23-01-2012


Advertisement
Peru's flag
South America » Peru » Loreto » Iquitos
January 23rd 2012
Published: January 23rd 2012
Edit Blog Post

(Dit artikel is nog niet af en zal nog regelmatig bijgewerkt worden)

Op maandag 16 januari, aankomst in Iquitos (Peru).

Na een boottocht van exact 3 dagen wringde ons vrachtschip zich vandaag 16/01 rond 8h30 tussen de andere aangemeerde vrachtschepen in de haven van Iquitos. Iquitos, gelegen aan de beroemde Amazone-rivier, in het noordelijke deel van Peru, en één en al omgeven door Amazonewoud. De grootste stad ter wereld die enkel bereikbaar is per boot en per vliegtuig.

Over vliegtuigen gesproken: een tochtje boven het Amazonewoud in een vliegtuigje is niet iets dat op regelmatige basis georganiseerd wordt voor toeristen, maar het kan. Kostprijs: S/. 2800 per uur, ongeveer 750 euro.

Iquitos dankt haar inkomsten blijkbaar aan de petroleum. Die petroleumbronnen moeten zich situeren verder in de jungle, dieper het woud in. In de stad zelf en langs de rivier of in de havens merk je er niets van. Hier in Iquitos verblijven een aantal rijke gepensioneerde Amerikanen die vroeger in de petroleumindustrie gewerkt hebben. Sommigen van hen baaten een restaurant of een hotel uit.

De boottocht van Pucallpa naar Iquitos verliep vrij vlot. Drie dagen op een boot zitten is niet niks, maar ik geraakte er snel aan gewend. Ook s' nachts werd er gevaard, vaak met één enkele koplamp, of zelfs helemaal in het donker. De twee stuurmannen wisselden elkaar om de 6 uur af.

Ik ben niet ziek geweest. De rivier, de Ucayali, zijn we vanuit Pucalla gevolgd, met de stroming mee. Golven zijn er nauwelijks.

Het vrachtschip was tot in de kleinste hoekjes volgeladen met etenswaren, plastieken buizen, blokken ijs om vis in te bewaren, enz. De dagen voor het vertrek zag ik voortdurend mannen gekleed in vuile t-shirts, op sandalen, zwetend, vracht op het schip dragen. De lading meestal op de rug of schouder getild, soms vastgebonden met een touw op het voorhoofd.

Het schip had 4 verdiepingen: de vrachtruimte, een eerste verdiep (slaapplaats voor een hele hoop mensen met hangmat en eveneens keuken), een tweede verdiep, eveneens ruimte waar men zijn hangmat kon in ophangen, en dan het bovenste verdiep met laadruimte en een aantal kajuiten.

Ikzelf had een kajuit. Mijn kajuit had een dubbel bed, een krakkemikkig in elkaar getimmerd kastje om een aantal spullen in op te bergen, een wc en een wasbak. Zo'n kajuit is eigenlijk gewoon een blikken doos: een ruimte met een ijzeren deur, ijzeren wanden en een raampje. Niks speciaals eigenlijk. Electriciteit was er vanaf 18h 's avonds. Toch ben ik blij dat ik mijn kajuit had: 3 nachten doorbrengen in een hangmat zou van het goede teveel geweest zijn. De meeste passagiers reisden echter op die manier: in hun hangmat. Er waren kleine kinderen en zelfs baby's bij op de boot.

Mijn tanden die poetste ik blijkbaar met rivierwater. Ik kan niet zeggen dat ik er iets van smaakte, maar het water had een bruin kleurtje. Er was een douche in mijn kajuit aanwezig, maar ik besliste om dat douchen uit te stellen tot in Iquitos.

De gevreesde warmte in de kajuit, daar had ik geen last van. Ik heb vrij goed geslapen maar werd meestal wel 2 of 3 keer wakker elke nacht, als het schip halt hield.

Mijn slaapritme op die boot verschilde toch sterk van mijn gewone slaapritme: in bed kruipen ten laatste rond 21h, wakker worden rond 6h en opstaan rond 7h om te gaan ontbijten.

De avonden waren vaak mooi, we zagen vaak een hemel volgestrooid met sterren. Ik leerde dat er niet alleen sterren te zien zijn aan de hemel maar ook planeten. Planeten zijn trouwens nog het best zichtbaar omdat ze veel meer en feller licht uitstralen. In tegenstelling tot het licht van een ster flikkert het licht van een planeet niet maar heeft het een constante lichtintensiteit. Een twee- à drietal planeten konden we zo zien schijnen. Er was ook een groepje te zien van zeven sterren dicht bij elkaar, de Seven Sisters genaamd.

Ik reisde in de Linaris. Eerts werd gezegd dat het schip zou vertrekken op donderdag om 14h, daarna werd dat 15h30, 16h, en uiteindelijk werd het vertrek uitgesteld tot de dag erna, vrijdag rond 8h 's morgens (7h55 om precies te zijn). Maar ik was erop voorbereid en wist dat de schepen meestal met vertraging vertrokken.

Eén keer regende en waaide het zo hard dat er golven ontstonden op de rivier en dat het schip stopte, zich dwars in de richting van de stroming draaiend, met de neus tegen de oever aangedrukt. Jean, een fransman die ik leerde kennen op het schip, vertelde mij ergens onderweg ook dat we een punt gepasseerd waren op de rivier waar de stroming zo sterk en onvoorspelbaar was dat er op die plaats enkele uren geleden twee kleine bootjes waren gezonken.

Onderweg werd er regelmatig gestopt bij kleine dorpjes langs de rivier. Als zo'n boot halt houdt, dan draait hij zich tegen de stroming in met de motor draaiend, om zo ter plaatse te kunnen blijven dobberen. Verschillende keren passeerde het schip ook kleine dorpjes zonder halt te houden, soms slechts één enkele hut, en vanop de oevers hoorde je dan mensen fluiten en wuiven.

Tijdens zo'n stop wordt lading van het schip gedragen, en soms kwamen vrouwen en kinderen het schip op om drank, vis, fruit, noten, ijsjes, enz te verkopen. Af en toe stapte ik van het schip om een kijkje te nemen op de oevers. In Requena, één van de laatste stops voor onze aankomst in Iquitos, kwamen er zelfs vrouwen op het schip met telefoontoestellen in de hand voor passagiers die wouden telefoneren.

Af en toe zagen we vanop de Linaris de ruggen van dolfijnen boven water komen, meestal in de havens of op rustige plaatsen met weinig of geen stroming. Eerst de vin, dan de rug, en dan verdwijnen ze weer in het water.

Die dolfijnen, dat zijn zoetwaterdolfijnen, lichtgrijs op de rug en voor de rest helemaal roos van kleur. Ze zwemmen meestal in paren. Ik zag er verschillende boven water komen, op verschillende locaties en tijdstippen. De laatste keer dat ik dolfijnen zag waren het er twee die zijdelings naast elkaar zwommen: eerst twee vinnen, dan hun ruggen, en dan weer kopje onder.

Mijn eten op de Linaris dat werd door de kok zelf tot boven in mijn kajuit gebracht. Tenminste, de eerste dag toch, daarna had ik er genoeg van om als een koning bediend te worden en besloot ik om gewoon zoals iedereen beneden aan tafel te gaan eten. Op die manier mengde ik mij toch wat tussen de mensen en dat was gezelliger ook.

Het ontbijt, dat was meestal soep. Soep met een kippebout in. Over kippebouten gesproken: de kippen zitten in het ruim beneden en leven nog. Op een dag zag ik een keukenmeisje met een kip de trappen op komen richting keuken, de kip vasthoudend aan de hals, nog levend. Een andere keer zag ik bij de keuken een ijzeren emmer staan met daarin een kip die nog lag te spartelen, half dood, half levend.

De avond voor het vertrek praatte ik met de kapitein, minstens een uur lang. We praatten over vanalles en nog wat. Edwin, de kapitein, had nog nooit over het bestaan van metro´s gehoord. Hij weet alles over schepen, maar metro´s, dat kent hij niet. Hij trok grote ogen toen ik hem erover vertelde. Hoe doen ze dat toch, dergelijke tunnels uitgraven onder de grond? Het meest indrukwekkende moest nog komen: de Eurostar naar Londen. Een tunnel onder de zee, hoe is het mogelijk?

Toen ik ontbeet in de "C´est si bon" in Pucallpa sprak een Spanjaard mij aan, Toni, die mij aanraadde om te verblijven in hospedaje Casa Samantha in Iquitos, een raad die ik dan ook opvolgde. Toni, filosoof van opleiding, was op weg naar een klein dorpje iets buiten Pucallpa om daar te verblijven bij een plaatselijke gemeenschap en er iets bij te leren over de geneeskundige krachten van bepaalde planten uit de jungle.

Op de dag van ons vertrek leerde ik 3 medepassagiers kennen, eveneens "gringo's": een fransman, Jean, afkomstig uit Toulouse, met een typisch zuiders frans accent, een amerikaan, Dean, afkomstig uit Nebraska, het middelpunt van de VS, en Tico, een Japanner, afksomtig uit een stadje buiten Tokyo.

Tico's echte naam is eigenlijk Haruki. Hij gaf zichzelf een nickname, afkomstig van het woord "romantico". Iedereen noemde hem Tico. Geen slecht idee eigenlijk zo'n nicknaam, zeker als japanner. Tico is 29, heeft lang zwart haar, is vrij mager, en heeft sandalen gemaakt van houten plankjes. Hij doet aan yoga. Ik zag hem eens bezig, op zijn matje, temidden van al de hangmatten, zichzelf in allerlei kronkelende houdingen plooiend.

Hij heeft een notitieboekje vol met japanse tekens. Hij tekent ook goed. Hij maakte voor een aantal passagiers een klein houten popje dat dienst doet als halsketting, met daarop onze namen in japanse en chinese tekens. Op een dag zaten we daar allemaal, buiten op een bank op het dek, onze popjes slijpend uit houten balkjes en daarna afschurend met schuurpapier. Tico gaat nog naar Brazilië reizen. Daar wil hij zijn popjes verkopen aan wie wil, en de prijs bepaal je zelf.

Tico maakte voor mij eens een mengsel van fruit (banaan, mango, rozijntjes, en appel) met maïzena en yoghurt. Ik zag hem dat eens eten en hij liet mij proeven en ik vroeg hem of hij zijn mengsel ook voor mij eens kon klaarmaken. Het was een welgekomen afwisseling op het dagelijks bord rijst, bonen, kip en ongezoete banaan die we voorgeschoteld kregen.

Tico kreeg veel aandacht, vooral van de kinderen die meereisden. Regelmatig moest hij een woord vertalen in het japans en dan herhaalden ze dat allemaal, vol trots.

En dan was er Dean, de Amerikaan, de man met de reflexcamera. Dean is bioloog maar houdt zich in het dagelijkse leven bezig met reizen, fotograferen, schrijven, en het geven van voorstellingen van zijn avonturen in scholen. "Speaker/author/photographer" staat er op zijn visitekaartje. "Connecting people to cultures, history and the natural wonders of the world." Hij heeft zijn eigen website. Naar eigen zeggen heeft hij al 50 landen bezocht.

Hij somde mij de landen op waar hij graag terug naartoe zou gaan. Ik herinner mij enkel nog Sudan, omdat er in Sudan blijkbaar meer piramides staan dan in Egypte, alleen weten de mensen dat meestal niet. Hoe hij het allemaal klaarspeelt om zijn kost te winnen weet ik niet. Rondreizen en er nog je kost mee verdienen ook, het lijkt mij niet voor iedereen weggelegd. Maar hij kan het blijkbaar wel.

Hoezeer we ook van elkaar kunnen verschillen, in de kern zijn mensen allemaal dezelfde, zegt hij. We willen allemaal hetzelfde, we lachen om dezelfde dingen. En precies dat wilt hij aan anderen overbrengen. In de VS heerst er een angstcultuur, zegt hij ook. Mensen durven hun huizen bijna niet meer uitkomen omdat ze in de media steeds worden bestookt met allerlei boodschappen die angst teweegbrengen. En eigenlijk is die angst nergens voor nodig, zegt hij.

Dean stapte onderweg regelmatig uit om foto's te trekken en te praten met de plaatselijke bevolking. Enfin, praten. Zijn spaans is van een basisniveau, en op de momenten dat ik mee uitstapte vroeg hij mij regelmatig om iets te vertalen van het engels naar het spaans of omgekeerd.

En last but not least is er ook Jean, afkomstig uit Toulouse, de man waar ik het meeste contact mee had en nog altijd mee heb. Jean, ik kan er een aantal pagina's over vol schrijven als ik zou willen. En eigenlijk zou ik dat ook moeten doen. Maar hij heeft zoveel verteld dat ik het onmogelijk allemaal kan onthouden. Waar zal ik beginnen? Eens ik over hem vertel, dan verdwijnt Peru op de achtergrond.

Jean is 59 jaar en heeft 30 jaar als marinier gewerkt als verantwoordelijke van de logistiek. Zijn shifts, die bestonden uit blokken van telkens 4 uur: 4 uur logistiek, 4 uur navigatie, en 4 uur rusten. Hij was vaak lange tijd van huis weg. Hij heeft gewerkt in Frankrijk, in Tahiti, in Egypte, in Madagascar, en nog veel andere plaatsen die ik alweer vergeten ben.

Jean is sinds zijn 50ste op pensioen kunnen gaan. Maandelijks krijgt hij nu 1.700 euro pensioen gestort. Blijkbaar zijn er in Frankrijk twee beroepen waar je op je vijftigste op pensioen kan: iemand met 30 jaar dienst als marinier of iemand met 30 jaar dienst als mijnwerker. Jaarlijks had hij 45 dagen vakantie. Hij is al 36 jaar getrouwd met een vrouw van Franse-Chinese afkomst. Zijn vrouw had een grootvader van franse afkomst en een grootvader van chinese afkomst die beiden naar Madagascar verhuisd zijn en daar trouwden.

Zij werd dus geboren in Madagascar. Omdat de overheid van Madagascar op een bepaald moment mengrassen afkeurde, verhuisde ze naar Frankrijk om daar te gaan werken. Jean leerde zijn vrouw kennen in Parijs.

Jean vertelde mij dat hij tijdens zijn reizen met zijn vrouw doorheen Azië (Vietnam, Thailand,...) en Australië vaak vreemd werd bekeken en soms zelfs met stenen werd bekogeld. Vooral in Thailand was het erg. Een Amerikaan op stap met een Aziatische dachten ze, dat kan niet, dat mag niet. Een oude Amerikaan die ergens een Aziatische heeft opgeraapt. Overal waar hij kwam had hij het gevoel zich te moeten verantwoorden. Hij houdt Azië nu voor bekeken. Ook zijn vrouw kreeg er genoeg van.

Sinds zijn 50ste is hij dus beginnen reizen. Momenteel heeft hij er een kleine wereldreis van een 10-tal maanden opzitten. Hij heeft slechts twee broeken, twee hemden, een paar sandalen en een paar dichte schoenen, een Stelton-hoed tegen de zon, een waslijn en wasproduct mee tijdens zijn reis. Reis- of leesboeken die koopt hij tussendoor. Als hij ze niet meer nodig heeft laat hij ze achter in zijn hotelkamer. Of hij scheurt er pagina's tussenuit om minder gewicht mee te sleuren.
In maart keert hij terug naar Frankrijk. Toen hij 10 maand geleden in Frankrijk vertrok had hij nog kort haar, nu hangen zijn dikke grijze haren tot over en onder zijn oren. De meeste van zijn reizen deed hij per bus. Als het nodig was nam hij ook wel eens een vliegtuig of een schip.

Jean schrijft ook graag. Net als ik schrijft hij zijn ervaringen op en stuurt ze dan door naar zijn vrienden en familie. Hij stuurt zijn teksten nu ook naar mij door omdat ik er naar gevraagd heb. Massa´s pagina´s stuurt hij door. Soms schrijft hij 3 à 4 uur aan één stuk door. Ik meen mij zelf te herinneren dat hij het eens over 6 uur had. Zot. Maar hij kan schrijven, en niet een beetje.

En net zoals je van een echte fransman zou verwachten houdt Jean van een goed glas rode wijn, een camembert-kaas, en een baguette (frans brood). De beste baguetten maken ze volgens Jean in Parijs. "Overal ter wereld heeft men bloem en melk en eieren, maar hoe komt het dan dat men er nergens ter wereld in blijkt te slagen om even lekker brood te maken als bij ons?", aldus Jean.

Vanuit Frankrijk vertrok hij met de bus naar Polen. Daarna Etland, Letland en Talin, gevolgd door Rusland. Hij kruiste Rusland door van West naar Oost. Vanuit Noordoost-Rusland ging hij naar het Zuid-Oosten en dan zo naar Korea.

Hoe hij zijn plan trok in Rusland zonder de taal te kennen? Gewoon, door hulp te vragen, en met wat geluk kwam het allemaal wel in orde. Met wat geluk kwam hij iemand tegen die wel wat engels kende. Om een busticket te kopen gebruikte hij een stuk papier waarop hij een bepaalde standaardzin had genoteerd in het Russisch, en afhankelijk van zijn bestemming gomde hij de vorige bestemming uit en schreef hij zijn nieuwe bestemming in de plaats. En dan plakte hij dat briefje tegen de ruit van het lokket in de hoop dat men hem zou verstaan.

In Korea wilde hij een ferry nemen tot in China, maar daar werd hem zijn chinees visum geweigerd. De reden? In Zuid-Afrika wonen veel Chinezen. Tot voor kort konden die Chinezen bij de franse ambassade in Zuid-Afrika hun visum bekomen om naar Frankrijk te reizen. President Sarkozy maakte daar een einde aan, voortaan moeten Chinezen hun visum bekomen bij de chinese ambassade in Frankrijk of bij de franse ambassade in China. Dus de Chinezen besloten om hetzelfde te doen en het voortaan ook voor fransen moeilijker te maken om naar China te reizen.

Van Korea reisde hij dan maar naar de Filippijnen. Van de Fillipijnen naar Indonesië. In Indonesië liftte hij en kon hij meerijden met een jonge knaap in een auto, van Noord naar Zuid: 31 uur zat hij in die auto. De chaufeur, die heeft slechts 4 uur rust genomen.

Van Indonesië reisde hij door naar Australië (Perth), waar hij een 3-tal weken in het zwart in een mijn werkte. Tweeduizend euro werd hij betaald.

Van Australië naar een eiland van Chili in de Pacifische Oceaan, dan naar Chili, en tot slot Peru. Tussenin zette hij ook nog de voet op tal van kleine en minder kleine eilanden.

Nu is hij van plan om de Amazonerivier per boot te volgen helemaal tot aan de monding met de Atlantische Oceaan in Brazilië (Belén), via Manaus. Belén ligt aan de noordoost-kust van Brazilië, op de plaats waar de Amazonerivier overgaat in de Atlantische Oceaan. De plaats waar het zoetwater van de rivier geleidelijk aan overgaat in het zoutwater van de Oceaan.

Ik kwam Jean tegen op het schip in Pucallpa (midden Peru) en we reisden samen zo verder door tot aan de grens van Peru met Colombia (Leticia) en Brasilië (Tabatinga), gelegen helemaal in het noordoosten van Peru. Alles in totaal bracht ik een kleine week (6 dagen) met hem door. Zes dagen die veel langer leken te duren dan 6 dagen.

Op zaterdagmorgen 21/01/2012 rond 9h verliet Jean, trekrugzak op de rug, kleine rugzak op de buik gebonden, strooien hoed op het hoofd, ons hotel Los Delphines (de dolfijnen) in Leticia (Colombia). Hij zou te voet tot in Tabatinga (Brazilië) stappen, een stadje dat we de dag ervoor al waren verkennen, en zich daar in een ander hotel vestigen. Vanuit Tabatinga zou hij dan op woensdag, 4 dagen later pas, een trage boot kunnen nemen naar Manaus (Brasilië).

Die zaterdag was dan ook de laatste keer dat ik hem zag. Ik ben hem daarna nog gaan zoeken, maar ben hem niet meer tegengekomen. "Altijd welkom in Toulouse, we gooien wel ergens een matras bij op de grond voor jou" verzekerde hij mij nog, "maar verwittig eerst vooraleer je afkomt". Alsof ik zonder te verwittigen zomaar ineens voor zijn deur zou gaan staan.

Een vliegtuigticket van Belén in Brazilië over de Atlantische Oceaan tot in Madrid kost blijkbaar een stuk duurder dan een vliegticket vanuit Santiago in Chili tot in Madrid. Dus daarom gaat Jean van de noordoost-kust in Brazilië per bus helemaal tot de hoofdstad Brasilia (centraal Brazilië), dan verder naar het Zuiden toe en zo tot in Paraguay, Argentinië, om dan uiteindelijk in Chili toe te komen, van waaruit hij het vliegtuig neemt naar Madrid.

Eens in Madrid wilt hij dan tot slot terug een bus nemen tot in Toulouse, om dan uiteindelijk met kortgeknipte kop, fris gekleed en geschoren, weer thuis toe te komen en zo de cirkel van zijn reis rond te maken.

Als je het mij vraagt, zot moet je zijn om zoiets te ondernemen. Zot, of heel avontuurlijk en geen angsten kennen. Ik denk dat hij gewoon heel avontuurlijk is. En na 30 jaar een beetje overal gezeten te hebben zal hij het reizen en het weg zijn van huis ook wel gewend geraakt zijn.

Waar hij schrik voor heeft? Zonder geld komen te zitten, zijn bankkaarten verliezen. Dat is alles. Oh ja, en ook nog de angst om in een verkeersongeluk betrokken te raken. In Indië rijden ze als gekken, vertelde hij mij. Daar rijdt men in het midden van de baan, om dan net op het laatste nippertje uit te wijken voor een tegenligger. Daar heeft men blijkbaar plezier in. Vandaar dus al die half ingedeukte bussen die je overal ziet rijden.

Als Jean praat over zijn reizen, dan doet hij dat op een toon alsof het allemaal niets is. Alsof het allemaal voor de hand ligt wat hij doet. Alsof hij je uitlegt hoe je een fietsband moet oppompen of hoe je in een dorp het snelst van punt A naar punt B kunt wandelen. Kalm, bijna droogjes, met beide voeten op de grond, legt hij tot in de kleinste details uit waar hij is geweest en wat hij er meemaakte.

Jean had leraar geschiedenis kunnen zijn, de manier hoe hij praat, hoe hij bijna over elk onderwerp wel iets weet te vertellen. Zelfs indien hij een saai vak als fysica of filosofie had gegeven, dan nog had ik aandachtig meegevolgd.

Of hij ooit éénzaamheid kende tijdens zijn reizen? Niet echt. En als hij zich éénzaam voelde dan was dat vooral in de buurt van blanken.

Wat valt er verder nog allemaal te vertellen over mijn tijd met Jean?

Schrijvers als Victor Hugo, Balzac, Emile Zola, George Simenon en Stefan Zweiger passeerden de revue tijdens onze gesprekken, alsook Jacques Brel en Brassens om er slechts enkele op te sommen, en schilder Gauguin die net als Jacques Brel begraven ligt in Frans Polinesië (Tahiti). Jean stond op het graf van Jacques Brel tijdens één van zijn reizen in Frans Polinesië.

Hij praatte ook over zijn stad Toulouse. Als ik hem zo hoorde vertellen had ik zin om naar Toulouse te gaan. Toulouse ligt aan de Garone en is bekend om de bouw van de Airbus (vliegtuig) en om het bestaan van een ruimtestation. En er is ook het rugby. "Star Toulouse" is een rugbyploeg en één van de grootste ploegen ter wereld.

Dat er bij ons in België geen aandacht wordt besteed aan rugby, dat begrijpt Jean niet. Rugby, dat is een religie in Toulouse. Jean legde mij de regels van het spel uit. Het rugby is een vrij technische sport. Maar als ik hem zo hoorde praten, dan kreeg ik zin om rugby te leren spelen. Het is eens iets anders dan voetbal en wielrennen.

Soms lijkt het wel alsof bepaalde volkeren hier in Peru denken dat er slechts twee soorten bevolkingsgroepen bestaan: zij die Spaans spreken en zij die Engels spreken. Iets anders bestaat niet. Ben je blank, dan ben je een Amerikaan en spreek je engels.

Hoe vaak werd ik niet naar mijn afkomst gevraagd, en werd er niet vanuit gegaan dat ik wel Amerikaan moest zijn. In plaats van te vragen "waar kom je vandaan?" vragen ze je "ben je Amerikaan?" of "je bent Amerikaan zeker?". Zelfs mensen waarvan je een zeker niveau verwacht zoals gidsen. Het werkte mij soms op de zenuwen, en niet alleen bij mij.

Advertisement



25th January 2012

Waw Kentie ! Wat een nieuw boeiend verhaal ...... Heel vlot en fijn om te lezen !!!! Hou je goed he schat en tot kort !!! Knuffels van mam

Tot: 0.11s; Tpl: 0.013s; cc: 11; qc: 48; dbt: 0.067s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 1; ; mem: 1.1mb