Reisverslag Mali


Advertisement
Mali's flag
Africa » Mali » District of Bamako
July 16th 2015
Published: July 16th 2015
Edit Blog Post

De reden waarom we naar Mali zijn vertrokken is om mijn broer Jan-Willem te bezoeken en steunen tijdens zijn buitenland stage. Hij is 24 jaar, studeert toegepaste biologie en wilt in de sector van de plant veredeling gaan werken. Daarom loopt hij nu acht maanden stage bij East-West Seeds. Een van de grootste veredelingsbedrijven van Afrika en Azië. Het is zijn taak om proefvelden op te stellen en onder andere de hibiscus, pepers, aubergines en ui te veredelen. Hiervoor heeft hij een groep Malinese landbouwers tot zijn beschikking gekregen die hij het vak moet leren en instrueren. Op de dag van onze aankomst verbleef hij hier bijna drie maanden met nog vijf maanden te gaan. In een land waar het reisadvies negatief is, hij de taal niet spreekt en weinig mensen respect voor hem hebben of misbruik van hem proberen te maken, gaat hij geen gemakkelijke tijd tegemoet. Daarom hebben Gea en ik besloten naar Bamako, Mali te vertrekken.



De vlucht naar Mali, Bamako verliep prima. Eenmaal aangekomen op het vliegveld van Bamako werden mijn moeder en ik gecontroleerd op Ebola. Na een aantal keer ons vliegticket en paspoort gezien te laten hebben, moesten we een formulier invullen over wat we kwamen doen in Mali en waar we gingen verblijven. Ook werd er een foto van ons gemaakt en moesten we al onze vingers op een scanner leggen. We gingen op zoek naar onze koffers. Twee of drie Malinezen kwamen gelijk op ons af gestormd en vroegen of we hulp nodig hadden met het zoeken. Door middel van fluiten, sissen of je aan te tikken proberen ze je aandacht te trekken. Zoals mij vooraf verteld was zei ik nee of negeerde ik ze. Dit werd al snel moeilijk. Zodra ik ook maar een moment mijn koffer (die ik inmiddels gevonden had) neergezet had pakte een van de Malinezen hem voor mij op en wilde hem voor mij tillen. Het duurde even en met een flinke ruk kreeg ik hem weer terug. Wat een hartelijk welkom in Mali.



Eenmaal buiten met de koffers stonden er binnen no time zes Mensen om me heen en probeerden weer geld uit ons te kloppen. Gelukkig kwamen we al snel mijn broer Jan-Willem tegen. Inmiddels verbleef hij hier al meer dan twee maanden en had hij een taxi voor ons geregeld naar hotel Mande. Hotel mande is gelegen aan de rivier die het noorden en zuiden van Bamako scheidt. Het is hier erg rustig, er is een zwembad en de kamers zijn warm, maar oké. Wat mij het meeste verbaasde van mijn tweedaagse bezoek daar was dat de huisjes niet afgewerkt zijn, maar wel een Samsung led-TV bevatten.... Hoe ze daar aan komen is mij een raadsel.



Na even bijgekomen te zijn van de reis en een beetje gewend te zijn aan de temperatuur zijn we naar het huisje gegaan waar Jan-Willem sinds een week verblijft. De taxi chauffeur reed ons door een drukke autoweg waar scooters (ze zijn allemaal van het merk powerK) en auto’s (waarvan ik al mijn geld erop in durf te zetten dat geen een door de Nederlandse apk-keuring zou komen) ons links en rechts inhalen. Het landschap vind ik erg indrukwekkend en ik probeer op mijn telefoon de lokale kraampjes en het chaotische verkeer te filmen. Toen ik even niet oplette reden we langs een politiekraampje. Toen een van de twee mannen mijn mobiel zag begon hij gelijk te fluiten en gebaarde tegen de chauffeur dat hij zijn auto aan de kant moest zetten. In lichtte stress verwijderde ik het filmpje van mijn mobiel. Ik gaf de agent een kopie van mijn paspoort, maar dit was niet voldoende. Toen ik hem mijn originele paspoort overhandigde hield hij hem achter. We moesten uitstappen en hij wilde alles op mijn mobiel zien om te kijken of hij op een foto stond. Gelukkig schoten twee kennissen van Jan-Willem te hulp. Ze hadden ons langs de weg zien staan en waren komen kijken of alles in orde was. Toen hij zich mengde in het gesprek, begreep ik er niets van. Er werd snel Frans en Bambara (de lokale taal van Bamako) gesproken. Achteraf hoorde ik dat hij heeft staan praten als brugman en heeft de politieman overtuigd dat wij zeer belangrijke personen in een groot bedrijf zijn. We mochten door en ik kreeg mijn paspoort weer terug. Volgens Joae, Jan-willems huisgenoot, speelt de politie hier vaak ‘toneel’. Ze zien de twijfel in je ogen en maken er vaak genoeg misbruik van. Politiecontroles zijn er genoeg.



We kwamen op een nog drukkere autoweg. Het rijden gaat af en aan en de uitlaatgassen waren verschrikkelijk. Volgens JW verbranden ze hier grote bergen plastic en dierenresten voor hun vermaak en dit is ook regelmatig te ruiken. ‘’zo komen ze hier van hun afval af”. Als ik door het raam van de taxi de zijstraatjes inkijk zie je armoede. Meer dan de helf van de bevolking is hier onder de 15 jaar en dat is te merken. Kinderen hebben vaak geen kleding, of enkel een lap stof om zich heen. Ze wonen in stenen ‘zandhuisjes’ waarvan het net lijkt of er een bom in af is gegaan. Gaten in de muren, vaak geen dak boven het hoofd en de straten zijn vervuild. De mensen leven hier letterlijk tussen het afval. Het is hier onderdeel van de cultuur dat meisjes van 12 tot 14 moeder zijn en met kinderen rondlopen.



Plots draaien ook wij in een van deze zijweggetjes en daar kijk ik van op. De vering van de auto is kapot en zo rijden we ongemakkelijk een meter of honderd verder tot we stoppen met rijden. We zijn er. Voor een moment denk ik ‘Oh god., waar ben ik beland’. Het huisje blijkt achteraf van binnen erg luxe te zijn. In de woonkamer draaien drie ventilatoren op het plafond en de slaapkamer heeft een prima airco. Om ons huis staat een muur van twee meter en daarbovenop een metalen hek met stekels. Ook hebben we een ‘huiself’ die blijkbaar bij de aankoop van het huis hoort. Hij is heel de dag rond het huis om het te bewaken en heeft een soort mini schuurtje waar hij leeft. Als we naar binnen willen komt hij de deur voor ons open doen en af en toe maakt hij wat schoon.

Discriminatie komt hier ontzettend veel voor. Blanke zijn rijk en daar wordt veel misbruik van gemaakt zowel door de politie als de lokale bevolking. Tijdens dit verslag zullen vast nog wel veel voorbeelden hiervan voorkomen.



De prijzen van producten in mali verschillen enorm. In de wat rijkere buurt van Bamako waar we de eerste twee dagen verbleven betaalde we 1,5 tot 3 euro voor een liter water. Afdingen is vaak niet mogelijk. Ze weten dat blanken hier rijk zijn en als ze niet de driedubbele prijs willen betalen krijgen ze het vaak niet mee. Ook niet als je af probeert te dingen en de volgende dag pas weer terug komt. In de winkels bij de armere buurt waar we momenteel in verblijven kunnen we de huiself op pad sturen. Hij koopt daar een halve verhuisdoos met 12 flessen water voor slechts drie euro. Bekende merken zijn vaak veel duurder dan onbekende merken. Het internet kost hier 10.000 CAF (15 euro) voor 1GB. En dit vliegt erdoor heen. We moeten er nog achter komen waarom. Momenteel gebruiken we voor 30 euro per dag aan internet, omdat Jw en Joae dit nodig hebben voor hun onderzoek.



Het moeilijkste waar ik tot nu toe mee moet om leren gaan is het verschil tussen rijk en arm. De lokale bewoners worden hier arm geboren en sterven vaak op jonge leeftijd aan ziektes of ontstekingen. Een tweede kans krijgen ze hier niet. De mensen zijn niet onderwezen en leven van niets. Aan de andere kant zie je de rijken wonen in enorme panden met flinke muren eromheen. Vaak zit er dan buiten een groepje Malinezen die voor een klein loon het huis mogen bewaken.



De volgende dag wordt ik wakker door een man met een hoge stem die leek te zingen. Het is ramadan en daarom wordt er voor zonsopgang een dienst gehouden lijkt het. Even later is het licht en wordt ik weer wakker, maar dit keer door huilende kinderen. Eigenlijk huilen kinderen (mijn ‘buren) hier heel de dag tot de zon ondergaat. De kinderen worden op jonge leeftijd keihard gemaakt.



Dit weekend is er een extra kans op een aanslag in Bamako en daarom wordt het geadviseerd openbare gelegenheden te vermeiden. Toch hebben we besloten het nationale museum van Mali te bezoeken. Deze is gelegen in de rijkste buurt van Bamako en schijnt een erg rustige en relatief veilige plek te zijn. In het museum hangen voornamelijk handgewoven doeken met daarbij de geschiedenis van de Malinese kleding. Ook zijn er veel maskers te zien. Ze verwerken veel dieren in de maskers en om eerlijk te zijn vind ik ze afschrikwekkend. Sommige maskers zijn meer dan zes meter hoog en werden ook echt gedragen.



Aan het museum ligt een prachtige National Garden gevuld met exotische planten, bomen en een kruidenierstuin. Als ik mijn ogen uitkijk naar een kleurrijke struik met prachtige bloemen, is Jan-Willem meer geïnteresseerd in het kleine groene plantje (onkruid?) wat net tien cm uit de grond steekt. Een echte bioloog..

Na het bezoek eten we bij een bijhorend restaurant een kleine hamburger met zwart gefrituurde frites en gaan we nog even naar het winkeltje wat aan het museum gelegen is, maar besluiten niets te kopen omdat het erg duur is.

Als avondeten besluiten we een pastasalade te maken. De lokale groenten zien er niet uit, maar smaken enorm lekker. Jaoe was even vergeten dat ik niet zo van tonijn hield en had twee blikken door de salade gedaan. Weet je nog hoe moeders altijd zeiden: ‘eet je bord leeg, kinderen in Afrika zouden hier een moord voor doen’. Nou, hier merk je pas echt wat dat betekend. Voor al dat ik weet huilen de kinderen in mijn straat hier echt omdat ze honger hebben. Ik voel me schuldig en verwend. Uiteindelijk heb ik tot drie keer toe opgeschept omdat ik de salade ondanks de tonijn erg lekker vond. Vis smaakt hier heel anders dan in Nederland voor mijn gevoel.



Iets anders wat erg moeilijk is om te accepteren is dat je de mensen hier niet of nauwelijks helpt met het geven van eten of geld. Als je een kind eenmaal iets geeft staan er voor je het weet gelijk twintig kinderen om je heen met de bekende ‘Afrika handjes’. Daarnaast is het mogelijk dat je de hongernood enkel uitstelt. Wat de mensen hier het beste kunnen gebruiken is kennis. Maar ik ben niet instaat ze daarmee te helpen. Daarom geven we ze een kledingstuk of een stuk speelgoed dat we van thuis kunnen missen. Kleding en speelgoed wordt hier letterlijk versleten en opgebruikt tot het meerdere keren is stukgegaan en dan nog worden de onderdelen meerdere malen gebruikt. Mijn moeder en ik hebben een hele koffer gevuld met kleding en speelgoed. Deze mag Jaoe weggeven aan de lokale bevolking als we weer vertrekken.



Als ik de volgende ochtend weer opgestaan ben, hoor ik dat jw onderweg twee keer streng gecontroleerd is door militairen met geweren. Hij vertrouwt het niet en adviseert ons vandaag om een low-profile te houden. Dus blijven we in het huisje. In het huisje is het overdag volgens mij 35 graden. In de slaapkamer staat gelukkig een airco waardoor we het richting de 20 kunnen krijgen, maar van het bedrijf mogen we helaas geen tweede aanschaffen voor in de woonkamer. Hier vul ik de dag met het bijwerken van mn reisverslag, het filteren van kraanwater met een zuiveringsinstallatie die we van thuis hebben meegenomen, series kijken en een plattegrond van Jan Willems land photoshoppen zodat hij en zijn begeleiders meer overzicht hebben.



Toen Jan Willem weer terugkwam was hij zoals vaak kapot van een lange dag hard werken. Van het bedrijf mocht hij een motor kopen, zodat hij zelfstandig naar zijn stuk land kon rijden. Dit bleek jammer genoeg niet praktisch te zijn, omdat het centrum veel te onveilig is en de kans op een ongeluk daardoor te groot is. Daarom wordt hij het centrum uitgereden door een taxi en kan hij daarna 30km verder rijden op zijn motor. Een autorijbewijs had hij al, dus een motorrijbewijs kon hij hier gewoon kopen.



Op de terugweg reed hij een klein stukje met zijn motor door het centrum. Samen met zijn collega’s waren ze met drie motoren. Politieagenten hielden hem aan en wilden zijn paspoort en rijbewijs zien. Ondanks dat hij een geldig rijbewijs had vertelden ze hem dat hij niet mocht rijden en hij moest zijn motor inleveren. “als ik ze 5000CFA had gegeven zouden ze me gewoon met rust gelaten hebben”, zei Jw achteraf. “Ze treiteren me, gewoon omdat het kan. Je rijdt te hard, je rijdt te zacht, je mag niet rijden. Altijd is er wel iets”. Bij het museum waar we van de week waren was de prijs voor bewoners van Mali 500 cfa. Ookal wonen Jw en zijn huisgenoot hier al een tijd (en hebben ze hier bewijs van) moesten ze alsnog de buitenlandse prijs van 2500 betalen. Als je de man achter de bali wilt uitleggen dat je hier woont interesseert het hem niets.



Ik begin te wennen aan het gehuil en geschreeuw van de kinderen in mijn straat. De schokkende eerste indruk begin ik langzaam uit mijn zintuigen te filteren. Je begint te zien dat mensen hier ook de basisbehoeftes hebben. Ze hebben bijvoorbeeld geen fornuis en bank in hun huis, maar wel een pannetje met kolen en een soort van stoeprand. In enig opzicht zou je kunnen zeggen dat het dezelfde dingen zijn, als je je standaard maar genoeg verlaagt.



Morgen heef Jan-Willem niets te doen. Er is geen water meer, dus ligt de aanleg van nieuwe planten plat. Daarom gaan we morgen even terug naar Hotel Mande om te genieten van het zwembad, normale frisse lucht en wifi. We willen een uitstapje maken, maar om goed te kunnen onderhandelen met de taxi chauffeur moeten we weten wat een normale rit ongeveer kost. Ook moeten veel berichten uitgewisseld worden met kennissen om te weten of het wel veilig is. Morgen zullen we meer weten…



Het einde van de ramadan is in zicht. Overal die je mensen op straat lopen met dieren die geslacht gaan worden. Het merendeel bestaat uit koeien en schapen. Dit slachten vindt gewoon plaats op de straten. Dit doen ze vaak met meerere tegelijk en het maakt ze zo te zien niet uit dat het opgewaaide zand van de auto’s bij het dier komt. Het dier wordt onthoofd bijna alles wordt opgegeten. De koeien en schapen hoofden laten ze op straat liggen en als de rest van het lichaam verwerkt is roosteren ze het hoofd boven een vuurtje of maken ze er soep van. Om de minuut is er wel een te vinden. Ik wordt er misselijk van als ik het zie.



Dierenmishandeling is hier ‘normaal’ en je ziet het veel. Een veel te kleine ezel moet zo een zware kar met te veel lading dragen. Hij mist een oor, heeft veel littekens en er slap en mager uit. In een andere straat zie je iemand die de achterpoten van een schaap beetpakt, waardoor hij verplicht wordt op zijn voorpoten de straat door te hikken. Vaak zie je ook dieren geslagen worden met zwepen. Er wordt niet van opgekeken, maar ik vind het vervelend om te zien.



Vanochtend werd ik weer wakker door het geschreeuw en gehuil van jonge kinderen. Dit keer was het erger dan normaal. Het bleek dat een moeder met een stok meerdere malen een kind aan het slaan was.



We hebben de temperatuur in ons huis gemeten. Het is overdag 36 graden en we hebben nog steeds geen airco voor de woonkamer. Gelukkig heeft het die avond voor het eerst in een lange tijd weer flink geregend, waardoor het nu iets koeler en beter uit te houden is.



Vandaag gingen we met de taxi de rivier over die het noorden en zuiden van Bamako scheid. We besluiten pizza te gaan eten in een lokaal restaurant. Tot mijn verbazing was dit het meest chique restaurant waar ik tot nu toe geweest ben. De taxi stopte aan de rand van de stoffige autoweg. Toen we uitstapten moesten we een trappetje aflopen, waarna we bij de rivier aankwamen. Hier konden we een witte tent in waar het een heerlijke achttien graden was. Obers in wit overhemd kwamen naar ons en we hebben voor Nederlandse prijzen heerlijk pizza gegeten alsof we in een vijf sterren restaurant zaten. Jan-Willem was inmiddels klaar met zijn werk en kwam ons vergezellen. Daarna besloten we met z’n vieren de lokale ‘craft’ ofwel handgemaakte goederen van Mali te bekijken. De taxi reed ons naar een van de drukkere autowegen. Eenmaal buiten ging ademen zwaar door al het stof dat omhoog gereden wordt. We doken een heel klein steegje in op verozek van een ‘gids’ die we ‘toevallig’ daar tegenkwamen en hier vonden we allerlei Malinezen buiten voor hun ‘winkels’ op straat zitten. Deze ‘gidsen’ zie je overal in Mali en proberen je overal mee naar toe te nemen of winkels binnen te laten lopen zodat ze daar geld voor kunnen vangen. Het steegje was niet meer dan twee meter breed, modderig en vol met kuilen. De ‘winkels’ varieerden in grootte van 5 tot 12m2 en waren bijna allemaal gevuld met dezelfde voorwerpen voornamelijk maskers, kleedden en houtsnijwerk. Zelf ik na het een en ander onderhandelen een aantal handgewoven kleden gekocht voor in m’n nieuwe studentenkamer.



We willen een reisje naar segou maken, maar valt tegen. Nadat Joae een paar telefoontjes heeft gepleegd verteld hij ons dat het in principe veilig is daar naartoe te gaan. Met de bus duurt het acht uur, maar we hopen een taxi te kunnen vinden die ons daarheen kan brengen. We wachten tot de ramadan voorbij is en hopen over een week de drie a vierdaagse tocht te kunnen beginnen.



Om de tijd te doden kijk ik in de tussentijd veel series (Suits, Breaking Bad en Game of Thrones) of lees ik een boek. Daarnaast help ik mn broer met het ordenen van zijn werk en het maken van schema’s. Zijn financiën moeten goed bijgehouden worden. Het is moeilijk omdat je hier vaak geen bonnetjes kan krijgen van de lokale winkeltjes/kraampjes. Soms duurt het wel 10 minuten voordat ze een bonnetje voor je hebben gemaakt en andere keren vragen ze er geld voor omdat het ‘werk’ is. De structuur begint vorm te krijgen en het voelt goed dat het hem helpt. Voor mijn gevoel zit hij aan de rand van een burn-out en hij kan alle support goed gebruiken. Veel dingen komen tegelijkertijd op zijn pad, maar vaak is een goed gesprek al voldoende om op het einde van de dag alles even op een rijtje te krijgen.



Ik heb vandaag iets heel bijzonders meegemaakt. De regentijd is nu al bijna twee maanden bezig en af en toe zie je de enorm zwarte bewolking al vanuit de verte aankomen. Normaal gesproken moet je zorgen dat je binnen tien minuten binnen bent, of je komt gegarandeerd thuis met een nat pak. Dit keer waren we aan het zwemmen in het mooiste zwembad van heel Bamako. Overal rondom het zwembad stonden tropische bomen en er was een dj heerlijk relaxte Afrikaanse muziek aan het afspelen. Met een wind die plots omsloeg van windkracht 0 tot 7-8 gevolgd door knallende regen hebben we heerlijk gezwommen. ‘Dit is pas Afrika!’, dacht ik. En voor een moment vallen al je zorgen en emoties van je schouder af, terwijl de verkoelende regen keihard neerklettert op je voorhoofd en je een zoveelste duik in het heerlijke water maakt.



De volgende dag gingen we met Jan-Willem naar zijn stuk land. Met de taxi zijn we naar het kantoor gegaan waar de vergaderingen plaatsvinden. Na daar een uur te hebben gewacht tot de werkers uitgegeten en gepraat waren, vertrokken we met een auto van het bedrijf naar het land. Voor het eerst reden mama en ik Bamako uit. Zodra we Bamako stad uitreden viel als eerste de grote hoeveelheid afval op. Enorme hopen plastic en rotzooi wordt hier volgens mij regelmatig afgevoerd. Het landschap begon als een soort zandhuisjes-woestijn en de verharde zandweg liep langzaam over in asfalt dat tussen rotsformaties en enorm veel groen doorliep. Af en toe kom je een verdwaald huisje tegen of een dorpje met meestal wel een waterput in zicht. De inwoners van zo een dorpje, eigenlijk net als alle bewoners van Bamako, worden geboren en leren vrijwel altijd het vak van hun ouders. Ze zullen dit dan ook de rest van hun leven elke dag doen. Toen Jan Willem en ik het hier later over hadden, waren we het eens dat je zou kunnen zeggen dat de tijd voor de meeste mensen hier stil staat: er is in de meeste gevallen geen sprake van ontwikkeling.



Na het prachtige landschap een half uurtje te hebben bewonderd, kwamen we aan op het stuk land. Ik vind het moeilijk om goed te beschrijven, dus daarom heb ik maar een paar panorama foto’s van het landschap gemaakt. Gea en ik hebben Jan Willem goed kunnen helpen door veel onkruid weg te halen. In de zon was het richting de 40 graden, maar het was heerlijk om weer eens hard aan het werk te gaan en alles uit te zweten. Op zo’n dag drink je dan ook een liter of drie á vier.



Vanaf het moment dat we aankwamen was er iemand aan het koken. Hij noemt zichzelf een chef kok, maar kan eigenlijk maar één gerecht maken: rijst met een tomaten-vis saus. Hij stopt het in grote plastic bakken en in groepjes mochten we met onze handen eten. De afrikanen gebruiken hier een speciaal techniekje voor. Ze pakken de rijst altijd met hun rechterhand (want de linkerhand is wc-papier), maken er met knijpbewegingen een balletje van en stoppen het met een vlugge zwaai in hun mond. Als je daar eet met een lepel wordt je uitgelachen, omdat dat in hun cultuur enkel voor baby’s is die nog niet geleerd hebben met hun handen te eten.



Op de terugweg mocht ik met een werker achterop zijn motor. Met soms wel over de honderd kilometer per uur scheurden we zonder helm het asfalt over en pas nu zag ik écht de omgeving. De natuur is prachtig



Segou



Het tripje naar Segou is eindelijk werkelijkheid geworden. We wilden eerst een privétaxi huren, maar dat bleek erg duur en onbetrouwbaar te zijn. Later hoorden we dat er ook een tourbus rijdt met airco, dus hebben we daarvoor gekozen. We zijn in de ochtend om vijf uur opgestaan om een kaartje te kopen voor de bus. De taxi man stond klaar en na een klein halfuurtje rijden staan we tussen een drukke menigte met een kaartje in ons hand. De eerste bussen van die dag waren helaas al vol, dus moesten we tot 9.00 uur wachten voor we erin konden. Tijdens het wachten kwamen zoals gewoonlijk veel kinderen en jongeren ons iets aanbieden. We zaten eigenlijk gewoon in de Action. Alles wat ze hier aanbieden is namaak en Chinese massaproductie. Mijn oortjes was ik vergeten, dus kocht ik voor een euro nieuwe die het nog aardig deden ook..

Drie dagen later waren ze stuk.



In de bus is het heerlijk cool. Het is net een typische wintersport tourbus. Eenmaal onderweg draait er een grappige mr. Bean achtige film die natuurlijk met slechte Franse stemmen is na gesproken. We stoppen plots langs een klein marktje en voor we het weten zijn er tientallen mensen met fruit, water en van alles en nog wat op de bus afkomen en ze roepen wat ze verkopen. Ik zie vermoeide en wanhopige gezichten door het verduisterde raam waar maar van één kant door gekeken kan worden. De afhankelijkheid raakt ons.



Jan Willem zit naast me en koopt een paar in het dorp gemaakte sesam/honing repen van een meisje voor een habbekrats. Een tijdje later stopt de bus weer. Dit keer voor een plaspauze. Een paar Malinezen stappen uit en rennen naar een bosje. Als je er te lang over doet rijdt de bus door met zijn deuren open en moet je er maar al rennend inspringen.

In de middag komen we aan in Segou. De bus was al vol voor voor we vertrokken, maar onderweg zijn er nog een aantal bijgekomen die op een lege jerrycan midden in het tussen pad van de bus konden zitten. Segou is compleet anders dan Bamako en dat doet ons om eerlijk te zijn erg goed. Er is een hoofdweg die heel stoffig is, maar daaraan verbonden zijn veel marktjes en zijweggetjes met hotels en restaurants. We regelen met veel moeite een taxi die ons voor een redelijke prijs naar het hotel wilt brengen. Onderhandelen is hier tegen onze verwachting in veel moeizamer dan in Bamako. Na gegeten te hebben in het hotel besluiten we hier ondanks de reservering niet te overnachten. Het is erg afgelegen van het leuke gedeelte van het dorp en erg duur. In plaats van de taxi nemen we een soort tuctuc motorbusje die we toevallig tegenkwamen aan de hoofdweg. De taxi koste ons (met moeizaam afdingen) 1500cfa en met dit wagentje konden we zonder afdingen voor 600cfa (iets minder dan een euro) naar een ander hotel in het centrum gebracht worden.

In dat gebied zaten vijf hotels dicht op elkaar gelegen. We zijn de sfeer gaan proeven en door bij de een te gaan lunchen en bij de ander een drankje te gaan doen. Weer anderen bleken ‘vol’ (lees: gesloten) te zijn, omdat er totaal geen toerisme meer is (natuurlijk vroeg ik overal om de wificode). Zo kwamen we uiteindelijk in een degelijk hotel uit waar we drie nachten willen verblijven.

We besluiten twee tochten te maken met een Pirogue, een langwerpig banaanvormig motorbootje gemaakt een uitgeholde boom. Boven de smalle houten bankjes met kleine rugleuning zit gelukkig een afdakje, gemaakt van riet en bamboe. Achterop zit een motor en als het nodig is kan de man met een lange stok zichzelf vooruit bomen. We varen per tocht ongeveer een uur over de Niger naar een dorpje, krijgen een tour, en gaan weer terug. Voor de toer hoefde de gids vooraf absoluut geen geld, maar toch werd hij op het einde van de eerste tocht min of meer boos omdat we hem niets gaven (we wilde het hem aan het eind van de tweede tocht geven).



Het eerste dorpje bestaat uit veel zandsteen huisjes. De kinderen zijn goed getraind en komen al snel om ons staan en roepen 'tu baboe!', 'tu baboe!', gevolgd door 'cadeau?' Vertaalt betekent het 'blanke, blanke!' En: 'wil je me asje, alsjeblieft iets geven?'. In het dorp staat een grote moskee en overal lopen kippen, schapen en ezels. Af en toe ook een hond. Volgens een Duitse vrouw die hier al 35 jaar woont en we toevallig in het hotel tegenkwamen heeft een hond een beter leven dan het gemiddelde kind. In het dorpje komen we bij de leider van het dorp aan en we zien dat hij zijn slipper naar een hond wil gooien, maar zich inhoud omdat wij net binnenkomen. Onze bootman ging met hem in gesprek en de leider bood ons de optie aan om zijn 'speciale' huis te bekijken. Normaal kost dit een euro of twee, maar vanwege de crisis vroeg hij 10 euro. Onze gids ging fel de discussie aan en de leider vroeg Jan Willem uiteindelijk wat hij ervoor over had. 3000cfa zei hij (5 euro), maar de man was te trots om het bod aan te nemen en we besloten verder te gaan. 5 euro is heel veel voor de Afrikaanse bevolking en hij hoefde ons alleen maar zijn sleutel te overhandigen. Kun je nagaan..

Het tweede dorpje leek op het eerste, maar de kinderen waren liever. Ze hielden onze handen vast en liepen mee uit interesse. Ook leek het dorp veel zelfstandiger qua werk. Vrouwen maakten potten en mannen gereedschap.

Eenmaal terug in Segou werd er nog flink onderhandeld en kochten we leuke souvenirs en cadeautjes voor vrienden.





Terug in Bamako
We zitten aan de rand van een vieze autoweg. Het afval ligt overal op de straat en je hoeft er ook niet van op te kijken als iemand z’n behoefte daar doet. Boven ons staat een half rieten dak dat op een aantal takken staat, die zo schuin staan dat het een wonder is dat ze overeind blijven. De chef staat op anderhalve meter van mij in een open-bar-restaurant een hele vis op het vuur te bakken en hakt uien als een top kok. Als ik omhoog kijk zie ik stroomkabels.
Het is prachtig.

Ik heb al een aantal biertjes op en vraag de chef met mijn beste frans waar de wc is. Het is pikdonker en je ziet bijna niets. Zijn vrouw (of hulp) loopt naar de overkant van de weg en pakt een theekannetje wat naast de plastic stoelen staat. We lopen ongeveer honderd meter en ik moet allemaal hoeken om en gaten in de grond vermeiden tot ik uiteindelijk bij een Afrikaans toilet kom: een klein huisje gemaakt van metalen platen en hout met een gat in het midden. Rond het gat is een U-vormige steen aangebracht om je voeten op te zetten. Ik denk dat ik blij mag zijn dat het te donker was om de rest van het huis (en wat er allemaal wel niet op de grond ligt) te zien.

De open-bar waar we gister gegeten hebben ziet er shavvie uit, maar het eten is heerlijk. De ochtend erop eten we een omelet met ui, kaas, vlees, tomaat, basilicum, gember en aardappel of friet (waarschijnlijk die van gisteren) voor bijna gratis. Eindelijk Afrikaanse prijzen!
Diezelfde avond zitten we er weer voor de Afrikaanse pindasaus (gemaakt van echte pinda's). We vragen om een witte wijn voor mama en worden vierkant uitgelachen door de chef kok. De foto geeft genoeg uitleg.
Dan maar even niets voor mams. Jan Willem en ik bestellen het gebruikelijke: 2 Castel bier. 'D'accord', zegt de chef en hij stapt op z’n scooter en rijdt weg.

...wat?!

Vijf minuten later is hij weer terug en loopt hij met een zwart plastic zakje. Twee koude biertjes verschijnen zo op onze tafel. ‘Het is hier altijd feest’, zeggen we dan maar.
Die Jamaica kerel van eerder had ons nog uitgenodigd langs te komen in een bar waar muziek gespeeld werd, maar we waren zo afgepeigerd van vandaag dat we naar het hotel zijn gegaan en om een uur of negen maar zijn gaan slapen.

Het is inmiddels zaterdag en we gaan weer naar het huis in Bamako. De Duitse dame van eerder had aangeboden ons bij het busstation af te zetten, maar voor die tijd wilde we nog even op de pier zitten en genieten van de de laatste momenten die we in Segou doorbrengen. Op de weg daarnaartoe worden we zoals gewoonlijk dood gestaard en geroepen, gesist of gefloten door de verkopers, maar we zijn er inmiddels redelijk aan gewend, dus negeren we ze en lopen rustig door. Iets wat echter nog lang niet zal wennen is de mishandeling van de ezels. Elke keer als een zweepslag wordt uitgedeeld raakt het me. Af en toe roep ik naar de jongens die het beest slaan, maar ze begrijpen niet waarom.

De vrouw reed ons in een groene Mercedes met leren bekleding en autovering naar het busstation. Wat een luxe! We kochten nog wat laatste souvenirs en stapte de bus in. De bus zat erg vol, maar met veel geworstel konden we een plekje vinden verspreid over alle stoelen. Ik zat naast een enorm dikke vrouw die anderhalve stoel in beslag nam. Ze kloof aan een ongelofelijk kruidige kip en ze rook zelf ook niet erg fris. Opeens riep een Amerikaanse vrouw ons dat deze bus de verkeerde kant op ging. Snel, eruit! En vlak voor de bus vertrok stonden we weer op straat. Stiekem was ik erg blij..
Na even gekletst te hebben bleek dat de bus de hele andere kant op ging. We moesten een busje later hebben.

De goeie bus is iets minder luxe dan op de heenweg, maar we mogen niet klagen. We zweten weer peentjes, dus het zal wel weer eens boven de dertig graden zijn, ondanks de airco. Het is erg prettig, dat er een afspeellijst met chille muziek als Stevy Wonder en Tracy Chatman wordt afgespeeld. De kwaliteit is altijd erg laag en klinkt alsof ze een nummer een aantal keer op de laagste kwaliteit van cd tot cd overzetten.

Terug in Bamako wordt ik uitgelachen in een bar omdat ik de lege bierflesjes terug breng. Dat is vrouwenwerk en het is blijkbaar grappig als een man dat doet.



Het kindje dat ons elke ochtend wakker huilde blijkt ziek te zijn. Mn moeder is er naartoe gegaan een heeft 'm een knuffeltje gegeven.

Onderweg naar het kantoor van Jan Willem zien we een rijdende scooter onderuit gaan. Hij kon z’n evenwicht verloren hebben, of geschampt zijn. We weten het niet zeker. Er blijken hier in Bamako elke dag 10 dodelijke ongelukken te zijn en nog veel meer niet dodelijke..





Het zijn inmiddels de laatste twee dagen in Bamako en ik denk dat ik deze tijd in Mali mij heel lang zal bijblijven. Ik heb heel veel meegemaakt. Ontzettend veel mooie dingen, maar ook veel kwetsende en pijnlijke momenten. Mali is een land zonder schaamte, enkel trots.



Het was mijn eerste bezoek aan een land buiten Europa, een derdewereldland en een risicogebied. Het heeft mijn kijk op het leven in veel opzichten veranderd.



Het is een ervaring waar ik later hopelijk met veel trots aan terug zal denken.



Nsee,

Aprosjen,

Au revoir.


Additional photos below
Photos: 31, Displayed: 31


Advertisement



Tot: 0.176s; Tpl: 0.022s; cc: 14; qc: 30; dbt: 0.0245s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 1; ; mem: 1.2mb