Bezoekjes in Zhenjiang.


Advertisement
China's flag
Asia » China » Jiangsu » Zhenjiang
April 5th 2007
Published: August 6th 2007
Edit Blog Post

Donderdag 5 april.

Zhenjiang werd gesticht in 545 v. Chr. maar heette toen Guyang. Toen het Chinese rijk na zijn eerste eenmaking weer uiteenviel, werd de stad onder de naam Jingkou (letterlijk ‘Toegang tot Nanjing’) de hoofdstad van het koninkrijk Wu (220 à 280). De stad kreeg in deze tijd ook een stadsmuur. De verdere ontwikkeling van Zhenjiang kan worden toegeschreven aan de opening van het Grote Kanaal onder de Sui (589-618) en later aan de nabijheid tot de Ming-hoofdstad Nanjing. Zhenjiang was één van de weinige steden die zich sterk te weer stelden tegen de Engelsen en Fransen tijdens de eerste Opiumoorlog in 1842. Als gevolg van het Verdrag van Tianjin na de tweede Opiumoorlog kreeg Zhenjiang in 1858 ook Engelse en Franse concessiegebieden, waarin ongeveer 1000 buitenlanders kwamen wonen. Vandaag de dag is Zhenjiang een middelgrote industriestad. Dankzij haar gunstige ligging aan zowel land- als watertransportwegen heeft de stad zich snel ontwikkeld. De huidige naam Zhenjiang betekent ‘bewaker van de rivier’. Bij de stad kruist het Groot Kanaal de Yangzi rivier.
Een eerste bezoek in deze stad gold het museum dat was gelegen in het domein van het vroegere Britse consulaat. Het museum had een prachtige collectie en de stukken waren goed uitgestald, goed belicht en er was veel Engelstalige uitleg maar bij uitzondering was fotograferen hier verboden. Het toezicht hierop was trouwens erg strikt. Het was in het museum zo kalm dat we in elke zaal wel een suppoost in ons kielzog hadden. In een onbewaakt moment kon ik toch één keer mijn fotoapparaat gebruiken, maar de foto bleek later mislukt. De suppoosten die de opdracht hadden gekregen om ons te schaduwen, vonden het klaarblijkelijk ook niet zo leuk. Toen we er eentje aanspraken omdat we hier en daar foute vertalingen in de Engelse teksten vonden in zijn zaal, bedankte hij ons en voegde er ongevraagd aan toe dat ze buitenlanders best graag zagen komen. Opdat we hem goed zouden begrijpen herhaalde hij dat ze helemaal niets tegen buitenlanders hadden, behalve dan de Japanners. Waarschijnlijk wilde hij zich zo bij ons verontschuldigen voor de bewaking die we kregen. Zijn opmerking over de Japanners verklaarde hij verder niet maar de bezetting tijdens WO II door Japan is hier nog niet vergeten.
Vooral de bronzen, zilveren en gouden stukken die we in dit museum aantroffen, waren de mooiste die we tot nu toe hadden gezien dus het feit dat we niet mochten fotograferen viel ons (vooral mij) erg zwaar.
Na het museumbezoek wandelden we nog wat door het domein van het vroegere Britse consulaat. Het consulaat zelf zag er verwaarloosd uit maar er ware mooie tuinen aangelegd en we hadden op het hoogste punt een goed zicht over de stad. Op enkele borden werd ook uitleg gegeven over de koloniale trekken van vooral de Britten en het verzet van de lokale bevolking tegen de Britse en Franse concessies.
Een klein wijkje naast het museum had nog heel wat huizen van een paar honderd jaar oud. Eén straatje had verschillende eeuwen bijna onveranderd getrotseerd. Nu was men er de meest vervallen huizen aan het renoveren. Wat al klaar was liet zien dat men het hier heel mooi aanpakte en niet te drastisch te werk ging. Dit wijkje zou binnenkort waarschijnlijk een toeristische trekpleister worden. Wij waren blij dat we het nu nog konden zien, met bijna geen (andere) toeristen in de straten. De wijk had een oude pagode van de Yuan-dynastie die dus zeker 650 jaar oud was. De pagode was zeer origineel op een plateau boven de straat gebouw zodat men er onder door kon lopen. In een mooie tuin hielden we even halt voor onze picknick. Te voet gingen we verder naar de plaats waar een zijtak van het Kanaal in de Yangzi uitmondde. Tot onze vreugde zagen we daar eindelijk enkele betonnen boten, die volgens onze informatie in Wuxi worden gemaakt. De exemplaren die we daar aantroffen, zagen er nogal verkommerd uit maar we konden ten minste zeggen dat er op het Grote Kanaal inderdaad betonnen boten varen.



Vrijdag 6 april.

Deze ochtend was het zonnig weer en de weersvoorspelling gaf temperaturen tot 20°C. We vonden dat bij dergelijk weer het bezoek aan een park een goed idee was. We trokken met onze picknick en per bus naar het Jinshan park. De gelijknamige tempel in dit park trok zeer veel bezoekers en er werd druk gebeden en nog veel meer geofferd en wierook gebrand: op de plaats waar dit gebeurde lag er wel een berg as van minstens een meter hoog! De verschillende tempelhallen van het complex lagen achter elkaar tegen de berghelling van de Gouden Berg (Jin Shan) met binnenplaatsen ertussen. Naarmate we hoger klommen, kregen we een goed zicht op het prachtige dak van de hoofdtempel. Eén van de bezienswaardigheden was een pagode oorspronkelijke uit de 4e eeuw. De pagode werd in 1900 als verjaardagsgeschenk gerenoveerd om Cixi te plezieren, de keizerindouairière (zo’n titel doet mij meer aan een achterwerk denken dan aan een weduwe). Cixi was wel een taaie tante. Als weduwe van keizer Xiandi die in 1861 stierf, was ze de feitelijke heerseres van China tussen 1861 en 1908. Door haar zeer conservatieve houding gaf ze de roep om veranderingen echter steeds meer voedsel. Ze domineerde haar twee zonen die officieel de keizer waren: Tongzhi tot 1874 en Guangxu daarna. Toen Guangxu onder invloed van de groeiende protesten in 1890 hervormingen invoerde, werd hij op last van Cixi onder huisarrest geplaatst omdat hij ‘ziek’ zou zijn. De hervormingen werden teruggedraaid waardoor ze de naam kregen van ‘Hervormingen van de Honderd Dagen’. Toen Cixi in 1908 stierf, had de Qing-dynastie alle geloofwaardigheid verloren. De drie jarige Puyi kwam op de troon, maar het keizerrijk was toen al op sterven na dood. De pagode die in 1900 als verjaardagsgeschenk voor Cixi werd gerenoveerd stond in één van de reisgidsen goed beschreven als “de pagode weerspiegelt de ongepolijste smaak van Cixi”. Vanaf de top van de pagode hadden we wel een goed zicht op de tempel en de omgeving.
In één van de grotten vlak bij de tempel had ongeveer 1200 jaar geleden de legendarische monnik Fa Hai gewoond. We konden snel een blik werpen in de grot. Deze werd druk bezocht en een monnik stond er ijverig het verkeer te regelen. Hij zorgde er voor dat men niet te lang bleef stilstaan want dat zou files veroorzaken in de kleine grot.
Fa Hai zou op een zeker ogenblik een pot met goud gevonden hebben en deze onmiddellijk afgestaan aan de lokale autoriteiten. Toen de keizer hier van hoorde, gelastte hij om Fa Hai het goud terug te geven. Met dit goud moest de monnik de tempel, die er al stond sinds de 4e eeuw en ondertussen erg vervallen was, herbouwen en opnieuw leven inblazen. Fa Hai deed dit en sindsdien heette de berg de Gouden Berg naar aanleiding van het goud dat Fa Hai er had gevonden. Onder andere omdat hij de tempel herbouwde, werd Fa Hai nadien geëerd. Eigenaardig is echter dat deze monnik ook een hoofdrolspeler is in een volksverhaal, maar daar de slechte rol speelt. Het verhaal is een liefdesgeschiedenis. In Chinese volksverhalen komen verschillende mythische wezens voor, hier zijn dat de Witte en de Groene Slang. In dit verhaal verlangde de Witte Slang Bai Suzhen (al 1000 jaar oud) naar het leven als een sterveling. Daarom veranderde ze zich in een beeldschone jonge vrouw. Op de bekende ‘gebroken brug’ van Hangzhou ontmoette ze Xu Xian, een jonge kruidendokter, en werd verliefd op hem. De liefde was wederkerig, ze trouwden en vestigden een dokterspraktijk. Door de magische krachten van Bai Suzhen hadden ze veel succes. Ze wekten echter ook de woede van Fa Hai die een verbintenis tussen een mens en een geest maar niets vond. Met een speciale thee kon hij Bai Suzhen haar ware gedaante weer doen aan nemen. Bij aanblik daarvan viel diens arme echtgenoot in zwijm. Met behulp van de Groene Slang, kon het koppel zich weer verzoenen. Fa Hai sloot daarop de arme Xu Xian op in een andere grot vlak bij zijn klooster. Xu Xian wist echter te ontsnappen via een heel smalle opening, waarachter een natuurlijke tunnel zou zijn die helemaal tot Hangzhou leidde. Zo wist het koppel zich weer te verenigen en kon de liefde overwinnen.
De bewuste grot (de Grot van de Witte Slang) bezochten we uiteraard ook. Achter in de grot was er inderdaad een smalle opening, maar tot hoe ver de tunnel er achter voerde, heeft niemand tot nu toe onderzocht behalve Xu Xian natuurlijk. Aan een vijver, niet ver van de grot, stonden twee beelden van respectievelijk de Groene en de Witte Slang in hun menselijke gedaante. Ze waren gemakkelijk te herkennen: één gedaante had een witte, de andere droeg een groene mantel om de schouder. Ook hier werd er zeer veel geofferd. Niet ver van elkaar werden dus zowel de Witte Slang als haar tegenstrever Fa Hai door waarschijnlijk dezelfde mensen vereerd!
In de buurt van één van de vijvers pauzeerden we voor onze picknick. Geregeld moesten we zwaaien naar roeibootjes vol jongeren die zich hier kwamen amuseren en twee toeristen op de kant ijverig ‘Hello’ toeriepen.
Nadien maakten we een mooie wandeling langs het Taying meer naar een park met de ‘Eerste Bron onder de Hemel’. Zoals al eerder gezegd waren we niet echt onder de indruk van de waterkwaliteit, maar de bron lag wel in een mooie omgeving.



Zaterdag 7 april.

Vandaag zouden we een stukje verleden van Zhenjiang bezoeken. In wat nu het Beigushan park geworden was, lag ooit een versterking van de hoofdstad van het Wu koninkrijk. Toen de Han-dynastie ten onder ging in 220 na Chr., viel het Chinese rijk uitéén in drie koninkrijken: Wei in het noorden, Shu Han in het zuidwesten en Wu in het zuidoosten, langs de kust. Door de in China overbekende roman “De drie koninkrijken” heeft dit stukje uit de geschiedenis bijna een mythische betekenis gekregen. Elke toeristische attractie die van ver of van dichtbij iets te maken heeft met deze periode uit de geschiedenis, trekt veel bezoekers.
In het park lag een heuvel die aan de oever van de rivier eindigde op een steile klif. Op deze rotsen was een fort gebouwd. Langs de rivierkant was deze praktisch onbereikbaar door de hoge ligging, aan de andere kant had men een stevige muur gebouwd. Vanuit de pagodes in dit fort kon men heel goed alle transport langs de rivier waarnemen.
Met een stadsbus was het park gemakkelijk te bereiken. Men was er de buurt wat aantrekkelijker aan het maken: er werd een wandelweg langs de rivier aangelegd met daarnaast een mooi bamboepark.
Iets voorbij de ingang van het Beigushan park was een stuk van de vroegere vestingmuur in de verte goed zichtbaar. We liepen eerst langs de rotsen aan de voet van de heuvel door tot bij de rivier waar wat resten van een oude tempel lagen: de tempelhal was nu een soort depot geworden maar in een grot aan de voet van de heuvel stonden nog verschillende Boeddhabeelden. Veel was er van deze tempel dus niet meer over maar men kwam er in de grot nog wel veel bidden. Aan de voet van de steile rotswand stonden ook twee stenen paarden. Deze oude beelden waren het doelwit van veel toeristen: de kinderen werden op één van de paarden gehesen en dan werd er een foto gemaakt. Het toerisme van de laatste jaren zorgde ervoor dat deze paarden nu veel sneller afsleten dan de eeuwen ervoor door weer en wind. Vlak bij de overblijfselen van de tempel was nu een steile trap tegen de rotswand gemaakt zodat we op deze manier eerst op een uitkijkplatform kwamen en daarna in het fort. Het uitkijkplatform lag op een uitstekend stukje rots zodat je daar bijna in de lucht leek te hangen.
In twee paviljoentjes van het kasteel zagen we weer mensen die samen waren gekomen om met elkaar muziek te maken en te zingen. Eén paviljoen was gewijd aan het politieke huwelijk tussen de zus van koning Sun Quan die de Wu staat had gesticht, met zijn rivaal Liu Bei van de Shu Han staat. Dit gearrangeerde huwelijk moet klaarblijkelijk toch goed geweest zijn, want het andere paviljoen was dat van het ‘Offeren aan de Rivier’. Met deze tweede pagode werd herdacht dat Liu Bei’s vrouw zich verdronk nadat Liu Bei vroegtijdig was overleden.
In de verschillende zalen van de vroegere residentie van de koning waren episodes uit de geschiedenis uitgebeeld door stillevens met poppen. De uitleg konden we niet lezen, maar we meenden wel dat één van deze stillevens over het huwelijk van Liu Bei ging. De ‘Tempel van de Zoete Dauw’ die 1400 jaar oud moest zijn, bleek herleid tot één zaal en kon ons niet erg boeien. De ginkgo die voor de tempel stond, kreeg meer van onze aandacht. Waar we wel lang bleven naar kijken was de Tieta, of de IJzeren ¨Pagode. We hadden al meer pagodes met deze naam gezien en dan ging het telkens om grote stenen pagodes met aan de buitenkant geglazuurde bruine tegels zodat de schijn werd gewekt dat het om een ijzeren pagode ging. Deze kleine pagode stamde oorspronkelijk uit de 825 (Tang-dynastie) en was werkelijk van gietijzer gemaakt. Oorspronkelijk had de pagode 7 verdiepingen gehad en was 13 m hoog geweest. Stormen en bliksem hadden de pagode meerdere malen beschadigd, zodat hij verschillende keren moest worden hersteld. Nu stamden enkel de basis en de twee onderste verdiepingen nog uit de 9e eeuw. Toen men in 1961 de pagode opnieuw wilde restaureren, vond men in de buurt nog enkele gietijzeren verdiepingen uit de Ming tijd en deze werden op de restanten uit de Tang tijd geplaatst. Het resultaat is 6 à 7 m hoog. De overgang tussen de verdiepingen uit de Tang en die uit de Ming tijd was niet helemaal geslaagd: op die plaats leek de pagode een kleine knik te maken. Wij waren toch onder de indruk van een gietijzeren voorwerp dat zo oud was en buiten in weer en wind stond. In 1961 had men de pagode wel een roestwerend laagje gegeven en er een ijzeren hek omheen gezet. Dit weerhield een jongetje en een meisje niet om tussen de spijlen door te kruipen en in de pagode te klimmen terwijl de ouders dit zonder commentaar gade sloegen!
Op de terugweg naar de uitgang van het park werden we vergezeld door een paar tienermeisjes die maar al te graag hun Engels met ons oefenden. Ze wisten onder andere te vertellen dat zij als student met een pas van 75Y (7,5 €) een heel jaar gratis in alle bezienswaardigheden en parken van het district binnen mochten. Op die manier konden ze zo vaak als ze wilden dergelijke bezoekjes afleggen wat ze ook veel deden tijdens de weekends. Een zeer groot deel van de kinderen in de middelbare school zitten namelijk op internaat. Veel van hen gaan ver van huis op school. Zelfs als dit niet zo is, verliezen ze te veel tijd indien ze dagelijks tussen school en thuis zouden moeten pendelen. Daarom zitten vaak ook leerlingen op internaat die in de eigen stad naar school gaan. Deze gaan in het weekend natuurlijk wel naar huis, maar de meeste anderen niet. Die gaan dan in het weekend maar al te graag op stap zoals deze meisjes naar het Beigushan park.
Op de kaart van Zhenjiang was midden in de stad een rechthoekig stukje van een oude omwalling aan gegeven. We hoopten daar iets van een oude stadsmuur te kunnen zien zodat we een stadsbus namen die ons daar vlak bij in de buurt bracht. Van de vroegere stadsmuur was nu enkel een hoge wal van aarde overgebleven maar er was niets te zien van een stenen bekleding. Een deel van het gebied had men in een parkje veranderd met een wandelweg boven op de wal. Wat verderop had men op de helling theestruiken geplaatst en was de wal een theeplantage geworden. We wandelden een heel stuk door deze plantage en over de wal tot we bijna een grote weg kruisten. Daar was een leemte in de wal en een heel groot deel ervan was nu afgegraven en gebruikt om stadstuintjes aan te leggen waar men groenten kweekte. Ondanks het feit dat we niet echt een stadsmuur hadden gevonden, vonden we de uitstap geslaagd: het was toch een leuke wandeling geweest. Nadien konden we snel weer een stadsbus vinden die ons naar het hotel terug bracht.



Zondag 8 april.

Vandaag bezochten we een eilandje in de Yangzi. Het weelderig begroeide eilandje was 2000 jaar geleden de woonplaats van de kluizenaar Jiao Guang die een hoog gewaardeerde geleerde bleek te zijn. De keizer bood hem omwille van zijn reputatie tot drie maal toe een positie aan het keizerlijke hof aan. Drie keer weigerde de kluizenaar dit omdat hij zijn eiland niet wilde verlaten. Het eiland werd later naar hem vernoemd, Jiaoshan, en kreeg een tempelcomplex. Op de top van de 150 m hoge heuvel stond nu een toren met een stuk of zes verdiepingen met de welluidende naam ‘Gebouw van de Ademende Rivier’ omdat het geluid van de golfslag hier aan ademstoten zou doen denken.
Bij de ingangsprijs tot het domein was ook het gebruik van de overzetboot naar het eiland inbegrepen. We kozen er toch voor om bij de aankomst een kabelbaantje te nemen die ons bijna tot aan de top van de heuvel op het eilandje bracht. In de gondel hadden we een goed uitzicht over het eiland met de rivier er rond. We beklommen de toren maar de enige ademstoten die ik hoorde waren die van onszelf tijdens de beklimming. Op de verschillende verdiepingen in de toren waren grote jaden Boeddhabeelden geplaatst en in kasten tegen de muur 10.000 vergulde blikken beeldjes die konden gesponsord worden: de naam van de sponsor werd dan bij het betreffende Boeddhabeeldje geplaatst. De sponsorprijs verschilde naar gelang de grootte van het beeldje en de verdieping waar het stond. De vierde verdieping bleek niet in de smaak te vallen, hoewel de prijs er waarschijnlijk niet hoog was. Vier is in China namelijk een getal met een slechte reputatie: de klank ervan (si) lijkt heel erg op de klank van het woord ‘sterven’ (ook si). Om die reden volgt er in sommige hotels na de derde verdieping direct de vijfde verdieping. Ook kan men geregeld in een hotel na bijvoorbeeld kamer 213 die met nummer 215 aantreffen. Tot voor kort kon men ook opvallend minder het getal ‘4’ aantreffen op de nummerplaten van auto’s, vooral als het om taxi’s ging. We hoorden zelfs van een Chinees woonachtig in België, die terug naar Kantersteen ging om een andere nummerplaat te halen toen hij voor zijn auto een nummerplaat kreeg met een vier.
Op de top van de pagode hadden we een zeer wijds uitzicht over de rivier, het eiland en een stuk van de stad. Iets lager op de heuvel in de buurt van de toren vonden we nadien nog enkele hallen van het vroegere tempelcomplex: er werd nog steeds gebeden en geofferd. Op onze weg naar beneden kwamen we ook langs oude batterijen met kanonnen in een groot fort met heel dikke lemen muren. De kanonnen hadden gediend in 1842 tijdens de Eerste Opiumoorlog bij de gevechten tegen de Britten. Daarna hadden ze dienst gedaan bij de verdediging tegen de Japanners in de aanloop naar WO II. De laatste keer dat de kanonnen hun werk deden was in 1949 toen Chang Kaishek en de Guomindang naar Taiwan afdropen en Mao in Beijing de Volksrepubliek China uit riep. Op dat moment had het Britse fregat de HMS Amethyst de pech om hier in de Yangzi voor anker te liggen en werd het schip door deze kanonnen beschoten. Naar we meenden op te maken aan de hand van de uitleg, zou het schip ook zijn gezonken.
Het park had nog heel veel te bieden. Eén van de tuinen had een prachtige verzameling bonsai zodat we daar een flinke wandeling maakten. We vonden er ook een rustig plekje voor onze picknick.
Aan de voet van de heuvel lag een mooi paleis. De Chinese keizers hielden er een wat meer luxueuze reisstijl op na dan wij: als zij op reis gingen (meestal met het oog op inspecties) werden op verschillende plaatsen reispaleizen opgericht. Op dit eiland had keizer Qianglong een reispaleis laten bouwen, zodat hij hier in stijl kon logeren als hij in de buurt op reis was. Naast dit paleis lag de Dinghui tempel die al heel lang grote faam had en waar het nu ook nog heel druk was. In veel zalen waren er fotoreportages te zien van prominente Boeddhistische en politieke gasten uit China en uit het buitenland, die in deze tempel op bezoek waren geweest. In één van de hallen was er juist een soort gebedsdienst gaande. Ook voor deze tempel stond weer een oude en indrukwekkende ginkgo boom.
We namen na ons bezoek de ferry om het vasteland te bereiken: dit kleine bootje was al vol toen we er een plaatsje zochten en propvol toen het iets later vertrok. Tijdens de oversteek werden we al snel weer aangesproken door andere toeristen die benieuwd waren naar onze ervaringen. Zoals zo vaak werden we na amper twee woordjes Chinees van onze kant, weer de hemel in geprezen omdat we zo goed de Chinese taal machtig zouden zijn. Dit keer kregen we een iets origineler compliment dan anders: men vond dat we een prachtig Shanghai accent hadden! Meestal bedoelt men met een dergelijke opmerking zoiets als: “We zijn ons ervan bewust dat je Chinees spreekt, maar het klinkt toch heel wat anders dan wij gewend zijn.”



Maandag 9 april.

Onze tijd in Zhenjiang zat er weer op: vandaag trokken we verder naar Yangzhou. In het Zuidelijk busstation vlak in de buurt van ons hotel bleek er jammer genoeg geen bus naar Yangzhou te vertrekken. We moeten aan het loket nogal verbaasd hebben gereageerd, want toen we weer op straat stonden om een taxi naar het Noordelijk busstation te nemen, werden we nog eens aangesproken door een loketbediende. Haar collega die ons te woord had gestaan, had haar ons nagestuurd omdat ze er niet zeker was dat we haar wel hadden begrepen. Deze collega sprak een beetje Engels en legde ons opnieuw uit dat we in het Noordelijk busstation moesten zijn voor een bus naar Yangzhou en wist ons ook te vertellen welke stadsbus we daarvoor moesten nemen. We bedankten haar vriendelijk, maar omdat we onze bagage mee hadden, namen we toch liever een taxi.
In het Noordelijk busstation stond de bus naar Yangzhou vertrekkensklaar, we waren net opgestapt of de bus reed al weg. Na een vlotte busrit van minder dan een uur kwamen we aan in Yangzhou. Naar goede gewoonte kochten we direct een stadskaart en vroegen aan de verkoopster om ons de plaats van het busstation waar we waren toegekomen, aan te duiden. Ze deed dit met veel plezier, en toen ze hoorde waar het hotel lag waar we naar toe wilden, voegde ze er ongevraagd aan toe dat we bus 20 konden nemen om tot daar te geraken. Wegens onze bagage liepen we het busstation uit om een taxi te zoeken, maar vlak bij de uitgang stond bus 20 te wachten met nog veel vrije zitplaatsen. Het werd ons dus bijzonder makkelijk gemaakt, zodat we dit keer maar de bus namen tot de straat waar we het Olive Hotel moesten vinden. Na wat zoeken vonden we het: het was pas opgenomen in een keten van hotels en heette nu het Hanting Hotel. Het was pas twee weken opnieuw geopend na een zeer grondige renovatie. De prijs voor een kamer was wat hoger dan we normaal wilden betalen, maar de kamer was waarschijnlijk nog maar één keer gebruikt. Alles was brandschoon en er was niets waar we iets konden op aanmerken. De kamer had bovendien een kabel voor gratis internetverbinding. Omdat we hier vijf à zes nachten zouden verblijven, vroegen we toch (naar goede gewoonte) om een vermindering van de prijs. Normaal gezien kan men in China altijd wat afdingen van de ‘officiële’ prijs, tenzij het hotel volzet is. Omdat dit hotel nu deel uit maakte van een keten, lag dit wat moeilijk maar de assistent manager werd er toch bij geroepen. Deze maakte duidelijk dat we een lidkaart van de keten konden nemen (slechts 28 Y) en dat we dan 8% korting konden krijgen. Die korting zouden we bij vertoon van onze lidkaart ook kunnen krijgen in de andere hotels van de keten. Omdat we eigenlijk toch al besloten hadden om hier te blijven, namen we dit aanbod graag aan en was iedereen weer tevreden. De assistent manager glom van genoegen omdat hij deze onderhandelingen tot een goed einde had weten te brengen.
Na een tas koffie gingen we op onderzoek uit. We vonden een Century Mart op een redelijke afstand van ons hotel: er was weer alles verkrijgbaar.
Voor het avondeten gingen we naar een restaurant tegenover ons hotel: het was er supersjiek! Het eten was er erg lekker, iets duurder dan normaal maar zeker nog goed betaalbaar. We probeerden één van de speciale schotels van het huis uit: een soort paddenstoel van een zes tot tien centimeter groot waarvan je er één kreeg geserveerd, overgoten met een lekker sausje. Deze schotel viel in de smaak. We probeerden er ook de ribbetjes die ons fantastisch goed smaakten en ontzettend mals waren. Ook de groenteschotel (broccoli) beviel ons zeer goed maar de soep viel een beetje flauw uit. Dat is wel vaker het geval met de soepen in China (volgens onze smaak en ervaring toch). We hebben allebei wel een soep gevonden die men over het algemeen naar onze smaak kan bereiden. Berna verkiest de ‘Xihu Niurou Geng’, een gebonden soep met heel fijn gesneden rundvlees (soms gehakt) die er een bouillonsmaak aan geeft. Bijna overal kan je deze soep verkrijgen. Ik vind deze soep toch meestal nog iets te flauw, ondanks de koriander die er in verwerkt wordt. Mijn voorkeur gaat uit naar de ‘Suanla Tang’: een zuurpikante soep. Deze smaakt steeds goed door, maar op sommige plaatsen loop je het risico dat de soep erg pikant is. Hierdoor heeft deze soep iets minder de voorkeur van Berna. Beide soepen komen bij ons regelmatig aan bod, maar geregeld proberen we ook iets nieuws. In dit geval was de soep die we uitprobeerden geen tweede poging waard.





Additional photos below
Photos: 27, Displayed: 27


Advertisement



4th May 2007

We zullen wat zon bewaren....
Leuke foto's van jullie! Maar zo te zien aan de dikke jassen is het daar toch maar koud! In België-land kunnen we in T-shirt rondlopen...( We mogen toch ook wel iets hebben hé! ). We zullen wat zon bewaren tegen dat jullie terugkomen. Maar zover is het gelukkig nog niet.

Tot: 0.1s; Tpl: 0.02s; cc: 13; qc: 28; dbt: 0.0288s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 1; ; mem: 1.2mb