Langs de Coral Coast.


Advertisement
Australia's flag
Oceania » Australia » Western Australia » Coral Coast
November 24th 2006
Published: December 31st 2006
Edit Blog Post

Vrijdag 24 november.

Vanochtend konden de dames niet zo goed uit bed komen. Het resultaat was dat we redelijk laat (8u30) aan de wandeling in de Mandu Mandu kloof begonnen. Er waaide gelukkig een fris windje waardoor de ergste warmte wat getemperd werd. Toen we op het beginpunt van de wandeling aankwamen, ontmoetten we een Duits koppel dat de wandeling net achter de rug had. Volgens hen was de wandeling makkelijk in 1,5 uur te doen en waren er heel veel wallabi’s en nog wat andere dieren te zien. Het bleek inderdaad een mooie wandeling over de heuvels en de rand van de kreek en daarna door de droge rivierbedding terug. De rotsformaties waren heel mooi maar de enige levende wezens die wij te zien kregen waren enkele andere wandelaars en hopen vliegen. De wallabi’s hadden al lang de schaduw tussen de struiken opgezocht in de zon vonden ze het veel te warm.
Na deze wandeling die toch wel twee uur in beslag nam, reden we nog eens naar Turquoise Bay om er te snorkelen.
In Mangrove Bay hadden we de Bird Hide helemaal voor ons alleen en we konden er verschillende vogels goed observeren: vooral reigers en aalscholvers.
Op de camping waar we twee keer hadden overnacht gingen we in het zwembad eerst het zout afspoelen waarna we ook nog een douche namen. De campinguitbater kwam melden dat de piloot van onze scenic flight hem had laten weten dat het beter was om de vlucht iets vroeger te laten beginnen, zodat we om 15u op de landingsbaan stonden te wachten op de komst van ons vliegtuigje.
De vlucht was zeer interessant en ging langs de oostkust en het koraalrif van North West Cape tot onder Yardie Creek. We herkenden de plaatsen die we al bezocht hadden zoals Mangrove Bay, Turquoise Bay en Yardie Creek. Daarna vlogen we over de bergen en de kloven van de North West Cape naar de westkust die werd gevolgd naar het noorden zodat we ook Exmouth vanuit de lucht zagen en Bundegi Beach. Daarna ging het via de vuurtoren van Vlamingh Head langs de oostkust weer zuidwaarts totdat we de camping zagen liggen met de landingsbaan ernaast. Behalve de bekende plaatsen hadden we ook enkele zeeschildpadden kunnen zien zwemmen: kleine ronde cirkeltjes in het helder blauwe water.
Om 16u begonnen we aan de terugtocht naar Exmouth. Op het uiterste puntje van de kaap gingen we eerst even langs het scheepswrak van de S.S. Mildara, een boot die vee had vervoerd vanuit de havens uit het zuiden zoals Perth naar het noorden (Port Hedland, Broome en Derby) en bij een van de tochten hier op de klippen was gelopen en vergaan. De resten van het wrak waren heel goed te zien omdat we er juist bij laag tij langskwamen.
In Exmouth vonden we weer een plaatsje op de camping waar we al hadden gestaan. Het bleek hier toch nog een stuk warmer dan aan de oostelijke kust van de North West Cape zodat de airco weer goed dienst deed.


Zaterdag 25 november.

Deze hete dag met temperaturen in de voormiddag van 33°C tot 43° in de namiddag werd een rustdag met alle traditionele ingrediënten maar uitgebreid met een frisse duik in het zwembad van de camping. Nora kreeg na een onhandige beweging flink last van rugpijn die nog voor enkele dagen voor hinder zou zorgen.


Zondag 26 november.

Om 8u30 vertrokken we richting Coral Bay, slechts 153 km van Exmouth. Omdat Nora nog steeds last had van haar rug was ze voor de tweede dag op rij de copiloot: vooraan had ze minder last van de oneffenheden. Onderweg werd wel afgeslagen om de Charles Knife Road in te slaan. Deze liep in één van de kloven die we met het vliegtuigje hadden overvlogen en die veel spectaculaire uitzichtpunten zou hebben. Op de smalle en kronkellende weg had de kampeerwagen het af en toe erg moeilijk op de steile hellingen. De eerste 11 km was de weg nog verhard maar nadien was het voor de resterende afstand (ca. 30 km) gravel. De uitzichten waren adembenemend maar de chauffeur moest zijn aandacht intensief bij de weg houden en kon er niet al te veel van genieten. Een nog kleiner zijweg van 1 km naar een uitzichtpunt bleek wel een zeer slechte weg over zeer oneffen rotspartijen. Eenmaal eraan begonnen moesten we wel door gaan: het enige punt waar men zonder problemen kon draaien was op de parkeerplaats van het uitzichtpunt. Stapvoets en met veel gehobbel en geslinger werd de weg zonder problemen afgelegd: het bewuste uitzicht was mooi, maar niet naar gelang de moeite die we hadden moeten doen om er te geraken. Ook de terugweg naar de grote weg verliep zonder problemen. De verdere weg naar Coral Bay was redelijk saai: zanderige vlakte met een zeer taai soort gras, spinifex en heel veel termietenheuvels.
We waren redelijk vroeg in Coral Beach waar we informeerden naar de mogelijke tours. Berna en ik reserveerden gelijk een plaatsje op een 4 uur durende boottocht waarbij zwemmen met manta-roggen het hoogtepunt moest zijn. Omdat hierbij wat verder uit de kust nogal intensief zou worden gesnorkeld besloot Nora om niet mee te gaan: ze had nog te veel last van haar rug. Ze schreef zich in op de tocht van één uur met een glasbodem boot over het rif. Ze was op dat moment wel de enige, indien dat zo zou blijven zou ze (zonder extra kosten) bij de 2 uur durende tocht terecht komen waar ook gesnorkeld zou worden. Tijdens het snorkelen zou ze wel gewoon op de boot blijven.
In de namiddag deden Berna en ik nog een poging om nog wat aan het strand te snorkelen. Er stond echter te veel stroming en er was te weinig koraal vlak bij de kust zodat we het snel voor bekeken hielden.
Om ons te troosten gingen we die dag gewoon wat vroeger aperitieven.


Maandag 27 november.

De wat magere snorkeltocht van gisteren had me wel doen inzien dat mijn zwembroek in feite iets te versleten was om nog veel intensieve zwempartijen te kunnen volhouden. Coral Bay had voor zijn 120 inwoners (en de veel meer toeristen die jaarlijks langskwamen) gelukkig een ‘shopping centre’ waar al de winkels polyvalent waren. De zwembroeken die in het Tour Booking Office te koop werden aangeboden waren voor mij te klein. De Gift Shop had enkel dames badkleding. Bij de Fotoshop waren er gelukkig wel zwembroeken in mijn maat. De knalgele bleek iets te krap zodat ik de keus had tussen twee witte zwembroeken. Wit is niet echt iets voor mij maar ik was toch blij dat ik om 8 u een degelijke zwembroek gevonden had voor de uitstap.
Om 8u20 moesten we de snorkels en de zwemvliezen gaan passen en om 9u vertrok een sloep vanaf het strand naar de boot. Deze moest via enkele vaargeulen een hele omweg maken om door het rif te geraken dat op sommige plaatsen bijna tot het wateroppervlak kwam. Er werd koers gezet naar de ‘Cleaning Room’ van de manta-roggen van het rif. Hier huisden kleine langgerekte visjes die als hoofdmaal de parasieten van grotere vissen verwijderden en verorberden. Op geregelde tijd schoven hier manta-roggen aan voor een schoonmaakbeurt. Een vliegtuigje gaf aan de schipper de plaats door waar de roggen zich bevonden. Voor we te water gingen kregen we uitleg: we werden in twee groepen ingedeeld van elk 6 zwemmers. De gids ging eerst het water in. Als zij het teken aan de schipper gaf, zou deze de eerste groep in het water sturen en moest de tweede groep zich klaar maken. Er werd van te voren uitgelegd dat de ‘bevelen’ kort en misschien brutaal zouden over komen maar dat dit als doel had zo snel mogelijk bij de roggen te raken. Er werd veel aandacht besteed hoe we ons moesten gedragen: snel het water in zonder veel geplons, dit zou de roggen kunnen verjagen. De gids zwom steeds voorop om aanwijzingen te kunnen geven. We moesten proberen achter de rog te blijven en in een halve cirkel er achter zwemmen zonder elkaar te hinderen. Op een gegeven moment zouden de zwemmers van de eerste groep een teken krijgen dat ze zich moesten groeperen om door de boot opgepikt te worden. De gids zou de rog weer opzoeken en dan zou groep 2 het water in gaan. Als deze groep ter plaatse was zouden de zwemmers van groep 1 pas opgepikt worden. Ze moesten zich wel klaar houden want beide groepen zouden twee keer te water gaan indien de rog ter plaatse bleef. Een zwemmer die voelde dat hij/zij in problemen geraakte, moest een arm met gebalde vuist in de lucht steken en dan zou deze direct worden opgepikt.
Berna en ik werden in groep 2 ingedeeld. Op een gegeven moment waren er roggen gesignaleerd en kon het ‘zwemmen met manta-roggen’ beginnen. Manta-roggen zijn de grootste in hun familie en volkomen ongevaarlijk: het zijn planktoneters en hebben geen tanden en in tegenstelling tot kleinere familieleden hebben ze ook geen giftige angel aan het uiteinde van hun staart. In open zee leven de exemplaren die een spanbreedte hebben van 6m of meer. De exemplaren van het rif zijn kleiner, tot maximaal 4m. Wij kregen bij onze eerste zwembeurt een rog met een spanbreedte van ongeveer 3,5 m te zien. Het is een prachtig zicht om deze elegante vissen onder je in het water te zien. Hun manier van zwemmen lijkt meer op vliegen aangezien hun vinnen meer weg hebben van vleugels. Ons exemplaar zwom redelijk snel voor ons uit maar keerde dan terug alsof hij wilde nagaan of we wel konden volgen. Dit scenario herhaalde zich een paar keer tot hij toch verdween. We waren echter heel tevreden dat we zo’n vis van zo dichtbij hadden kunnen zien. Toen we aan boord gingen bleef ook groep 1 nog even aan boord: het vliegtuig moest eerst weer op zoek gaan. Even later werden er weer twee exemplaren opgemerkt en kon groep 1 te water gaan. Toen het onze beurt was bleek er maar één exemplaar over te zijn. Berna en ik hadden op het eerste zicht een slechte plaats nogal ver achteraan maar op een gegeven moment draaide ook deze rog zich om en zwom recht op ons beide af: vlak in onze buurt draaide hij zich pas om, om daarna te verdwijnen. Berna en ik hadden hem echter heel goed kunnen waarnemen en ook al was dit een kleiner exemplaar van ‘maar’ 2,5m, onze dag kon niet meer stuk. Na deze ‘interactie’ met manta-roggen werd koers gezet naar het buitenrif, verder uit de kust. Daar kregen we de kans om groene zeeschildpadden (naam verwijst niet naar hun kleur, wel naar de kleur van het vet afkomstig van deze schildpadden) in hun natuurlijke habitat waar te nemen. Inderdaad zagen we er regelmatig één zwemmen, soms de kop even boven water steken en dan weer onderduiken. Ten slotte voer de boot naar een prachtig stuk koraal op het buitenrif waar voor anker werd gegaan om te snorkelen. Er was een enorme variatie aan koraal en vissen zodat we er onze ogen uit keken op al dat moois. Het zeewater was er al wat kouder dan aan de kust zodat Berna toch tussendoor even de boot op moest om op te warmen. Daar was koffie, thee en frisdranken met versnaperingen voorzien om de hongerige snorkelaars op krachten te laten komen. In de zon kon men dan weer even opwarmen om nog een laatste duik te nemen. Tegen alle regels in (toeristen worden hier opgevoed met allerhande regels rond gedrag in de natuur) werd er toch wat voer het water ingegooid zodat het rond de boot wemelde van vissen en je waande je in een overvol tropisch aquarium met exemplaren tot bijna één meter groot. Uiteindelijk werd de terugtocht aangevat en de kapitein en de gids konden duidelijk merken en appreciëren dat ze alleen maar tevreden toeristen aan boord hadden. Het is ons trouwens bij praktisch elke uitstap opgevallen hoe men hier tracht de toerist waar voor hun geld te bieden; een angstvallige tijdsgrens is er nooit, meestal duren de uitstappen langer uit dan oorspronkelijk was aangegeven. Nu ook werd de terugtocht pas ingezet toen de laatste snorkelaar (in dit geval ikzelf) uit eigen beweging weer aan boord was geklommen. Om 13u30 liepen we weer de haven binnen en vonden er Nora op het strand. Zij had een prachtige en 2 uur durende tocht over het koraal met de glasbodem boot achter de rug en lag nu wat (in de schaduw) van het mooie weer te genieten. Het warme zand had haar rug deugd gedaan, maar helemaal over was het toch nog niet.
We waren wel te moe om nog bij het strand te gaan snorkelen zoals we hadden voorzien en ook het zwembad van de camping kon ons niet meer lokken. Verslag schrijven, internetten en eten werden dus de verdere activiteiten van die dag en de gewoonte die we hadden aangenomen en zeer apprecieerden, het aperitiefje, werd natuurlijk niet over geslagen.


Dinsdag 28 november.

Deze nacht was er een flinke wind opgekomen. De dag begon met bewolking die we pas ’s avonds zouden kwijt raken: de snorkelaars van vandaag hadden dus veel minder geluk dan wij gisteren. Met spijt in het hart namen we afscheid van Coral Bay, een waar snorkelparadijs. We hadden op een vroegere reis al eens bij het Groot Barrière Rif kunnen snorkelen dat zich uitstrekt aan de oostkust van Australië en jaarlijks enorm veel toeristen trekt: wij waren het er over eens dat we eigenlijk het Ningaloo Reef aan de westkust meer konden appreciëren. Er moet trouwens opgemerkt worden dat er een milde(?) concurrentie bestaat tussen Queensland en West Australië: bij heel veel tours hier wordt er af en toe een steek gegeven naar de oostelijke staat. Bij één van de snorkeltochten werd bijvoorbeeld uitdrukkelijk vermeld:”wees niet bang, hier wordt er niemand achtergelaten”, naar aanleiding van een incident met een snorkeltocht op het Groot Barrière Rif waar men twee toeristen per ongeluk had achtergelaten en de boot zonder hen de terugtocht had ingezet. Het was niet de eerste en zou zeker niet de laatste opmerking in die aard zijn.
We reden richting de North West Coastal Highway die we bij het Minilya Roadhouse opreden. Hoe meer zuidelijk we kwamen, hoe minder de chauffeur in een roadhouse de koffie gratis werd aangeboden, dit was klaarblijkelijk enkel in het noorden de gewoonte. Op andere momenten hadden we vaak een pauze ingelast om een koel drankje in te lassen, de zogenoemde ‘lemon crush’ een siroop die we met ijskoud water aanlengden om zo een heerlijke verfrissende drank te hebben. Na heel wat wandelingen en uitstappen was het een ritueel geworden: airco aan en crush drinken. De temperatuur begon echter te milderen zodat we het voor de eerste keer geen probleem vonden (voordien steeds te warm) om de wagen op de parking te zetten, zelf onze koffie te zetten en eventjes uit te blazen zonder airco.
De afstand die we vandaag moesten afleggen, 237 km tot Carnavon, liet makkelijk toe om even voor deze stad een omweg van 100 km te maken om bij Quobba de spectaculaire ‘blowholes’ te gaan bekijken. De zee is hier erg ruw en beukt dusdanig op de rotsen in dat er openingen ontstaan waardoor het zeewater geperst wordt. Er worden zo fonteinen van zeewater gevormd die hier tot 10 m hoog kunnen zijn maar op andere plaatsen zelfs nog veel hoger. Toeristen die hier komen willen uiteraard van elkaar een foto maken met een dergelijke fontein op de achtergrond. Toen we er aankwamen kwamen we vier toeristen tegen die net de blowholes hadden bezocht, enkel een Nederlands koppel was foto’s aan het nemen met dit natuurfenomeen op de achtergrond. Geduldig wachtten we, de kust was hier voor de rest namelijk ook heel spectaculair. Overal beukte de zee in op de rotsen wat voor hoge golven en heel wat opspattend schuim zorgde. De Nederlanders overdreven wel een beetje: hij nam foto’s van haar met het opspuitende water op de achtergrond gedurende 5 à 10 minuten, zij daarna van hem waarna ze opnieuw begonnen maar dan met een videorecorder. Op zichzelf was het ook een spektakel want ze gedroegen zich beide alsof ze filmsterren waren die een reeks foto’s lieten maken voor een modeshow: de ene na de andere ‘natuurlijke pose’ werd er uitgeprobeerd. Na ruim een half uur waren de batterijen waarschijnlijk leeg en konden wij er ook onze toeristische plicht vervullen. Na maximaal 5 minuten vonden we dat we er voor ons drieën uitgebreid foto’s en filmpjes hadden gemaakt, zeer tot tevredenheid van het Nederlands koppel dat (waarschijnlijk met een lading verse batterijen) weer vol ongeduld stond te wachten. Met het zicht op de indrukwekkende kust besloten we nog maar wat koffie te drinken in onze kampeerwagen. De wind was er zo hevig dat deze zelfs heen en weer werd geschommeld. Net voordat onze koffiepauze gedaan was, zagen we de filmsterren terugkomen: waarschijnlijk was nu ook de tweede lading batterijen op.
Op de terugweg keken we onze ogen uit om een kleine afslag te vinden voor de Bibbawarra road, een onverharde weg die ook naar Carnavon zou leiden. Langs deze weg zouden we de Bibbawarra Bore vinden, een heetwaterbron die ooit bij een mijnprospectie was aangeboord en nog steeds heet water leverde. Hoe we ook keken, we vonden nergens aanduidingen en we wilden niet op een onbekende onverharde weg terecht komen (volgens het contract mochten we de kampeerwagen enkel op verharde wegen gebruiken).
Via de grote weg bereikten we uiteindelijk Carnavon, een leuk stadje waar we twee dagen zouden blijven. Van hier naar het zuiden begon het voor de scheepsvaart zo gevaarlijk gedeelte van de westkust waardoor deze kust lange tijd bekend was onder de naam Shipwreck Coast. Vanaf Carnavon zou er naar het zuiden over 400 mijl geen enkel stukje kust zijn waar men vanaf zeilschepen aan land kon komen. De nieuwe en snelle zeeroute die de Nederlanders ontdekten naar hun kolonie Indonesië liep echter langs deze kust. Er zijn zeker 400 gekende wrakken op deze kust te vinden (voor elke mijl één wrak) die aantonen dat men hier uiterst voorzichtig moest navigeren. Enkele van deze wrakken zijn beroemd, of berucht, geworden door de verhalen die ermee gepaard gaan zoals van de Batavia die in 1629 verging en van de Zeewijk die in 1727 verging. Nu geven ze de kust andere namen: de kust vanaf Exmouth tot vlak voor Perth heeft de naam Coral Coast. Het eerste deel daarvan (van Exmouth tot Carnavon en Shark Bay) krijgt ook de naam ‘Outback Coast’, het stuk daaronder van Kalbarri tot Dongara heet ‘Batavia Coast’ en het stuk nog zuidelijker van Dongara tot bijna aan Perth heet ‘Turquoise Coast’.
De rest van de dag werd gebruikt om weer eens de was te doen, wat te mailen, foto’s uitsorteren … Voor het eerst was ’s avonds de wind zo fris dat we blij waren dat we in de kampeerwagen konden eten.

Woensdag 29 november.
De samenvatting voor vandaag: rustdag. Bij het Visitor Information Centre krijgen we wat meer informatie en deze bevalt ons zo dat we ons inschrijven voor de Stockmans Tour voor de volgende dag waarbij we informatie zullen krijgen over het settlers verleden en het Carnavon van vandaag.

Donderdag 30 november.
Om 9 u werden we door Harry met een bus voor 30 personen opgehaald aan het Visitor Centre. Deze dag waren we de enige die ingeschreven hadden, dus werd het een privé tour. Harry bleek een zeer onderhoudende gids die duidelijk en op aangepaste snelheid uitleg gaf. De rit ging eerst naar enkele overblijfselen uit het verleden: enkele kerken, wat sociale centra… Duidelijk bleek dat Carnavon afhankelijk was van zijn ligging aan de kust en zeker gedurende 2 eeuwen de enige haven in een onbarmhartige kust. De Gascoyne rivier kwam vlak bij Carnavon in zee, het grootste deel van de tijd een schijnbaar kurkdroge bedding van een paar honderd meter breed. Bij het vorderen van het natte seizoen zorgden de regens in het binnenland dat de rivier veranderde in een kolkende rivier die herhaaldelijk delen van de stad overstroomde. Op diverse plaatsen werd ons aangegeven tot waar de overstromingen konden komen, tot nog heel recent. Nu waren er op verschillende plaatsen dammen aangebracht zodat de belangrijkste af- en aanvoerwegen niet meer zouden overstromen. Tot voor enkele jaren kon het gebeuren dat Geralton voor een beperkte tijd onbereikbaar was omdat de drie grote toevoerwegen overstroomd waren. Bij het oude settlerskerkhof werd hierover met de nodige humor verteld: in het natte seizoen moest men de kisten extra verzwaren anders zouden ze bij de overstroming door het dorp drijven. De zegswijze was dan: ‘If they weren’t dead, they would have drowned’. Het huidige kerkhof bleek wel op een heuvel te liggen zodat dergelijke problemen zich niet meer voordeden. De tocht ging ook langs de nieuwe haven van Carnavon. Tegenwoordig was het belang van de haven minder dan voorheen maar in de plezierhaven lag er toch een aanzienlijke vloot van allerhande jachten en in de vissershaven lagen een 20 tal boten voor anker. Dat waren de boten waarmee op garnalen (King Prawns en Tiger Prawns die wel 10 tot 15 cm groot zijn) en ‘scalops’ (bij ons gekend als St. Jacobs schelpen) werd gevist. Het seizoen was net afgelopen waardoor de boten nu voor anker lagen voor onderhoud. We hadden wel geluk want de visfabriek die we ook zouden bezoeken was deze week nog actief om de laatste vangst te verwerken.
Het gebied wordt af en toe geteisterd door cyclonen, die in het binnenland een stortvloed van regen doen ontstaan waardoor de weinige rivieren in geen tijd overstromen en aan de kust vooral windschade veroorzaken. Harry vertelde dat het ergste dat kon gebeuren een cycloon was tijdens het weekend. Dat was de laatste keer het geval geweest. Al de meteorologen stonden toen op het golfterrein en enkele stagiairs waren van dienst. Deze wisten de voortekenen van de naderende cycloon niet juist te interpreteren. ’s Maandags toen de hoofdmeteoroloog de gegevens te zien kreeg greep hij de telefoon en belde naar de overheid in Geralton met de woorden: ‘Het weer van afgelopen weekend was een cycloon!’. Daarna haakte hij gelijk in want hij wist heel goed dat ze dat ter plaatse al wisten. Niemand was gewaarschuwd en de beide vloten van Geralton lagen hierdoor totaal aan puin.
Bij een plaatselijke vishandelaar, die vroeger zelf ook visser was geweest, kregen we wat meer informatie over de verschillende soorten zeevruchten die hier gevist en verkocht werden. Het was een heel onderhoudende babbel en nooit werd allusie gemaakt op de mogelijkheid om daar wat aan te kopen. Lange tijd werd besteed aan een historische foto: vanaf een hoge klif zag men in het water een ‘band’ met aan de zijkant grote zeedieren: enorme haaien, manta-roggen, walvissen ... Deze foto was enkele decennia oud en bleek de eerste waarneming van een uitzonderlijk natuurfenomeen. De grote roofdieren uit de oceaan hadden samengewerkt om een enorme school ansjovissen naar de kust te jagen, totdat deze niet meer konden ontsnappen. Daar was het dan een waar eetfestijn geworden waar met elke hap kilo’s ansjovis werd verslonden. De laag ansjovis was toen tientallen km lang en wel 25 m dik. Inderhaast toegesnelde biologen telden op deze foto alleen al honderden haaien. Voordien had men nooit dergelijk gedrag waargenomen en van bepaalden vissen die aan het festijn deelnamen had men gedacht dat ze enkel plankton aten. De vishandelaar vertelde ons dat de fotograaf die deze foto had genomen onze gids, Harry, was. Hij was in een vorig leven freelance fotograaf geweest die aan veel persagentschappen foto’s had geleverd. Deze foto was ook over de hele wereld verspreid, alleen de Amerikanen hadden hem niet gekregen want die waren wel geïnteresseerd maar wilden gelijk alle publicatierechten erbij opkopen. Harry had dat afgewezen: iedereen mag de foto kopen, maar het origineel en de publicatierechten horen thuis in Australië! Omdat we zo geïnteresseerd waren vertelde hij nog heel wat over de precieze details, ijverig bijgestaan door de vishandelaar en zijn vrouw die ook naar het spektakel waren gaan kijken dat enkele dagen in beslag had genomen.
Doordat dit onderhoud zo lang had geduurd, werd de pauze aan de Heritage Precinct met een klein museum en de one mile jetty (de pier die dus één mijl de zee in loopt) wat ingekort omdat we deze ook zelf zouden kunnen bezoeken. Het oude stoomtreintje dat vroeger vanaf de pier van de toenmalige haven tot in de stad liep en de opbrengst van de vroegere vloot en ook de vissers vervoerde, stond aan het begin van de pier. De vroegere spoorbaan was nu afgebroken en vervangen door een voet- en fietspad van 3 km lang. Zeer recent had men plannen om er weer een tramlijn aan te leggen tussen het stadscentrum en deze pier.
De volgende halte was bij de visfabriek, Nord West Seafoods. We werden er grondig op voorbereid: haar- en baardnetje om, plastic afscherming over de schoenen en we mochten enkel met de twee medewerkers van het bedrijf praten die Harry zou aanwijzen. In deze fabriek konden we zien hoe de grote garnalen (King en Tiger Prawns) werden gesorteerd en verwerkt. De vangst was op de boot al ruw gesorteerd: andere vissen en zeevruchten waren verwijderd, en heel snel ingevroren. Hier was de eerste stap een bad om de garnalen uit het ijs vrij te krijgen. Met de hand werden de exemplaren van minder kwaliteit door arbeiders van de band gehaald, de garnalen werden daarna machinaal gemeten en volgens kwaliteit ingedeeld. Door twee arbeiders, die ondertussen hun werk aan de band bleven voort doen, werden we over allerhande details ingelicht. Ze toonden ons onder andere hoe je snel de mindere garnalen kon herkennen en vertelden ook dat ze niet alleen aan de band werkten maar op alle plaatsen in de fabriek werden ingezet zodat het werk niet te eentonig werd. Ten slotte werden we naar een afdeling gebracht waar we ook niet mochten fotograferen: daar stond een apparaat van eigen makelij die de garnalen eerst kon pellen, daarna sorteerde en ten slotte gekookt invroor. De afdeling voor de scalops draaide niet meer omdat de laatste lading van dit seizoen net afgewerkt was. We besloten om na de tour en voor sluitingstijd hier het nodige te komen kopen om van verse King Prawns en scalops te kunnen genieten.
Onze rondleiding ging dan naar de Big Dish. Deze site gelegen op een heuvel, omvat een paraboolschotel die voor de NASA dienst deed ten tijde van het Apolo project om signalen van en naar de ruimtevaarders door te sturen, een enorme schotel die dienst deed als doorzendstation voor de TV en resten van de gebouwen voor de observatie van de komeet Haley. Niets op deze site was nog in werking, de grote schotel was wel naar Carnavon gericht en werd ’s nacht verlicht zodat men in Carnavon deze elke nacht als een kunstmatige volle maan aan de hemel zag staan.
Bij de oude en de nieuwe brug over de Gascoyne Rivier werd halt gehouden voor de lunch. Hier kon men merktekens zien hoe hoog de ‘flood’ tijdens verschillende jaren was geweest en ook enkele foto’s van spectaculaire overstromingen. Duidelijk was zichtbaar dat verschillende keren de oude brug overstroomd was geweest. De rivier lag er droog bij, maar Harry vertelde dat men zich niet door dit uitzicht moest laten misleiden. De rivier had namelijk de bijnaam ‘upside down river’. Onder de droge bedding lag nog steeds een onmetelijke watervoorraad wegens de porositeit van de bedding. De bijna 200 uitgestrekte plantagebedrijven uit de buurt, die enorme hoeveelheden bananen, ananas, mango’s, druiven en steenfruit voor de export produceerden, konden (tegen betaling) zonder beperking water uit de bodem van de rivier pompen. Als de regens voor de bovengrondse rivier zorgden, haalden de bedrijven hun pompen uit de putten die zorgvuldig werden afgedekt. Zolang de rivier vloeide, mochten ze gratis water uit de rivier pompen. De watervoorraad was praktisch onbeperkt, vertelde Harry. Pas als er 18 maanden lang geen regen was gevallen en er geen bovengrondse rivier was geweest, rezen er problemen. Na 2 jaar zonder regen (in het binnenland) werden de plantages op ‘regime’ gezet; als ze dan hun quota overschreden kregen ze een hoge en onverbiddelijke boete aan hun been.
Na de pauze reden we langs enkele van deze uitgestrekte plantages. Opvallend waren de enorme waterbassins die gevuld werden op het moment dat er gratis water gepompt kon worden. Velen hadden grote stukken (diverse are in oppervlakte) overdekt met gaas om vogels te weren (zeer veel papagaaien leven op een dieet van fruit) maar ook om de soms ongenadige zon iets te temperen. Nieuw was dat de laatste tijd één bedrijf systematisch concurrenten opkocht om de bestaande planten en bomen te rooien en in de plaats ervan druiven aan te planten. Deze druiven waren niet bedoeld om wijn te produceren zoals wij opperden, maar waren eetdruiven. Klaarblijkelijk moest de vraag daarnaar heel groot zijn.
Bij en in een banaanplantage konden we zien hoe de bananen gekweekt werden. Harry kon hier heel gedegen uitleg over geven want ja, hij had in het verleden ook op een bananenplantage gewerkt. Hij wist ons een boom te tonen met een enorm exemplaar van de bloem van een bananenboom, de grootste die hij tot nu toe had gezien. Daarna konden we meemaken hoe de bananentrossen aan de fabriek geleverd werd, behandeld, gesorteerd en verpakt.
De tocht ging verder langs de Sydney Memorial Way, ter nagedachtenis van de ongeveer 640 meestal jonge soldaten die na een zeeslag van hun schip, Sydney II, zonder een enkel spoor achter te laten met hun schip verdwenen. Voor elke omgekomen soldaat was een palm geplant (velen hiervan hadden de tand des tijds niet overleefd) waarbij op een klein plakkaat de naam, functie en leeftijd van de omgekomen soldaat stond vermeld. Bij sommigen werd nog steeds bloemen door familieleden gelegd. Je wordt wel even stil als je langs die 3 km lange weg rijdt waar je aan weerskanten om de 10 m herinnerd wordt aan het leed dat door oorlog wordt aangericht, en dan gaat het hier nog maar om de ondergang van één schip.
De laatste halte was een verassing: langs de weg stond vermeld dat niemand zonder toelating het terrein mocht betreden. Harry verzekerde ons dat hij die toestemming had, hij had zelfs de sleutel van de poort in het geval deze gesloten was. Op het terrein van een parelfarm (reden van de strikte afzondering) konden we niets van de parelkweek opmerken. Harry ging ons voor naar enkele grote waterbassins. Hierin zwommen heel traag verschillende enorme kabeljauwen. Deze sloomheid verdween toen Harry een visje in de vijver wierp: in een mum was deze verzwolgen nadat de vissen zich erop hadden gestort in een tumult van opspattend water. Dit scenario werd een paar keer herhaald. Na dit bezoekje werden we terug naar het visitor centre gebracht. Nora ging snel nog wat mailen en Berna en ik haastten ons naar de visfabriek. Daar konden we 1 kg King Prawns kopen voor nog geen 8 euro. De scalops waren helaas uitverkocht maar die waren gelukkig wel te verkrijgen bij de vishandelaar die we die dag bezocht hadden.
De grote garnalen waren die avond de hoofdacteurs bij het avondmaal en de opvoering was zeer geslaagd en er werd zelfs om herhaling gevraagd. De scalops verdwenen nog even in het vriesvak en zouden de volgende dag de hoofdrol spelen.


Advertisement



Tot: 0.321s; Tpl: 0.019s; cc: 30; qc: 128; dbt: 0.1577s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 1; ; mem: 1.6mb