Advertisement
De busstakingen waren nog in volle gang toen wij de reis zouden vervolgen naar ons volgende WWOOF adres op Cape Breton Island. We waren dan ook erg blij met het bestaan van 'shuttle busses', kleine personenbusjes, die onze richting op gingen. Deze keer gingen we naar een 'Wilderness Resort' gerund door een, oorspronkelijk Zwitserse vrouw en Amerikaanse man, Barbara en Paul. De ligging was prachtig, aan een meertje en met uitzicht over zee. Vanaf het resort strekte zich een bosrijk gebied uit omgeven door water. Dit was de 'achtertuin' van het resort. Je kon er heerlijk in dwalen. Op dit moment was alles bedekt met een dikke laag sneeuw. Wij hebben het gebied dus ontdekt met sneeuwschoenen. We vonden onder andere het skelet van een yurt (die zomers in gebruik bleek te zijn), een 'pontjeshaven' om over het meer naar de zeekust te komen, een verborgen camping (ook op de zomer wachtend) en stapels gestrand pakijs. Op sommige dagen kwam het pakijs als een muur richting kust drijven, op andere dagen was er niks van te bekennen en op nog andere dagen werd het blijkbaar de kust op geslagen. In het bos zouden ook elanden leven. Deze hebben wij helaas niet
gezien.
Wij waren niet de enige die er werkten. Sarah deed (onder andere) de marketing en hun grafische vormgeving, Joan was hun schoonmaakster en Carl de kok die nu ook klusjes om het huis deed omdat het resort nog niet zo druk was. Naast onze eigen 'klusjes' hielpen we hen ook af en toe. Een project waar wij opgezet waren was het installeren van een pomp, filter, ionisator en verwarmingssysteem voor hun nieuwe cedarhouten outdoor-badkuipen die hierdoor in permanente staat van gereedheid zouden zijn. Toen we het allemaal geïnstalleerd hadden bleek het systeem alleen niet bestand tegen de Canadese winterkou. Op 'warme' dagen werkte het, maar als het vroor (en dat was nog praktisch elke dag) liep de pomp vast. Eén badkuip is toch alvast gebruikt door de gasten. We vulden het vlak van tevoren met warm water en lieten het pompsysteem nog even voor wat het was.
Verder was er veel sneeuwschuifwerk, of eigenlijk sneeuwhakwerk te doen. De sneeuw die zich gedurende de winter had opgestapeld gingen we met scheppen en pikhouweel te lijf. Meerdere keren zagen we ons mooi schoongemaakte pad weer verdwijnen onder een laag verse sneeuw. Deze was gelukkig wel wat makkelijker op te
scheppen. En vanaf mid-maart ging het uiteindelijk zelfs op Cape Breton Island af en toe dooien. Eind maart was bijna alle sneeuw verdwenen (afgezien van de sporadische dagen waarop er een sneeuwstorm woedde waardoor het opnieuw een paar dagen winter leek).
Onze hosts hielden van filmpjes, filmpjes van interviews van hun gasten, van bandjes die bij ze kwamen optreden, van cursussen die bij hen werden gegeven en... van hun kippen. Wij mochten dit laatste filmpje maken. We hebben ons met volle enthousiasme op dit filmje geworpen en ons kapot gelachen. Kippen zijn super grappig, helemaal als ze Pools zijn. Ons filmpje is te bekijken op hun website. Ik weet niet of hun websitebezoekers er net zo enthousiast van werden als Barbara en Paul, maar wij hadden in ieder geval veel lol.
Tijdens ons verblijf daar kwamen er twee keer een grote groep mensen naar hun resort. Speciaal voor deze gelegenheden organiseerden onze hosts dan vaak een evenement. Zo ook deze keren. Paul belde dan de hele buurt op om ze persoonlijk uit te nodigen voor hun feestje. Als de mensen op de uitnodiging ingingen moesten ze echter wel betalen (en niet weinig ook). Wij dachten dat dit misschien
een stukje US cultuur was dat hij mee naar Canada had genomen, want Canadees was het niet.. Voor mensen die kwamen opdagen werd wel hun uiterste best gedaan om ze tevreden te stellen. De eerste keer bij een optreden van een uitgebreid diner met optreden van Keltische muzikanten. De andere keer bij een klein concertje gevolgd door een jam-sessie. Hieraan werd enthousiast meegedaan.
De Keltische cultuur was door voornamelijk Schotten meegenomen naar Cape Breton. Je zag dit terug in de naambordjes naast de weg (die naast in het Engels ook in Gaelic werden aangegeven) en in alle Keltische activiteiten die georganiseerd werden. Paul ging elke week naar een Keltische jam-sessie, 'kitchen parties'. Wij mochten ook een keer mee samen met Sandroo de boeddhistische monnik die ook een tijdje in het resort verbleef. We konden met onze Afrikaanse djembés niet helemaal onze draai vinden in de Keltische muziek maar het was wel leuk om te zien hoe vol enthousiasme de liederen gezongen werden.
Het mooiste gedeelte van Cape Breton is de kust. Er ging dan ook een ongeveer 300km lange kust route het hele eiland rond. We hadden het geluk dat Barbara en Paul het net zo belangrijk vonden
dat we wat van de omgeving zagen als dat we voor hun werkten. Naast korte uitstapjes gaven ze ons op een dag de hele dag vrij en hun auto in bruikleen, om de kustroute te ontdekken. Ik was wel een beetje zenuwachtig om het hele stuk in m'n eentje te rijden, helemaal omdat het heel bergachtig was en de wegen nogal slecht waren. Door de extreme kou in de winter brak het asvalt en ontstonden er soms enorme potholes. Hoe slecht de weg echt was realiseerden we ons pas later. De uitzichten waren schitterend, na elke bocht of berg rezen er nieuwe rotswanden vanuit de zee op, ruig en stijl. Ik mocht er alleen niet te veel van genieten, de weg vroeg bijna al mijn aandacht. Al was het officieel een 80km/u weg, ik kon hoogstens 50 rijden door de vele gaten in de weg. Onderweg naar het uiterst Noordelijkste puntje werd de weg bijna onberijdbaar. Hier bleek dat mijn vrees gegrond was. Ik reed in een iets te diepe kuil en de bodem van de auto raakte het asvalt. We schrokken ons een hoedje maar de auto leek niet meer te rammelen dan hij ervoor al deed en alles
leek het nog te doen. We dachten dus dat we er met de schrik vanaf kwamen. We bleven gewoon doorrijden, deden onze sightseeing en maakten onze snowshoe-wandelingen.
Toen we terugkwamen van een van onze wandelingen zagen we dat de sneeuw onder de auto zwart verkleurd was. We hoopten nog dat dit 'gewoon' vuil smeltwater was, maar bij nadere inspectie werden we uit die droom geholpen. Het olievat lekte, en niet zo'n beetje ook. We probeerden de auto zo snel mogelijk naar het dichtstbijzijnste dorpje te rijden maar na ongeveer een kilometer begon het olielampje te knipperen en ging het alarm af. In plaats van in het dorpje strandden we langs de kant van de weg. We hadden geen reserveolie bij ons en geen telefoonbereik. We werden wederom gered, deze keer door een vrachtwagenchauffeur. We konden met hem meerijden naar het boswachtershuis waar we onze hosts konden bellen. We hadden geluk dat ze erg vriendelijke mensen waren, we hoorden geen kwaad woord uit hun mond èn waren lid van de Canadeze ANWB. We moesten uiteindelijk nog een paar uur wachten totdat de takelwagen ons en daarna de auto op kwamen halen. Het was inmiddels avond en het was gaan sneeuwen.
De takelwagen in het dichtstbijzijnste dorpje was stuk en de chauffeur uit een dorpje verderop weigerde ons op te halen. Er moest een chauffeur helemaal uit Sydney komen. Het duurde hierna nog een paar uur om 'thuis' te komen omdat er een sneeuwstorm was losgebarsten (en wij nog maar op de helft van onze trip waren toen we strandden). Moe en met een enorm schuldgevoel kwamen we aan. Sarah probeerde ons (heel lief) een beetje gerust te stellen 'hun auto is zo oud, het zat eraan te komen en zoiets gebeurt hier sowieso om de paar jaar'. Toch was het niet leuk om degene te zijn die het uiteindelijk veroorzaakt.
Onze laatste dagen bij Cabot Shores waren minder actief. Er ging een griep rond en na Sarah werd Ciarán aangestoken. Ik dacht de dans te kunnen ontspringen, maar toen Ciarán alweer goed en wel beter was kreeg ik het toch nog te pakken. Het was een vrij heftige griep, het nam ons twee weken lang onze energie af. Barbara haalde al haar plantaardige remedies voor ons (en later ook voor Paul) uit de kast. Gemberwortel, druppeltjes van het een, pilletjes van het ander... We zijn er nog steeds niet
uit of het nou hielp of niet.
De bussen staakten nog steeds toen we weer op pad moesten naar ons volgende WWOOF adres op Prince Edward Island. Sarah was zo aardig dat ze ons 300km weg wilde brengen naar een opstappunt van een andere shuttlebus, naar Charlottetown (P.E.I.).
ons kippenfilmpje:
Advertisement
Tot: 0.082s; Tpl: 0.013s; cc: 12; qc: 29; dbt: 0.0373s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 1;
; mem: 1.1mb