een zitplaats. De vraag was of er voldoende benenruimte zou zijn. Wijzer geworden door vroegere ervaring wisten we dat een deel van de mensen die zo vroeg in de bus zaten, hun plaatsen zouden moeten afstaan omdat ze nog geen ticket hadden gekocht. Inderdaad begon de bijrijder rond 7 u met zijn ronde en heel wat mensen werden weggestuurd: ze moesten eerst een ticket gaan kopen. Indien die er niet meer waren, zouden ze de volgende bus moeten nemen. Berna had van aanvang al een goede plaats, voor haar zijn de zitplaatsen in de Chinese bussen ruim genoeg. Mijn plaats was niet ideaal en toen een flink deel van de mensen werd weggestuurd, kon ik ook een plaats met voldoende benenruimte bemachtigen. Berna en ik zaten niet naast elkaar en dat was ook geen enkel probleem. De bijrijder/kaartjesknipper vond het maar niets en vroeg diegene die naast mij zat om met Berna van plaats te verwisselen wat ook gebeurde. Heel wat van de passagiers die weg gestuurd waren, kwamen terug met een kaartje. Sommigen onder hen moesten nu genoegen nemen met een bankje in het middenpad hoewel de meesten van die plaatsen waren voorzien voor passagiers die halverwege moesten afstappen in Tai’an. Waarom zoveel mensen nog steeds hun kaartje niet op voorhand kopen is ons niet helemaal duidelijk. Het kan zijn dat dit vooral mensen van het platteland zijn. In de kleine steden en dorpen is het eerder de gewoonte om een plaats te bemachtigen en daarna aan de bijrijder te betalen. In die gebieden zijn de plaatsen in een bus trouwens niet genummerd: wie eerst in de bus zit kiest de beste plaatsen. Voor het grootste deel in China, en zeker in de provincies die we nu achter de rug hebben, moet men wel een kaartje kopen en staat het plaatsnummer op het ticket. Hier was er een hybride systeem van kracht: wie het ticket had kreeg meer kans op een goede zitplaats maar het plaatsnummer dat op het ticket stond was van geen tel.
De bijrijder moest goed controleren wie een ticket had en wie niet. Zelfs na drie à vier keer luid gesommeerd te hebben dat ieder zonder ticket, de bus moest verlaten, bleven er toch nog een paar zitten ook al hadden ze geen kaartje. Waarschijnlijk huldigden ze het principe: altijd proberen want je weet maar nooit. Een paar mensen met plaatsbewijs maar vooralsnog zonder plaats stonden rustig af te wachten in het middenpad: ze wisten dat de onverlaten er hoe dan ook uit moesten. Na de grondige controle had ieder met een kaartje ook effectief een normale zitplaats. Aan het busticket zat hier, zoals vaak in de meer afgelegen plaatsen, een stukje dat de bijrijder er af moet scheuren. De afgescheurde stukjes hield hij bij zich: zo werden de passagiers geteld. In de grote steden wordt het ticket gescand aan de uitgang van het busstation, net voor men op de bus stapt en gelijktijdig worden de passagiers dan geteld. De bijrijder bleek één strookje te missen en moest tot drie keer toe luidkeels in de bus navraag doen wie nog een strookje aan zijn ticket had. Toen die gevonden was, klopte zijn telling en kon hij de passagierslijst invullen. Deze lijst wordt bij het vertrek uit het station door een controleur bekeken die ook het aantal passagiers telt en nagaat of dat aantal overeenkomt met de lijst. Vaak is een bus vol bij vertrek maar niet altijd is dat zo. Onderweg kan iedereen die mee wil, de bus aanhouden en opstappen. De bijrijder moet deze extra passagiers noteren en eveneens op de lijst aanduiden wie vroeger afstapt. Op veel buslijnen zal de bus onderweg minstens één keer stoppen bij een controlepunt waar iemand van de vervoersmaatschappij zit om de lijst te bekijken en de passagiers te tellen. Het is duidelijk dat men tracht het busvervoer zo strikt mogelijk te controleren om te vermijden dat te veel in de zakken van chauffeur en bijrijder verdwijnt. Nog niet zo lang geleden werden de regels nog zeer veel omzeild: de bus kon dan bijna leeg het busstation verlaten om vlak na het verlaten van het busstation of iets verderop een grote groep passagiers op te laden. Die hadden dan met de chauffeur een betere prijs kunnen onderhandelen dan officieel voor een ticket werd gevraagd. De laatste tijd hebben we weinig gemerkt van dergelijke praktijken. Het kan zijn dat de organisatie van de buslijnen efficiënter is geworden. Het is ook mogelijk dat we deze praktijken vooral niet meer zagen omdat we de afgelopen tijd in de meer welvarende provincies hebben gereisd.
Andere onderhandse transacties leveren de chauffeur en de bijrijder overal nog steeds een zakcentje op: vaak wordt de bus gebruikt als pakjesdienst die soms zelfs aan huis levert. Bij het vertrek, maar soms ook onderweg worden er goederen op de bus gezet. Onderweg staat dan de bestemmeling op de levering te wachten: per gsm wordt hij gewaarschuwd als de bus op komt is. We hebben ook al gemerkt dat bij leveringen die wat groter of zwaarder zijn of bedoeld voor bekenden van de chauffeur, de bus zelfs een omwegje maakt om de levering te kunnen uitvoeren.
De rit naar Qufu duurde 4,5 uur. De weg kruiste een bergketen waar nog stukken van de Qi-muur moesten liggen. Op die plaats keken we extra goed uit. We zagen iets waarvan we vermoedden dat het om de bewuste muur ging, maar zeker waren we hier niet van.
In Qufu vonden we redelijk snel onderdak in een hotel vlak bij de trommeltoren die bijna in het centrum van de stad lag. Qufu bleek een erg klein en eerder slaperige plaatsje met ongeveer 60.000 inwoners wat naar Chinese normen bijzonder weinig is. Qufu is echter al bijna 2500 jaar een plaats waar toeristen naartoe komen om verschillende plaatsen te bezoeken die in verband gebracht worden met de grootste wijsgeer uit de Chinese geschiedenis, Kong Fuzi die leefde van 551 tot 479 voor Chr. Deze is in het westen beter bekend onder de, door de missionarissen verbasterde, naam Confucius. Het aantal hotels en restaurants bleek voorzien op een grote toestroom van toeristen die er waarschijnlijk maar heel kort verbleven. We vonden er een namelijk nauwelijks een supermarkt die naam waardig. Na redelijk lang zoeken en vragen vonden we iets wat op een supermarkt leek maar met een zeer armzalig aanbod.



Maandag 7 mei.

Onze eerste uitstap in Qufu betrof niet Confucius. We namen deze ochtend de bus naar Shaohaoling, een mausoleum dat vier km ten oosten van Qufu was te vinden. Dit mausoleum was ongeveer 900 jaar geleden gebouwd ter ere van Shao Hao, de tweede van de vijf mythische Wijze Koningen. Na één of andere scheppingsmythe, volgen in de Chinese geschiedenis acht mythische heersers elkaar op. Deze hadden meestal niet-menselijke gedaanten en waren behept met bovenmenselijke eigenschappen en regeerden meestal 100 jaar. Zij zouden aan de bron liggen van alle kennis en vaardigheden die de mensen van de dieren onderscheiden: schrift, landbouw, veeteelt, geneeskunde maar ook scheepsbouw, zijdeteelt …. Ze heersten over de voorloper van het Chinese rijk, wat betekende dat al die kennis en vaardigheden zich ook daar ontwikkelden en dat het Chinese rijk en het Chinese volk er de erfgenamen van waren.
Van ongeveer 3000 tot 2700 voor Chr. zouden drie mythische God Koningen hebben geregeerd die de titel ‘Huang’ voerden. Daarna volgden van ongeveer 2700 tot 2200 voor Chr. de vijf mythische Wijze Koningen die de titel ‘Di’ kregen. Geen van beide titels komt echt overeen met wat wij vertalen als ‘keizer’. Die titel werd namelijk door de Eerste Keizer van China in 221 voor Chr. ter ere van zichzelf uitgevonden door de titels Huang en Di samen te combineren tot Huangdi waarbij hij zich automatisch op gelijke hoogte plaatste met de acht mythische voorvaders. Toch noemt men de eerste en meest geëerde van de vijf Wijze Koningen meestal de ‘Gele Keizer’ in plaats van de Gele Wijze Koning. Zijn zoon was Shao Hao en deze verplaatste de hoofdstad van zijn rijk naar het gebied van het huidige Qufu waar hij ook zijn residentie liet bouwen. Om die redenen werd rond 1100 na Chr. hier zijn mausoleum gebouwd dus wel bijna 3600 jaar na zijn overlijden.
Ons bezoek hier gold dus een locatie die weinig echt historische waarde kon hebben maar wel een belangrijke plaats innam in de Chinese denkwereld: de begraafplaats van één van de oudste voorvaderen.
We lieten ons door een stadsbus afzetten bij de toegangsweg tot het mausoleum: een aarden weg met langs weerszijden zeer knoestige cipressen. Sommige van deze cipressen hadden waarschijnlijk een eerbiedwaardige leeftijd hoewel ze er niet bijzonder indrukwekkend uitzagen behalve dan dat hun bast soms meer een conglomeraat van uitstulpingen leek dan op een boomstam. Zolang zo’n boom nog enig teken van leven gaf, d.w.z. nog enkele groene sprietjes droeg, werd hij door middel van palen en cement min of meer recht gehouden. Ook bij de andere bezienswaardigheden van Qufu of de wegen ernaartoe, zouden we dergelijke bomen zien die zwaar onderstut moesten worden.
Na een omheining kwamen we aan een vijver waar aan beide kanten een stèle stond opgericht gedragen door een schildpad met drakenkop. Beide stèles wogen met schildpad erbij ongeveer 300 ton en waren bijna 17 m hoog en waren 700 à 900 jaar oud. Na de vijver volgde weer een weg met oude cipressen tot aan een tempel gewijd aan Shao Hao. De tempel had een paar binnenplaatsen met in enkele hallen een tentoonstelling over het mausoleum en Shao Hao, jammer genoeg was er geen uitleg in het Engels te vinden. In de laatste binnenplaats voerde een weg door een dicht bos van een 400 tal cipressen naar een piramidevormig bouwwerk. De piramide was ongeveer 18 m hoog en bestond uit grote steenblokken: eigenlijk hadden wij iets meer indrukwekkends verwacht. Bovenaan had de piramide een platform met een klein tempeltje waarin een beeld moest staan van Shao Hao. Het was volgens ons onmogelijk dat het bouwwerk in deze staat al 900 jaar oud was: waarschijnlijk was het recent ‘gerestaureerd’. De stenen waren redelijk glad en de helling van de piramide zo steil dat wij het onbegonnen werk vonden om naar het platform te klauteren. Er was geen trap voorzien en overal stonden borden dat het ook niet de bedoeling was om op de piramide te beklimmen. Er waren geregeld kleine groepjes bezoekers en van één groepje konden er toch vier op handen en voeten naar boven klimmen. Ze nodigde ons uit om het ook te doen maar ik had het al geprobeerd en vond het veel te glad. Achter de piramide was er nog een heuvel ter ere van de Gele Keizer, de vader van Shao Hao. Volgens overleveringen was deze heuvel de geboorteplaats van de Gele Keizer. Dit heuveltje was wel makkelijk te beklimmen en dit deden we dan maar als ‘troostprijs’.
Uiteindelijk was er niets indrukwekkends aan dit mausoleum te zien. We waren toch blij dat we de moeite gedaan hadden om het te bezoeken. De sfeer was er ook veel rustiger dan de Scherpenheuvelachtige taferelen bij de andere bezienswaardigheden van Qufu.
Na het middagmaal op de kamer hadden we nog tijd en energie genoeg om de begraafplaats van Confucius te bezoeken.
In de tijd van Confucius was China versplinterd in talloze koninkrijkjes en staten. Qufu was in die tijd de hoofdstad van het Rijk Lu. Hier leefde Confucius tijdens een periode waarin China geplaagd werd door immoreel bestuur, bloederige twisten en onderdrukking. Confucius zocht ethische leefregels die heersers tot eerlijk bestuur zouden aanzetten. Centraal stond respect voor het verleden en het gezag, of dat nu de voorouders waren of leidinggevenden in de sociale hiërarchie. Hij benadrukte het belang van scholing en de studie van klassieke teksten en rituelen: zijn leer vormde tot aan de 20ste eeuw de basis voor de examens voor de ambtenarij. Confucius zelf heeft de praktische toepassing van zijn theorieën nooit mogen meemaken. Hij slaagde er niet eens in een invloedrijke positie te verwerven en werd pas na zijn dood beroemd. Hij wist wel een groep volgelingen om zich heen te verzamelen aan wie hij zijn gedachtegoed doorgaf. Hij hoopte dat zijn bekeerlingen een samenleving zouden creëren op grond van principes als rechtschapenheid en eerlijkheid.
Al kort na zijn dood liet de toenmalige hertog van Lu het woonhuis van Confucius ombouwen tot een tempel. Leerlingen van Confucius en een aantal aanhangers uit Lu vestigden zich dicht bij zijn graf, bespraken samen de riten, hielden wedstrijden en oefenden zich in het rituele boogschieten. Het werd bij vorsten en hoogwaardigheidsbekleders een vast gebruik om het graf van Confucius te bezoeken voordat zij hun ambt aanvaardden. Zo ontwikkelde Qufu zich tot een heilige plaats van het Confucianisme. Het Confucianisme heeft een enorme invloed op de Chinese cultuur gehad, meer als een gedragscode die hiërarchische relaties omschreef dan als een religie. Het leerde dat de zoon de vader moest respecteren, de vrouw haar man, een onderdaan de heerser en de lagere geplaatste hem die hoger op de maatschappelijke ladder stond. De essentie van Confucius' leerstukken zijn gehoorzaamheid, respect en onbaatzuchtigheid: iedereen moest zich inzetten voor het gemeenschappelijk goed.
Toen in China het Confucianisme eenmaal de staatsleer was geworden, werd Qufu een heilige plaats. De directe afstammelingen van Confucius traden er als beschermheren op. Deze konden zich tot in het begin van de 20e eeuw in diverse keizerlijke gunsten verheugen. Zo was de Kong-familie vrijgesteld van belastingen en elke vorm van handenarbeid.
Twintig procent van de bevolking van Qufu en de omliggende gewesten, draagt de achternaam Kong. Deze mensen beweren allemaal af te stammen van Confucius.
Met een fietstaxi reden we van de trommeltoren naar Kong Lin, het Confucius Woud. Rond de plaats waar Confucius begraven was, ontstond een groot park waar sinds 2500 jaar de overleden mannelijke nakomelingen van Confucius een graf kregen. Het park heeft een oppervlakte van 200 ha en lijkt op een groot bos met tussen de bomen graven, steentabletten, beelden en paviljoens. Het is het grootste en best onderhouden familiekerkhof in China. Even ter vergelijking: dit bos is twee keer zo groot als het stadje Qufu.
Ook langs de toegangsweg naar Kong Lin stonden knoestige cipressen waarvan er vele onderstut moesten worden. De fietstaxi passeerde eerst een stenen poort. Een kilometer verder werden we bij een houten poort afgezet. De overige honderd meter van de weg tot het park had langs beide kanten souvenirstalletjes en de toerist moest uiteraard de gelegenheid krijgen om die allemaal rustig te kunnen bewonderen.
In het ommuurde bos voerde een lusvormige wandelweg van naar schatting 5 km langs de belangrijkste graven en paviljoenen. Wij stevenden echter rechtsreeks op het graf van Confucius af. Dit graf lag in een tempeldomein die een Heilige Weg had zoals de graven van vele keizers. Deze Heilige weg was wel erg kort: twee leeuwen, twee Qilin en twee ambtenaren. Het feit dat er langs deze Heilige Weg toch ook twee Qilin stonden, bewees de waardering die men voor Confucius had, weliswaar na zijn dood. Deze mythische dieren (soms worden ze Xiezhi genoemd) figureren enkel op de Heilige Weg van een uiterst rechtschapen persoon en werden dus praktisch uitsluitend voor een keizer voorbehouden.
Na deze Heilige Weg volgden enkele tempelhallen waarna we bij het graf van Confucius kwamen, een heuveltje van 6 m met twee eenvoudige stèles achter elkaar. In het Kong Lin waren er heel wat bezoekers en het graf van Confucius werd uiteraard door iedereen aangedaan. Er liepen heel wat groepje met een gids maar zelfs bij het graf was het geen echte overrompeling. Vlak bij deze grafheuvel lag ook die van zijn zoon met ervoor de beelden van twee ambtenaren en die van zijn kleinzoon.
Na het graf van Confucius maakten we nog een korte wandeling door het bos. Het was er over het algemeen erg rustig omdat door de omvang van het domein de bezoekers goed verspreid werden. Enkele van de bomen konden best meer dan duizend jaar zijn. De begraafplaats wordt omschreven als ‘de best onderhouden familiebegraafplaats’ maar het bos zelf was eerder verwilderd waardoor het er wel heel aangenaam was om te wandelen. Behalve graven stonden er tussen de bomen ook veel gedenkstenen naar aanleiding van het bezoek van de keizers die hier voor hun troonsbestijging als het ware op ‘bedevaart’ waren geweest.
Het is niet zo dat Confucius tijdens iedere periode van de geschiedenis populair was. Tijdens de kortstondige Qin dynastie werd hij verguisd, in opdracht van en vooral door de keizer Shi Huangdi. Confucius werd toen beschouwd als de belangrijkste bron waar de geleerden hun kritiek op de keizer konden putten. In 213 voor Chr. werden zelfs 500 geleerden in opdracht van Shi Huangdi levend begraven omdat ze “het verleden bestudeerden om het heden te belasteren”. Vanaf het begin van de daaropvolgende Han dynastie werd Confucius weer op een hoog voetstuk geplaatst. Tijdens de Taiping revolutie en de Culturele Revolutie kreeg bij het weer zwaar te verduren en ook de monumenten in Qufu die met hem hadden te maken.
Na de korte wandeling door het bos besloten we om ook een groot stuk van de weg naar het hotel te voet te doen om nog enkele typische knoestige en onderstutte cipressen te kunnen fotograferen. Lange tijd reed een fietstaxi met ons mee in de hoop op een vrachtje. Toen we bij de stenen poort kwamen hadden we voldoende foto’s kunnen maken maar had de fietstaxi het ook opgegeven. Met een paardenkar legden we de rest van de weg af tot de trommeltoren. Na deze langs buiten te hebben bezichtigd (we konden er jammer genoeg niet in) gingen we terug naar het hotel.
Net op het moment dat we wilden gaan eten, kregen we een telefoontje: Helen stond bij de receptie. We hadden daar verwittigd dat we vrienden van ons verwachtten. Helen kreeg prompt een kamer vlak naast die van ons. Het werd een heel aangename maaltijd in het restaurant van ons hotel. Langs weerskanten viel er heel wat te vertellen. We overliepen gelijk de plannen voor de volgende dagen. Het was mogelijke dat Shirley de volgende voormiddag zou opdagen, zeker was dat niet. We besloten om tot de middag op Shirley te wachten maar in de namiddag zeker de tempel te bezoeken. De dag nadien zouden we in de voormiddag de residentie van de Kong familie bezichtigen en in de namiddag de korte verplaatsing maken naar Tai’an.



Dinsdag 8 mei.

Om Shirley de kans te geven om eventueel met ons de Confuciustempel te bezoeken vertrokken we pas na het middageten. Shirley was echter niet komen opdagen zodat we een berichtje voor haar achterlieten bij de receptie.
De tempel was weer opgebouwd rond verschillende binnenplaatsen en bleek erg groot. We begonnen aan de zuidelijke poort en wandelden kalm van binnenplaats naar binnenplaats en namen de tijd voor de vele hallen en bijgebouwen. Op de negen binnenplaatsen stonden opvallend veel bomen die meestal zeer oud waren. Deze bomen creëerden in de tempel een speciale atmosfeer van rust en verbondenheid met de natuur hoewel ze bijna geen kans kregen om te overlijden: door stutten te plaatsen hingen sommige stammen in de meest onwaarschijnlijke hellingen. De resten van twee cipressen die op 1 juli 1995 na meer dan 500 jaar trouwe dienst door een tyfoon waren geveld, bleven ook na hun overlijden op post. Ze hadden er nu een informatiebordje bij gekregen over hun wedervaren op die dag.
Oorspronkelijk was er in 478 voor Chr. een eenvoudige tempel opgericht met één gedenkzaal. Gedurende 2500 jaar had de eenvoudige tempel zich ontwikkeld tot een groot complex met 466 (?) zalen, paviljoenen en zuilengalerijen. Het spreekt voor zich dat we nooit de kans kregen om alles te bezichtigen. Op de kaart van Qufu nemen de Confuciustempel en de residentie er vlak naast een opvallend groot deel in: als we de reisgidsen mogen geloven beslaat de tempel 20% en de residentie nog eens 10% van de oppervlakte van het kleine ommuurde stadje. Reisgidsen mogen we echter niet zomaar geloven want toen we de informatie van de diverse reisgidsen vergeleken bleken de verschillen verbluffend: als oppervlakte van dit tempelcomplex werd 9 ha vermeld maar ook 22 ha en zelfs 40 ha. Het aantal gebouwen varieerde ook van bron tot bron hoewel de meesten er rond de 465 telden. We hielden het er dus maar op dat het complex erg groot was, heel veel gebouwen had en een aanzienlijk stuk van Qufu innam.
Voor de Chinezen vormden de meer dan 1000 stèles met inscripties van de Han- tot de Qing-dynastie een belangrijke attractie: op die stèles werden belangrijke ceremonies, tempelreconstructies maar ook het planten van bomen geboekstaafd. Deze stèles konden onze aandacht niet lang vasthouden. Ook naar de verschillende verzamelingen keizerlijke kalligrafieën en zeldzame boeken gingen we niet expliciet op zoek. Wel hoopten we een jeneverbesstruik te vinden die Confucius zelf geplant zou hebben. Tussen al de andere bomen konden wij deze helaas niet (bewust) zien. De bomen in de tempel waren de uitverkoren landingsplaats geworden voor grote aantallen kraanvogels, vooral reigers. Grote witte plekken op de grond waarschuwden de toeristen dat er niet alleen heil van boven kwam.
Wat we wel vonden was het abrikozenpaviljoen. Op die plaats zou Confucius zijn leer hebben verkondigd. De abrikozenbomen die nu naast dit paviljoen stonden, zouden nakomelingen zijn van de boom waaronder Confucius zijn lezingen hield. De grootste hal van het complex had prachtige zuilen met gebeeldhouwde draken die zich rond de zuilen slingerden. Naar verluid zouden deze zuilen bij het bezoek van Qing-keizers met zijde afgedekt zijn geweest om de keizers niet voor het hoofd te stoten of jaloers te maken: zelfs in de Verboden Stad zouden er geen zuilen zijn die de vergelijking met deze doorstonden.
In de hal met de welluidende naam “Zaal van het Spoor van de Wijze”, stonden een reeks stenen gegraveerd met taferelen uit het leven van Confucius, zijn zwerftochten en verhalen over hem. Bij de afdrukken ervan op zijde, stond Engelstalige uitleg zodat we het verhaal konden volgen als een soort stripboek met ongeveer een 50-tal tekeningen. De indruk over Confucius die ik na het lezen van dat stripverhaal overhield, was niet bijzonder positief. Hij leek me een vervelend mannetje met een erg hoge dunk van zich zelf en constant ontevreden over anderen. Hij kwam in veel van de staten uit die streek die elkaar constant bestreden. Hij meende overal aanspraak te kunnen maken op een behoorlijke en eerbiedwaardige positie en reisde weer door als deze verwachting niet werd ingelost. Zo was hij continu onderweg. Wanneer hij ontvangen werd, bleek Confucius beledigd indien hij niet met zijn gastheer in het eerste rijtuig mocht zitten. Hij vond het ongepast wanneer de gastheer “het schone gezelschap” verkoos boven “intellectueel gezelschap”. Dat was het geval wanneer de gastheer in het eerste rijtuig zat met nota bene zijn eigen vrouw waardoor Confucius in het tweede rijtuig belandde.
We zochten ook naar het kleine binnenplaatsje waar ooit het oorspronkelijke huis van Confucius had gestaan. Ook dit konden we niet met zekerheid lokaliseren. De waterput van Confucius vonden we wel, althans een reconstructie ervan uit de Ming-tijd. We konden ook de Lu-muur vinden. In deze holle muur verborg de 9e afstammeling van Confucius de heilige teksten tijdens de anticonfuciaanse vervolgingen onder keizer Qin Shi Huangdi. Dit was de vervolging die gepaard ging met de voortijdige begrafenis van 500 geleerden.
Bijna helemaal achteraan vonden we in twee zalen zeer mooie steengravures uit de Han-tijd en dus ongeveer 2000 jaar oud. We waren na het bezichtigen van die gravures al bijna vier uur in de tempel en op den duur zelfs een beetje gedeshydrateerd. We waren maar wat blij dat we in één van de tempelhallen/souvenirwinkeltjes een frisdrankje konden kopen. Tijdens ons bezoek kregen we ook het gezelschap van een studente die haar Engels wilde oppoetsen. Uiteindelijk bleek ze in haar vrije tijd hier als gids dienst te doen. Ze gaf in enkele zalen wat uitleg en kon ons ook naar een paar plaatsen brengen waar we vruchteloos naar hadden gezocht. Ze deed erg haar best en had zich niet echt opgedrongen maar was eerder door Helen aangemoedigd om met ons mee te lopen. Bij het afscheid gaven we haar daarom een kleine vergoeding, waar ze echt blij mee was. Toen we het complex verlieten liep het bijna tegen sluitingstijd en was het domein al bijna helemaal verlaten.
Toen we op onze kamer wat aan het napraten waren, daagde Shirley op net op tijd voor het aperitief.
Tijdens het bestellen van onze maaltijd in het restaurant van het hotel, bleek dat Confucius me toch een beetje had beïnvloed. Bij het kiezen van de schotels, kreeg de dienster die de bestelling opnam een telefoontje. Direct zei ze dat we even moesten wachten en schonk haar aandacht aan de gsm. Ik vond een dergelijke reactie eigenlijk al wat ongepast, maar als ze nu aan de beller had gezegd wat later terug te bellen omdat ze bezig was, zou ik het uiteindelijk niet erg gevonden hebben. Ze legde echter haar notablok met onze gedeeltelijke bestelling neer en verdween al taterend met haar gsm naar buiten. Het gesprek duurde (vooral voor mij althans) te lang. Berna probeerde nog één van de andere diensters de taak van het opnemen te laten overnemen: er stonden toch nog een stuk of vijf diensters in de buurt die niets om handen hadden. Deze schenen onze bedoelingen echter niet te begrijpen. In een Confuciaanse colère over zo’n gebrek aan eerbied voor ‘koning’ klant stond ik recht en stoof, gevolgd door de anderen, het restaurant uit. We kwamen op de stoep nog het dienstertje tegen dat haar gesprek net had afgesloten. Ze leek zich van geen kwaad bewust en keek alsof ze het in Keulen hoorde donderen toen ze ons zag vertrekken. In een restaurantje vlak ernaast werden we met open armen ontvangen en zeer aangenaam en zelfs met humor bediend. Het eten was er voortreffelijk en spotgoedkoop. Toen we de zaak verlieten, werden we aangespoord om de volgende dag terug te komen. We zeiden dat we de volgende dag in de namiddag naar Tai’an zouden reizen en daar dus ’s avonds zouden eten. Dat was geen probleem was het antwoord: “we zijn toch 24 u op 24 open” dus ieder moment van de dag konden we er wel terecht. Toen we er de volgende middag met drie terug kwamen (Shirley was toen aan het rusten) voor een simpel hapje, kregen we bij het afscheid elk een klein gelukssterretje dat het dienstertje van papier had gevouwen: het waren er vier, onze andere vriendin moesten we er ook maar één geven.



Woensdag 9 mei.

Deze voormiddag stond nog helemaal in het teken van Confucius: Helen en wij bezochten Kongfu, de residentie van de familie Kong, terwijl Shirley verkoos om de tempel te bezoeken.
Tijdens zijn leven kreeg Confucius geen grote waardering, maar zijn nakomelingen kregen hertogstitels en privileges van de keizer en werden rijk. In de 16e eeuw lieten zij een nieuwe residentie bouwen die direct ten oosten van de Confuciustempel lag. De familie had o.a. de plicht de gewijde plaats te verzorgen, de riten en ceremoniën in ere te houden, inventarissen bij te houden en de geschreven familiekroniek voort te zetten. De status en invloed die deze familie kreeg, was uniek in het oude China. Deze machtspositie en de daaraan verbonden rijkdom zijn nog steeds te zien in de huidige residentie die een netwerk is van 460 (alweer?) zalen, kamers, salons en altaren. Om er de weg te vinden moet men er een kompas en een nauwkeurige kaart hebben. De inrichting van de residentie werd zo ontworpen dat er gangen zijn die alleen de kamers van de familie met elkaar verbinden. Een andere reeks gangen verbindt de vertrekken van de bedienden. Dienaars en meesters mochten klaarblijkelijk dezelfde paden niet betreden. De Kongs woonden als koningen en lieten maaltijden van 180 gangen serveren. De stad Qufu die rond de residentie groeide, werd een autonoom landgoed, bestuurd door de Kongs. Deze konden belastingen heffen en executies laten uitvoeren. Door de keizerlijke bescherming die deze familie genoot, heeft deze residentie de oorlogen en opstanden overleefd die China vaak hebben geteisterd. Bij het ontwerp van het complex had men echter wel voorzorgen genomen tegen eventuele ‘slechte tijden’. De residentie was opgebouwd uit twee goed afgesloten gedeelten: de woonvertrekken van de familie lagen langs de noordzijde van het domein, de kantoren langs de zuidkant. Het privé-gedeelte was afgeschermd van het openbare gedeelte door hoge muren en een streng bewaakt poortgebouw: de Neizhaimen. In tijden van oorlog sloot men deze poort. Men kon zich bovendien in het privé-gedeelte nog verschansen in een verdedigingstoren die daar voor dit doel tegen een zijmuur was gebouwd.
We begonnen ons bezoek in het openbare gedeelte. Hier waren de vertrekken waar archieven werden bijgehouden, belastingen werden geheven en ontvangen en recht werd gesproken. In dit deel werden ook examens georganiseerd en bezoekers ontvangen. Vooral de hal waar bezoekers, onder wie keizers, werden ontvangen was indrukwekkend. Het meest interessant vonden we de rekken met rituele wapens, vaandels en muziekinstrumenten die bij processies en ceremonies dienst deden. In die rekken stonden ook speciale borden die de toeschouwers tijdens de rechtspraak moesten intimideren en tot kalmte aanmanen.
Via de indrukwekkende Neizhaimen kwamen we op de binnenpleinen met de privé vertrekken. In de meeste kon men zich vergapen aan allerhande kostbaarheden zoals porseleinen vazen, gouden, zilveren en bronzen schalen, jade en ivoren voorwerpen, zijden en brokaten bekleding… Soms kon men enkel via de ramen een blik op het interieur werpen, heel vaak stond de deur open maar was de toegang versperd door een hekje. In deze vertrekken zaten of lagen telkens bewakers heel druk bezig met niets te doen. De belichting was niet altijd optimaal maar ik probeerde toch hier en daar foto’s te nemen. Bij één van de vertrekken stond de deur maar half open. Ik duwde hem verder open om meer licht binnen te laten voor een foto, maar de deur veerde direct terug: hier bleek de beste plaats voor de bewaker zich klaarblijkelijk achter de deur te bevinden. Toen ik echter zei dat ik meer licht wou voor de foto, werd de deur weer verder open gedaan en moest de bewaker even haar rustplaats verlaten.
Hoewel de residentie kleiner in oppervlakte was dan de tempel, was het bezoek hier veel moeilijker omdat de tempel redelijk ordelijk was opgebouwd en de residentie een echt doolhof was. Hier en daar waren trouwens stukken gesloten voor het publiek. De Chinese bezoekers die een gids hadden, bezochten maar een beperkt deel want in sommige binnenplaatsen kwamen we niemand tegen. Wij deden een redelijk grondige tour en eindigden in het meest noordelijke deel waar de tuinen waren. Hier waren ook heel wat winkeltjes en een paar terrasjes geïnstalleerd. De tuin was aangenaam maar niet bijzonder speciaal. Er moet natuurlijk wel vermeld worden dat we nu al heel wat Chinese tuinen hebben gezien. De pioenen die hier in volle bloei stonden waren wel de moeite waard. Zoals in de tempel, duurde ons bezoek hier ongeveer vier uur.
We aten in het restaurantje naast ons hotel nog een chaomian, fristen ons daarna op en vertrokken met zijn vieren per paardenkar naar het busstation. We hadden geluk: we zaten net in de bus of deze vertrok en één uur later waren we in Tai’an. In het hotel konden we na onderhandelen een mooie korting krijgen voor onze kamers. Eén- en tweepersoonskamers zijn vaak even duur in China. De kamers zijn even groot en zijn steeds bruikbaar voor twee personen: tweepersoonskamers hebben twee bedden, éénpersoonskamers hebben meestal één tweepersoonsbed. Als we met Ludo reizen, neemt die meestal een éénpersoonskamer en dan proberen we bij de onderhandelingen een wat lagere prijs voor zijn kamer te krijgen dan de prijs die we voor onze tweepersoonskamer hebben onderhandeld. Meestal heeft men er hier geen oren naar: een kamer is een kamer, of je die met één of met twee personen gebruikt. Het is al meer dan ééns gebeurd dat we met wat aandringen toch een korting voor zijn kamer kregen maar dan werd die automatisch ook toegepast voor onze tweepersoonskamer.
Helen en Shirley namen elk een éénpersoonskamer; Helen vond dat Shirley namelijk te veel snurkte. De prijs die we hier voor een goede kamer hadden bedongen was 150 Y. Hierbij was een ontbijtbuffet inbegrepen en de kamers hadden ook een internetverbinding. Berna en ik vonden de kamers deze prijs wel waard. Ten gerieve van Helen en Shirley speelde ik nog een laatste argument uit: ik opperde dat één persoon toch slecht één ontbijt gebruikte terwijl in de prijs eigenlijk twee ontbijten waren inbegrepen. Men vond dat dit argument inderdaad hout sneed en de prijs voor de éénpersoonskamer werd 120 Y. Later bleek dat dit de bodemprijs was voor een tweepersoonskamer maar dan zonder ontbijt: Helen en Shirley kregen hun ontbijt dus gratis.
We deden nog snel wat boodschappen en gingen na het avondeten vroeg slapen. Natuurlijk moest eerst even de internetverbinding uitgeprobeerd worden en dat bleek dik in orde. De volgende ochtend zouden we vroeg vertrekken om de Taishan te beklimmen. We zouden één of twee nachten op de berg overnachten. Daarna zouden Helen en Shirley weer naar Xuzhou vertrekken en wij zouden hier nog een tijdje blijven. We moesten dringend een deel van onze bagage die overbodig was geworden en de vlieger uit Weifang naar huis op sturen. We wilden hier ook weer een paar dagen rustig ter plaatse blijven om nog wat van onze achterstand in het verslag weg te werken.





Additional photos below
Photos: 31, Displayed: 31


Advertisement



26th May 2007

Ik heb ook een abonnement op Knack
Ik las ook de advertentie voor de Knack: "beslis niet voor woensdag" (want de Knack verschijnt op woensdag). Maar ik weet niet wat jij nu met het aanhalen van de advertentietekst uit Knack wil duidelijk maken? Als je een goed beeld wil hebben van bijvoorbeeld "De Grote Sprong Voorwaarts" lees dan eens Hinton (landbouwexpert die vaak in China was), Wertheim(ik leende aan Wim een boek van hem) en "De Morgenvloed" en "De Wind in de Toren" van Han Suyin over de meest recente geschiedenis van China.
26th May 2007

Aanvulling van het lijstje...
Het boek (en strekking) van prof. Wim F. Wertheim is mij bekend. Lees misschien ook eens van Christian Déom: De landbouw in China: problemen en perspectieven. Berna en Wim, ik lees dat jullie binnenkort "Belgisch volk" ontmoeten. Is dit om weer wat te "acclimatiseren" voor jullie terugkeer naar België?
4th June 2007

great photos again
It's lovely to revisit the sites and trip thru photos! Karen went to Qufu yesterday Sunday 3rd June, with a university student, for the day but I haven't caught up with her to see what she looked at. She's at the dentist with teeth problems. We start our 3 week IELTS course next week. Happy travelling.... Helen

Tot: 0.143s; Tpl: 0.023s; cc: 13; qc: 27; dbt: 0.0692s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 1; ; mem: 1.2mb