Beklimming van de Taishan


Advertisement
China's flag
Asia » China » Shandong » Tai'an
May 10th 2007
Published: August 6th 2007
Edit Blog Post

Donderdag 10 mei.

We hadden met Helen en Shirley om 7u30 in de ontbijtzaal afgesproken om het ontbijtbuffet uit te proberen. Daarna zouden we met beperkte bagage aan de beklimming van de Taishan beginnen. Berna en ik waren bij het vooruitzicht hierover waarschijnlijk zo opgewonden, dat we ons van uur vergisten en al om 6u30 in de eetzaal stonden. Het personeel kreeg net zijn dagelijkse instructies. Ook bij veel bedrijven is dat een gewoonte en heel vaak gebeurt dat op straat met veel aanmoedigende slogans die dan door alle personeelsleden luid worden nagebruld. Hier gebeurde het gelukkig in alle stilte. We konden ongemerkt afdruipen en hadden nog wat tijd om de informatie over de Taishan door te nemen.
Samen met de Taishan maakten we kennis met de oudste verhalen uit de Chinese geschiedenis namelijk het meest geciteerde scheppingsverhaal. Deze oude Chinese mythologie verhaalt dat Pan Gu de zon, maan, sterren en aarde schiep. Pan Gu had eerst 18000 jaar geslapen in het Ei van Chaos. Na zijn geboorte vulde hij de ruimte tussen Yin (aarde) en Yang (hemel). De aarde met de kenmerken zwak, anarchistisch, donker, koud en verbonden met de maan en het vrouwelijke scheidde hij op die manier van de hemel met de kenmerken sterk, geordend, licht, warm en verbonden met de zon en het mannelijke. Gedurende de volgende 18000 jaar beeldhouwde hij de aarde in zijn huidige vorm, bijgestaan door een draak, een eenhoorn, een feniks en een schildpad. Na zijn dood vormden zijn lichaamsdelen de vijf heilige taoïstische bergen. Zijn hoofd veranderde in de Taishan, zijn lichaam in de Songshan (in provincie Henan), zijn linkerarm in de Hengshan van de provincie Hunan, zijn rechterarm in de Hengshan van de provincie Shanxi en zijn voeten in de Huashan (in provincie Shaanxi). De mensen ontstonden uit de parasieten die zich in de lichaamsholten van Pan Gu hadden bevonden.
De Taishan was de heiligste van deze vijf bergen omdat hij in het oosten ligt, waar de zon opkomt. Daarom heerste hij ook over de oorsprong van al het leven, want men was er van overtuigd dat het bestaan in het oosten begon, net zoals de zon. De Taishan was ook de ontmoetingsplaats van al diegenen wier levens geëindigd zijn en deed zo dienst als de bron van al het toekomstige leven. Tijdens de eerste twee eeuwen van onze jaartelling werd in China algemeen geloofd dat de zielen van de doden naar Taishan terugkeerden en wel naar een speciale plaats aan de voet van de berg, op een kleine heuvel genaamd Haolishan. Deze overtuiging maakte deel uit van de taoïstische cultus. In de 7e of 8e eeuw werden de boeddhistische invloeden sterker en werd een moralistisch aspect toegevoegd, een soort van oordeel over de dode zielen uitgesproken door de berg.
Een meer realistische uitleg waarom deze berg al heel vroeg de naam heilig verdiende was dat hij voor de bewoners langs de oevers van de Huanghe (Gele Rivier) een veilige schuilplaats bood telkens de rivier buiten haar oevers trad en alles in haar woest kolkende water meesleurde.
De Taishan is met zijn 1545m de hoogste piek van het massief van centraal-Shandong. Vanaf de vroegste tijden werd hij al vereerd. De berg had een plaats in talloze religies en was het centrum van een intens religieus leven, zodat hij enorm veel tempels, monumenten en inscripties op de rotswand heeft. Talloze pelgrims beklommen dan ook de berg, soms wel 10.000 per dag volgens onze reisgidsen.
Vanaf de Zhou (11e-3e eeuw voor Chr.) tot de Ming-dynastie gaven keizers de Taishan eerbiedwaardige officiële titels. Talloze steentabletten op de berg bevatten gebeden tot de Taishan, afkomstig van keizers van verschillende dynastieën.
Nog in het begin van deze eeuw behoorde de cultus van de Taishan tot de populairste van China. Elke stad van enige omvang had zijn Taishan-tempel. De meeste populariteit genoot niet de Taishan zelf, maar (vooral onder vrouwen) de godinnen die de tempel met hem deelden. De belangrijkste was zijn dochter, de ‘Prinses van de Azuren Wolken’.
Een bijzonder aspect van de Taishan-cultus waren de feng- en shan-offers die door de keizers aan de voet en op de top van de Taishan vol ceremonieel werden gebracht. De eerste was aan de aarde, de tweede aan de hemel. Deze offers werden voor het eerst in 110 voor Chr. gebracht. Zij vonden gedurende de hele geschiedenis van China slechts vijf keer plaats. Ze bestonden uit een plechtige boodschap, waarin de keizer de hemel dankte voor het voortbestaan van zijn dynastie en voor de glorie van zijn heerschappij.
In de jaren veertig verschanste de Guomindang zich op en rond de Taishan. Zij transformeerde vele tempels tot badhuizen met massage en kappers, terwijl anderen als soldatenkwartieren werden gebruikt. Sinds 1949 zijn de belangrijkste tempels en paden naar de top gerestaureerd, en zijn er langs de weg restaurants en theehuizen gebouwd.
Na een lekker en uitgebreid ontbijt dat om stipt 7u30 begon, waren we helemaal klaar om te vertrekken. Het grootste deel van de bagage lieten we in een bergruimte van het hotel achter. We verwittigden ook dat we over één of twee dagen weer een kamer wilden hebben. Om 9u konden we uiteindelijk vertrekken. Met kleine bagage liepen we vol goede moed op de berg af. Tijdens de wandeling naar de eerste triomfboog ter ere van Zijne Heiligheid Taishan, hadden we de indruk dat het bijzonder druk ging worden op de berg. Uiteindelijk bleek dat langs de straat naar de berg een openlucht jobbeurs werd gehouden.
Voor de beklimming hadden we verschillende opties: er was een druk centraal pad dat langs vele trappen omhoog kronkelde tot men halverwege de berg aan de Zhongtianmen kwam, de “Poort Halverwege de Hemel”. Via een langer maar minder stijl ‘westelijk’ pad kon men ook tot deze poort halverwege de berg komen. Men kon die afstand ten slotte ook met een busje afleggen. Vanaf halfweg waren er weer twee mogelijkheden. De eerste was een steil pad met ongeveer 3000 treden tot de Zuidelijke Hemelpoort, waarbij men soms bijna loodrecht moest klimmen. De tweede optie was de kabelbaan tot dezelfde Hemelpoort. Shirley had in ieder geval aangegeven dat ze niet het hele stuk zou klimmen. Wij wilden het wel overwegen, maar zeker niet in één dag. Veel zou ook afhangen van het weer: een berg beklimmen in regen of mist zouden we zeker niet doen. We hadden als voorlopig plan om langs het centrale pad tot halverwege te klimmen en onderweg de tijd nemen voor de verschillende tempels. Daarna zou onze conditie en het weer bepalen wat we verder zouden doen. Als het weer heel goed was en de vooruitzichten goed bleven, konden we halverwege overnachten. De volgende dag zouden we dan de rest te voet doen, terwijl Shirley de kabelbaan nam. Indien we dit toch niet zagen zitten, zouden we met zijn vieren de kabelbaan nemen. Boven zouden we in ieder geval een nacht blijven slapen om de volgende ochtend de zonsopgang vanaf de bergtop te bewonderen.
Voor we de toegangspoort bereikten, waar we tickets moesten kopen, kwamen we al verschillende tempels tegen. Berna en ik hadden besloten deze niet nu te bezoeken: er zouden nog genoeg tempels op de helling liggen. Voor die zouden we al heel wat tijd nodig hebben. We zouden nadien toch nog een paar dagen in Tai’an blijven en dan konden we deze tempels aan de voet van de berg ook nog bezichtigen.
We klommen rustig langs de vele trappen en hielden vaak halt. Overal waren er wel inscripties te vinden, aan elke steen was wel een verhaal verbonden. Vele keizers ‘beklommen’ de Taishan per paard of per ezel en waar nodig lieten ze zich in een draagstoel naar boven dragen. Naar aanleiding van hun ‘beklimming’ lieten ze triomfpoorten en inscripties op de rotsen achter. Volgens de historische analen zouden 72 vorsten naar de top van de Taishan gedragen zijn. De eerste keizer, Shi Huangdi, zou de tocht zelfs 11 maal hebben gemaakt.
We bezochten alle tempeltjes die we na de toegangspoort tegenkwamen, tenzij we er een omweg voor moesten maken. De toegangspoort zelf maakte deel uit van de Hong Men Gong waar een inscriptie te vinden moest zijn ter ere van Confucius die ook de Taishan zou hebben beklommen. Eén van de eerste monumenten die we na de poort tegenkwamen was de ‘Tombe van de Witte Muilezel’. Dit dier had in de 8e eeuw keizer Xuanzong naar de top gedragen en weer naar beneden. Het arme dier was na de afdaling van uitputting gestorven maar had dus wel een eigen poort verdiend. Bij een poort een heel stuk verder begon een steil stuk van de beklimming. Hier had het paard van Song-keizer Zhenzong geweigerd verder te gaan, het dier had de boodschap van de ‘Tombe van de Witte Muilezel’ begrepen. De keizer had moeten overstappen in een draagstoel en nu stond er op die plaats een poort om aan te geven dat men zijn paard hier moest achterlaten. Over de klim tot halverwege die men normaal in drie uur kan doen, deden wij wel zes uur. We hielden het tempo bewust laag om geen last te krijgen van de knieën en de kuiten, en dat bleek de volgende dag goed gelukt te zijn. We hadden natuurlijk ook onze tijd nodig voor de tempeltjes en hielden geregeld halt voor een rustpauze, om iets te knabbelen en te drinken. Op de helling stonden heel wat bomen, waaronder ook verschillende zeer oude. Eén indrukwekkende boom was een paar jaar geleden over het pad gevallen. Men had hem laten liggen omdat er ruimte genoeg was om er onder door te lopen. Men had er wel voor gezorgd dat hij niet verder kon weg glijden. We kwamen om ongeveer 14u30 aan de ‘Poort Halverwege de Hemel’ en iedereen was het er snel over eens om de rest naar de top met de kabelbaan af te leggen. Indien het weer morgen goed zou zijn, zouden we dit deel te voet afdalen en dan de westelijke route nemen voor de rest van de afdaling.
De tocht met de kabelbaan naar de “Zuidelijke Hemelpoort” duurde ongeveer 8 minuten waarbij we een mooi zicht hadden over de berghelling en het stuk dat we nu oversloegen. Het voordeel was dat we nu voldoende tijd hadden om een goede kamer te zoeken en nog een kleine wandeling op de top konden maken. Het weer was zeer goed, er waren praktisch geen wolken of nevel waardoor het uitzicht prachtig was. Helen, Berna en ik bezochten nog een klein tempeltje in de buurt van de grote tempel genaamd ‘Rustplaats van de Godin’. Deze grote tempel zouden we de volgende dag bekijken want nu hadden we daar geen tijd en energie meer voor. Shirley was trouwens al op een terrasje achter gebleven: ze vond dat ze vandaag al genoeg tempels had gezien. Tijdens dat bezoek de volgende dag zou blijken dat men in deze tempel geen wierook of andere offers meer mocht branden. Dat moest nu allemaal gebeuren in het kleine tempeltje dat we nu bezochten waar inderdaad heel wat werd afgestookt.
Toen het wat frisser werd, zochten we een restaurantje op met een tafeltje met zicht op het westen. Tijdens het avondeten konden we zo de zonsondergang zien. Deze show was uiteindelijk nogal teleurstellend. Vóór de feitelijke zonsondergang was de zon al in de wolken verdwenen die opeens waren komen opzetten. We hoopten dat deze tijdens de nacht zouden verdwijnen want we wilden morgen vroeg de beroemde zonsopgang vanaf de Taishan bewonderen. De zon zou rond 5u15 te voorschijn komen zodat we vroeg in bed lagen met de wekker op 4u15. Om 5u zouden we onder begeleiding van onze hotelbaas naar het ‘Terras voor het Bekijken van de Zonsopgang’ gaan.



Vrijdag 11 mei.

Deze ochtend bleek dat we gisteren de juiste beslissing hadden genomen door het tweede deel met de kabelbaan af te leggen. We hadden ’s avonds ten minste een mooi en helder uitzicht gehad. Nu was de berg om 4u15 in een dikke mist gehuld. Berna besloot zonder te twijfelen om in bed te blijven. Samen met Shirley en Helen trok ik met de hotelbaas en zeker 30 andere (wel Chinese) toeristen er op uit om het laatste stukje te klimmen tot het bewuste terras. We huldigden hierbij het motto: “Het weer in de bergen is onvoorspelbaar, dus je weet maar nooit!”. De mist was zo dicht dat we al snel de groep kwijt waren. We kwamen ten slotte wel bij een tempel dat een terras had dat op het oosten uitkeek. De Chinezen stonden voor het grootste deel aan de ingang van de tempel voor een gesloten deur te wachten met wierook om die in de tempel te kunnen branden. Wij stonden met een paar anderen naar het oosten te turen. Ook hier was de deur onbarmhartig gesloten: we zagen nauwelijks twee meter ver. Toen het bovendien begon te regenen, vonden we het welletjes en zochten we op de tast de weg naar beneden. Nu was er echter niemand om ons de weg te wijzen. Af en toe dook er toch iemand in de mist op aan wie we de weg konden vragen naar de ‘Zuidelijke Hemelpoort’. Op een bepaald moment vroeg ik dat weer, en er werd gewezen naar een wegwijzer op nauwelijks 1m die ik niet eens had gezien. Zonder al te veel omwegen en heelhuids maar goed nat kwamen we na een uurtje weer in het hotel aan. We doken nog voor een uur of twee onder de lakens terwijl de natte kleren zo goed mogelijk te drogen werden gehangen. Berna was erg blij dat ze de goede beslissing had genomen door te blijven liggen. Ze bleef solidair met ons ook maar in bed.
Na het ontbijt een paar uur later, wandelden Berna, Helen en ik (nu met regenjas) toch maar naar de tempel voor een bezoekje. Shirley vond het verstandiger om nog wat in de kamer te blijven rusten en nog wat verder op te drogen.
Bij de ingang van de tempel konden we enkele oude vrouwtjes een plezier doen door hun toegangsticket over te kopen. Ze hadden na het kopen van het ticket pas vernomen dat ze hun offergaven niet in de tempel mochten branden maar dat ze dat in het kleine tempeltje vlak erbij moesten doen. Aangezien ze enkel en alleen naar hier gekomen waren om hun gaven te offeren, hadden ze het toegangsticket voor de ‘Rustplaats van de Godin’ voor niets gekocht. Nu konden ze die ten minste nog doorverkopen. Veel boerenvrouwen uit de omgeving beklimmen tot op hoge leeftijd de berg omdat ze geloven in de legende: “Als je de top haalt, wordt je 100 jaar.” Voorts werd aan de ‘Prinses van de Azuren Wolken’ geofferd om een zoon af te smeken. Zowel aan haar beeld als dat van de ‘Godin van de Vruchtbaarheid’ en de ‘Godin van het Morgenlicht’ konden we kinderschoentjes zien liggen van vrouwen die gekomen waren om een zoon af te smeken maar ook van vrouwen die hun dank waren komen betuigen nadat ze een zoon hadden gekregen.
In de tempelhallen konden we alles normaal zien. Buiten was alles in een dikke grijze laag gehuld zodat we nauwelijks de contouren van het tempelgebouw zagen ook al stonden we er vlak voor. Het dak van de tempel zou bedekt zijn met bronzen platen omdat alleen zo het gebouw de felle wind kon trotseren die hier vaak opstak. Ook alle versiering aan de buitenkant zou van brons zijn om diezelfde reden. Alleen de sierlijke bronzen qilin waarmee elke rij dakpannen werd afgesloten, konden we in de mist nog onderscheiden.
Als men geluk had zou men op de Taishan vier natuurwonderen kunnen waarnemen: de Zonsopgang, de Witte Wolken, het Bos van IJs en het Blauwgroene Hemelaureool. De zonsondergang werd voor ons een flop, de wolken kwamen veel te dichtbij en bleken grijs, het Bos van IJs is de rijm die het landschap sprookjesachtig kan maken maar daarvoor was het te warm. Om het Blauwgroene Hemelaureool te kunnen waarnemen, was wel mist nodig maar dan moest de zon er door kunnen priemen waardoor een bepaald Boeddhabeeld in de tempel van de Jaden Keizer (echt helemaal op de top) een aureool zou vertonen. We klommen maar niet tot daar omdat we het hele beeld niet eens te zien zouden krijgen en we misschien zelfs de top zouden voorbij lopen.
Na het ontbijt namen we de kabelbaan tot halverwege. Er was geen sprake van om met zo’n dikke mist te voet de steile trappen af te dalen: we zouden er toch niets zien. In de gondel zagen we enkel een zee van grijs: zelfs de gondels voor en achter ons waren niet zichtbaar. Toen we bij de “Poort Halverwege de Hemel” kwamen, was de zichtbaarheid daar ook praktisch nihil. In die omstandigheden besloten we maar om de bus te nemen naar de voet van de berg. Al snel bleek dat het weer in de bergen in vijf minuten tijd kan omslaan: toen we de bustickets kochten, konden we bijna geen hand voor ogen zien. Op weg naar de bus, 5 minuten verder te voet, begon de mist dunner te worden. Toen de bus 10 minuten later vertrok, konden we boven ons de kabelbaan en de gondels zien en halverwege de afdaling was er van mist helemaal geen sprake meer.
De tocht naar beneden liep door een mooi beboste omgeving met spectaculaire zichten op hellingen die door vroegere vulkanische activiteiten soms heel zwaar dooraderde steenlagen lieten zien.
Vanaf het busstation wandelden we te voet maar met een omweg naar het hotel. Onderweg namen we afscheid van Shirley. Zij ging rechtstreeks naar het hotel om de bagage op te halen in de hoop de trein van 14u naar Xuzhou nog te halen. Helen bezocht met ons eerst nog een oude tempel: de Puzhao si. Van wanneer deze Boeddhistische tempel precies dateerde, is niet meer duidelijk maar hij werd wel ongeveer 1500 jaar geleden al herbouwd. Deze “Tempel ter Verlichting van het Universum” was nog steeds actief, zij het op een laag pitje waardoor er een aangenaam kalme sfeer heerste. Behalve een mooie vijver met enkele pagodes ernaast, een mooie klokken- en trommeltoren en een oude bron had deze tempel nog enkele oude bomen te bieden: een 1500 jaar oude den was waarschijnlijk de nestor maar er stonden ook enkele indrukwekkende ginkgo’s.
Toen we om 15u in het hotel kwamen, was het daar een drukte van jewelste: er was een medisch congres aan de gang. Helen ging eerst wat eten terwijl onze kamer zouden krijgen. Dit lukte maar het ging niet al te vlot: we zaten zeker een half uur voor de balie op onze kamer te wachten. Uiteindelijk bleek dit om een communicatiestoornis in de hotelorganisatie te gaan: na een half uur kwam de (nogal norse maar wel zeer efficiënte) assistent manager nog eens langs. Toen hij ons daar nog zag zitten, vroeg hij of we nog iets nodig hadden. Toen we verbaasd antwoorden: “Ja, onze kamer!” draaide hij zich om en beet de (nochtans heel vriendelijke) bediende achter de balie toe dat hij toch een half uur geleden al had doorgegeven dat kamer 1408 voor ons was. Ze verontschuldigde zich maar zei daar niets van te weten maar we kregen direct onze sleutel. De norse assistent manager vroeg of we (de volgende ochtend) ook ontbijt wilden, hetgeen we natuurlijk beaamden want die zat volgens ons in de prijs van 150 Y inbegrepen. Daarop gaf hij ons twee tickets voor het ontbijt van de volgende dag. Door alle poespas en het systeem van vlottende prijzen bleek dat we nu zonder het zelf te weten onze kamer aan de absolute bodemprijs hadden gekregen van 120 Y waar geen ontbijt bij was inbegrepen. De ontbijttickets voor de volgende dag waren klaarblijkelijk aangeboden als een soort schadevergoeding voor het lange wachten. Omdat wij nog steeds dachten dat we voor de kamers aan 150 Y moesten betalen, zijn we nog twee dagen na elkaar onze ontbijttickets gaan claimen. Telkens werd met een vreemde blik op het computerscherm gevraagd of ons dat beloofd was en wij beaamden dit telkens. De derde keer dat we dit deden werd ons gevraagd wie dat had beloofd. We wezen op de assistent manager die er direct bij kwam om dit te ontkennen. Op zijn norse manier van doen voegde hij er aan toe: voor 120 Y hoort er nooit ontbijt bij! Toen pas begrepen we dat we om een onverklaarbare reden tot de bodemprijs gedaald waren. We zeiden maar snel “Och ja, dat is waar ook. Sorry, maar we waren dat vergeten!”. Bij de eindafrekening op 18 mei bleek inderdaad dat men ons deze zeven dagen 120 Y had aangerekend voor de kamer en dat we bovendien drie dagen lang ook nog gratis hadden ontbeten! Het is voor een toerist een niet te onderschatten taak om telkens de kamerprijs te onderhandelen. Doe je dat niet dan ben je een dwaas want in de hotels waar wij meestal verblijven, staan de standaardkamers officieel vaak geprijsd voor 388 Y à 588 Y. Wij onderhandelen dan stug tot we die kamers voor ongeveer 150 Y krijgen. Reken maar eens uit hoeveel goed onderhandelen oplevert als je lang onderweg bent. Hier in Tai’an bleek dat het systeem van vlottende prijzen toch ook het hotelpersoneel af en toe parten speelt en dat ze zelf klaarblijkelijk soms niet meer weten aan welke prijzen ze de kamers hadden beloofd.
Toen we onze kamer hadden, kwam Helen nog afscheid van ons nemen. Ze vond dat de afgelopen dagen heel gezellig waren geweest en wij konden dat alleen maar beamen. We zouden via de mail contact houden en wie weet zagen we elkaar nog een keer. Uiteindelijk zou zij nog een vroegere trein naar Xuzhou halen dan Shirley, aan wie men om onverklaarbare reden had wijsgemaakt dat de eerste trein pas om 19u vertrok. De trein van Helen vertrok al rond vijf uur. Aangezien zij op een boemeltrein zat en Shirley in een sneltrein, was ze maar net iets voor Shirley in Xuzhou. Uiteindelijk hebben ze beide gelijktijdig in Tai’an op de trein zitten wachten, alleen in een andere wachtzaal. Pas bij aankomst op de school in Xuzhou, kwamen ze dit te weten.
’s Avonds aten we weer eens westers: pizza die zeer goed was en uitstekende frietjes. Alleen jammer dat ze in China nog zo weinig mayonaise kennen.



Zaterdag 12 en zondag 13 mei.

Over het weekend valt niet veel te zeggen behalve dat we vroegen om van kamer te verwisselen. Kamer 1408 keek uit op het zuiden en over de stad, kreeg veel zon binnen en was niet zo proper. We kregen direct kamer 1405 die op het noorden en de Taishan uitkeek, veel properder was en geen zon binnen kreeg. Nu het weer opnieuw warmer werd, bleek dat belangrijk.
Voor de rest kan men dit weekend samenvatten met: rusten, verslag schrijven, mailen en foto’s sorteren.
Ik kreeg ook het verslag van ons verblijf in Xuzhou gepubliceerd.
Zaterdag vernamen we op het nieuws van CCTV 9 dat het de dag van de verpleging was geweest. Men deed ernstige pogingen om dit beroep op te waarderen want China bleek over 1,5 miljoen geschoolde verple(e)g(st)ers te beschikken maar had er meer dan drie keer zoveel nodig. Op dit moment deden de ziekenhuizen veel beroep op goedkoper niet geschoold personeel terwijl vaak de familieleden van de patiënten voor een groot deel van basisverzorging opdraaiden. De belangrijkste redenen voor het tekort aan verplegend personeel was de lage verloning maar nog veel meer het gebrek aan (in feite het ontbreken van) respect vanwege de patiënten.
Onze hotelkamer lag op de 14e verdieping. Tegenover het hotel lag de uitgestrekte campus van een universiteit die veel sportterreinen had. We konden heel goed het doen en laten in de leslokalen van het gebouw recht tegenover het hotel volgen. In Xuzhou waren we wat meer te weten gekomen over de middelbare scholen en de grote competitie die daar heerste. Helen en Shirley hadden er wel aan toe gevoegd dat deze competitie zeer hard was, maar dat de studenten een veel makkelijker leven hadden eens ze op een universiteit waren toegelaten. Na de middelbare school was het onmenselijk harde werken voorbij, tenzij misschien aan de echte topuniversiteiten. We waren dan niet weinig verbaasd toen we deze avond, zondagavond dan nog wel, zagen dat er in verschillende lokalen tegenover ons nog licht was tot zeer laat in de avond. In minstens één lokaal werd effectief les gegeven, in andere leek het erop dat studenten er aan het studeren waren. Klaarblijkelijk was het universiteitsleven in China dan toch niet zo gemakkelijk. Misschien ging het hier ook om laatstejaarsstudenten die spoedig zouden afstuderen.
De rest van de week lieten we af en toe onze blik nog over de campus dwalen. Op die manier konden we een practicum volgen van studenten die waarschijnlijk voor landmeter studeerden: we zagen ze verschillende dagen in groepjes met een theodoliet aan de slag terwijl waarschijnlijk de professor of een assistent van het ene groepje naar het andere ging om richtlijnen te geven en bij te sturen.



Maandag 14 mei.

We zouden vandaag ons verder enige bezoek in Tai’an afleggen: namelijk aan de Dai Miao. We lazen eerst nog wat over deze tempel en na de koffie vertrokken we te voet naar de Dai Miao die vlak in de buurt van ons hotel lag. We begonnen ons bezoek aan de zuidelijke poort en moesten vele malen op onze stappen terug keren om toch maar alles in dit complex te kunnen bekijken. In principe was het complex opgebouwd rond drie binnenplaatsen die achter elkaar lagen, maar zowel links als rechts waren er bijbinnenplaatsen die ook weer gebouwen hadden zodat het toch een redelijk ingewikkelde zoektocht werd. Omdat we het bezoek grondig aanpakten, waren we hier wel een paar uur mee bezig. We bezochten trouwens eerst de voortempel, waar de 3 godinnen werden vereerd die ook op de Taishan regelmatig werden aanbeden.
De Dai Miao werd aan de voet van de berg gebouwd waarschijnlijk in de 3de eeuw voor Christus. Andere bronnen geven aan dat de tempel al bestond maar toen grondig werd verbouwd. In deze tempel, worden vele historische geschriften bewaard, allen eren zij de berggod Taishan. Het huidige complex is gebouwd in de stijl van een paleis met indrukwekkende muren die drie toegangspoorten heeft. Dit uiterlijk kreeg het complex tijdens de Han dynastie. Nadien zijn er op het domein nog vele paviljoenen bijgebouwd . Het complex heeft volgens diverse bronnen een oppervlakte van 96.000 m² en zou 800 gebouwen hebben. Deze tempel zou ongeveer een kwart van het gebied binnen de oude muren van de stad Tai’an beslaan.
We kwamen achtereenvolgens via drie poorten in de verschillende binnenplaatsen. Voor we de eerste binnenplaats goed bezochten, maakten we een wandeling op de muur rond het tempeldomein. De muur had van boven een breed wandelpad met aan de buitenzijde kantelen. Op de hoeken stonden flinke wachttorens, waardoor het complex het uiterlijk had van een versterkte burcht. In het nabije verleden had men de muur gedeeltelijk omgebouwd tot woonhuizen en andere gebouwen. Deze was men waarschijnlijk geleidelijk weer aan het ‘opeisen’ om de vroegere ommuring te herstellen. Onze wandeling op de tempelmuur eindigde bij een restaurant dat dwars over de muur was gebouwd. Misschien zou dit restaurant er over enkele jaren niet meer zijn. We keerden op onze stappen terug om het bezoek verder te kunnen zetten vanaf de eerste binnenplaats.
In de eerste binnenplaats stonden veel stèles, waarvan we er één gingen opzoeken: de meer dan 7 meter hoge stele uit 1013 waarop vermeld zou moeten staan dat Song-keizer Zhenzong de Taishan twee jaar daarvoor tot de rang van keizer had verheven.
Rond deze eerste binnenplaats stonden verder nog drie grote gebouwen die we ook bezochten. De middelste was gewijd aan Taishan en had indrukwekkende bronzen leeuwen als bewakers.
Op de eerste zijbinnenplaats hadden we vooral aandacht voor de zes cipressen van meer dan 2000 jaar oud waarvan er vijf in 110 voor Chr. zouden zijn geplant door Han-keizer Wudi. Deze bomen hadden wel een brede stamomtrek maar waren niet bijzonder hoog en gaven zo een erg gedrongen indruk. Ze zagen er wel eerder knoestig en erg versleten uit: één leek zelfs op sterven na dood . Hoewel het niet bijzonder druk was, wilde iedereen wel op de foto met elk van deze stokoude bomen. Het vergde heel wat tijd om de bomen op de foto te krijgen zonder al te veel toeristen erbij.
0p de tweede binnenplaats, die groter was dan de eerste, ging onze aandacht niet zozeer uit naar de vele steentabletten met gebeden tot de Taishan, maar ook weer naar de bomen die er stonden. Hieronder waren er oude cipressen met bijzonder opvallende, gedraaide stammen en ook vier oude en wel indrukwekkende ginkgo’s.
Drie terrassen in deze binnenplaats leidden naar de hoofdtempel zelf. Deze bleek verschillende hoogdravende namen te hebben zoals als ‘de Zaal van de Hemelse Gave’ of de ‘Zaal van Degene die Hoger is dan de Rest’ wat natuurlijk naar Taishan verwees. De tempel was een prachtig gebouw met een dubbel dak van gele dakpannen, dat gedragen werd door rode houten pilaren. Het zou tijdens de Han-dynastie zijn gebouwd maar onder de Song uitgebreid en daarna nog veelvuldig gerestaureerd (voor het laatst nog in 1956). Het gele en dus keizerlijke dak gaf aan dat de Taishan tijdens de Song-periode verheven was tot de stand van keizer.
De tempel had een enorme muurschildering uit de 11e eeuw. Volgens één bron zou het de bedevaart van Song-keizer Zhenzong naar de Taishan uitbeelden, volgens een andere een processie waarbij de god Taishan met zijn gevolg de berg besteeg en een derde bron hield het op een inspectietoer van Taishan. Er zouden welgeteld 657 figuren moeten op voorkomen maar we hebben dit maar niet nageteld. We bleven er wel een tijd kijken en ook fotograferen: dit was toegestaan! Het enorme fresco van 62 m lang en 3.3 m hoog dat drie muren besloeg, had natuurlijk onder de tand des tijds geleden maar was nog steeds indrukwekkend. We vonden het al zeer bijzonder dat een fresco van bijna 1000 jaar in een openbaar gebouw nog zoveel heldere kleuren kon vertonen. Omdat er enkel door de deuren licht naar binnen kwam, waren sommige delen te donker om goed op de foto te krijgen. Het fresco begon met het vertrek van de godheid (of de keizer ?) uit zijn paleis en beschreef de tocht naar de top. Donkere rotsen en grillige bergen moesten de moeilijke reis symboliseren. De felgekleurde kleding van de hoofdfiguren en de begeleiders stonden in contrast met de sombere tinten van de achtergrond en het landschap.
In een nis, centraal in de hal, stond een beeld van de berggod Taishan opgesteld. Het beeld, dat gekleed was in een geel, keizerlijk gewaad hield als teken van zijn goddelijke macht een tablet in de handen.
Ten noorden van de tempel stond achter een kleine binnenplaats, de ‘Tempel van de Slaapkamer’ gewijd aan de vrouw van de berggod. Deze tempel bevatte de beelden van de god en zijn vrouw. Haar titel ‘de Perfecte en Intelligente Keizerin’ kreeg zij in 1011, toen haar echtgenoot opgeklommen was tot de rang van keizer.
Aan de andere kant van het hoofdgebouw stond op een zijbinnenplaats een prachtige acaciaboom uit de Tang-dynastie. Hier was men een beetje creatief geweest: de boom heette nu ‘De oude boom die haar kind omarmt’. Van de oorspronkelijke boom uit de 7e of 8e eeuw was enkel een deel van de indrukwekkende stam over. In die oude stam had men (al een redelijk lange tijd geleden) een jonge ent van de oude boom aangebracht, waarschijnlijk net voordat deze de geest had gegeven. De boom kon zo in principe doorgaan voor een meer dan 1200 jaar oude acacia maar de boom die uit de oude stam oprees was zeker niet zo oud.
Verschillende kleinere hallen aan weerszijden van de hoofdtempel dienden ter verering van de ‘familieleden’ van de berggod.
Op de volgende binnenplaats bevatte een nis in een muur een replica van een steentablet uit het einde van de Qin-dynastie. Het origineel stond oorspronkelijk in de ‘Tempel van de Prinses van de Azuren Wolken’ op de top van de Taishan. Het werd in 1740 tijdens een brand in deze tempel grotendeels vernietigd. Nu waren op het steentablet in de nis nog 8 karakters over uit de Qin-tijd.
In een hal aan de oostzijde van het complex, vonden we de offergaven van vooral keizers aan de Taishan. Drie ervan stonden bekend als de ‘Schatten van Taishan’: een geel en een blauw gekleurde kalebas van porselein, een (naar mijn oordeel verschrikkelijk lelijke) leeuw van hardhout en een jade scepter, allemaal uit de Ming-tijd. Hier was fotograferen niet toegestaan en eigenlijk was er ook geen reden om iets te fotograferen want geen enkele van deze ‘schatten’ was erg indrukwekkend of mooi. De enige reden om een foto te willen maken, zou natuurlijk het feit kunnen zijn dat het verboden was.
Op een laatste binnenplaats met oude dennenbomen stond het Tong Ting, het Bronzen Paviljoen, uit 1615. Dit stond oorspronkelijk op de top van de Taishan maar werd na een storm naar hier verplaatst. In dezelfde binnenplaats stond ook de Tie Ta (IJzeren Pagode) die uit 1533 dateerde. Van de oorspronkelijk 13 verdiepingen van deze pagode in gietijzer waren er maar 3 bewaard gebleven. Beide vonden we wel een foto waard.
Achter deze twee monumenten begon er een mooi aangelegde bonsaituin waar we ook nog even rondwandelden voor we via de noordelijke poort het complex verlieten en weer naar het hotel gingen.
Het weer was de afgelopen dagen steeds warmer geworden: nu was het op de middag al 32°C geweest. Op de hotelkamer konden we het met wat verluchten op 27°C houden. Gelukkig koelde het ’s nachts nog redelijk af tot ongeveer 21°C want de centrale airco van het hotel was nog niet op afkoelen ingesteld.



Dinsdag 15 mei.

Eigenlijk was het de bedoeling geweest om in Tai’an ook nog enkele van de tempels aan de voet van de berg te bezoeken, die we hadden overgeslagen aan het begin van onze beklimming van de Taishan. Doordat we meer begaan waren met onze foto’s, verslagen en enkele praktische zaken, kwam dat er echter niet meer van.
Vandaag gingen we onze treintickets kopen voor de lange tocht van 2850 km die we vrijdag 18 mei zouden beginnen naar Dunhuang dat in de noordwestelijke provincie Gansu ligt. In het treinstation van Tai’an konden we weer goed ondervinden hoe belangrijk de ingesteldheid was van diegene die achter een loket zat. Op een groot paneel hadden we zelf al gevonden dat we de trein nr. 1085 van Jin’an naar Urumqi moesten nemen. Deze stopte in Tai’an en ook in Jiuyuan, dat op ongeveer 100 km van Dunhuang lag. Het station van Jiuyuan was tot voor kort het dichtstbijzijnde station geweest bij Dunhuang. Onlangs had Dunhuang echter zelf een treinstation gekregen en sommige treinen reden nu tot daar. We gingen dus eerst naar het inlichtingenloket om na te gaan of er nog andere manieren waren om per trein van hier naar Dunhuang te reizen. Achter dit loket zat iemand die makkelijk communiceerde. We kregen te horen dat trein 1085 nog steeds de enige trein was om van Tai’an (zonder over te stappen) tot bij Dunhuang te geraken. Na wat opzoeken op haar computer, meldde ze ons dat we op vrijdag zeker nog hardsleeper plaatsen konden krijgen op deze trein. Aan elk van de andere loketten kon men ons aan een treinticket helpen, wist ze ons nog mee te geven.
Vol goede moed trokken we naar het loket met de kortste rij. Misschien stonden hier minder mensen aan te schuiven omdat men de bediende van dit loket kende? Een vrouw vier plaatsen voor mij kreeg de boodschap ‘mei you’ of ‘is er niet’ op haar vraag. Direct na dit antwoord werd de volgende aan een ticket geholpen, waarna de vrouw die nog geen ticket had weer iets kon vragen. ‘Mei you’ was weer het korte antwoord en de volgende was aan de beurt. De vrouw bleef staan en vroeg weer iets maar opnieuw met het zelfde ontkennende antwoord. Toen wij aan de beurt waren was de bewuste vrouw nog steeds niet geholpen. Toen ik mijn ‘bestelling’ plaatste voor twee hardsleeper plaatsen op trein 1085 voor vrijdag 18 mei waar ik aan toe voegde ‘indien mogelijk een beneden- en een middenplaats’, volgde na blik op de computer ‘mei you’. Ondertussen had de vrouw eindelijk een alternatief gevraagd dat een ticket opleverde. Ik boog me nu wat dieper voor het loket, zodat er even niemand anders bediend kon worden en gaf te kennen dat men ons had verzekerd dat er wel degelijke plaatsen waren op de bewuste trein. De bediende achter het loket keek verbaasd op over deze opmerking op zo’n overtuigde toon maar probeerde zelf niets meer te opperen. Een collega van haar werd erbij geroepen. Die maakte duidelijk dat het enige probleem was dat er geen benedenplaatsen waren. We lieten verstaan dat dit geen probleem was. Zonder dralen kregen we daarna een midden- en een bovenplaats op de bewuste trein.
De ‘mei you’ collega was een typisch voorbeeld van hoe star en stug sommigen kunnen reageren: we hadden naar een benedenplaats gevraagd indien mogelijk. Alles zou in orde zijn, indien we genoegen namen met een midden- en een bovenplaats. In plaats van dit te melden en zelf dit alternatief voor te stellen, koos ze voor het makkelijkste alternatief: ‘mei you’. Indien men de vraag uitsluitend letterlijk opvatte, waren de gevraagde plaatsen er niet .
We hebben ondertussen al geleerd dat na zo’n ontkennend antwoord, men niet moet opgeven maar steeds alternatieven moet voorstellen. Zo mogelijk moet men verschillende alternatieven formuleren, tot vijf of zes keer zoals die vrouw voor ons. Dit starre gedrag is dus niet specifiek naar buitenlanders gericht maar komt daar wel sterker naar voren omdat men er vaak vanuit gaat dat men een buitenlander toch niets duidelijk kan maken. Omdat we de ‘mei you’ mentaliteit van sommige loketbedienden ondertussen wel kennen, proberen we altijd zelf een goed overzicht te hebben van alle mogelijke alternatieven voor een bepaalde verplaatsing per trein. Vaak zijn er verschillende soorten lijnen gaande van boemeltrein tot express trein en meestal zijn er ook nog meerdere vertrekuren per dag. Ooit hebben we zo een lijstje van meer dan 10 alternatieven moeten afwerken om toch bediend te geraken. Omdat het bijna uitsluitend bij het verkrijgen van een treinticket is dat men kans heeft een ‘mei you’ bediende aan te treffen, hebben wij een voorkeur voor busverbindingen indien de afstand niet te groot is natuurlijk. Voor busverbindingen zijn er klaarblijkelijk verschillende concurrerende maatschappijen waardoor men personeel heeft dat meestal zelf alternatieven voorstelt indien het gevraagde niet mogelijk is.
Wij waren na afloop dus echt blij met onze tickets voor de verplaatsing naar Gansu, die meer dan 37 uur zou duren en waarbij we ’s nachts om 12 u in Jiuyuan zouden aankomen!
Een andere aankoop die wat voeten in de aarde had, was een doos om ons pakket naar België te sturen. Het grootste probleem was de vlieger uit Weifang die redelijk omvangrijk was en nogal delicaat was gebouwd. De vlieger had twee belangrijke onderdelen. De eerste was een grote drakenkop van bamboe en papier die bijzonder licht was en eigenlijk een klein kunstwerkje van handenarbeid. Het andere onderdeel was het ‘lichaam’ dat uit 20 à 30 schijfjes van bamboe bestond met een papieren schijfje. Elk schijfje had links en rechts bamboe latjes waaraan rode veertjes waren gebonden. Deze segmenten waren met draad aan elkaar verbonden en de vele schijfjes achter elkaar zouden zoveel wind moeten vangen dat de draak als een vlieger de lucht in kon. Beide onderdelen zaten met een haspel in een lange smalle doos verpakt die bijzonder stevig was. We namen de maat op van deze doos. Indien we de draak met doos en al in een verpakking konden opzenden, zou er geen probleem zijn. In dat geval zou de draak zeker heel aankomen.
Na het middageten wandelden we naar het postkantoor. Onderweg geraakten we in gesprek met iemand die reporter was bij een plaatselijke krant. Tijdens ons gesprek besloot hij klaarblijkelijk om ons te vergezellen naar het postkantoor. Op het postkantoor zat een vriendelijke bediende die ons goed begreep maar de grootste postbox die hij ons kon leveren was veel te klein. Toen we vroegen of we van twee kleine dozen van de post één grote doos mochten maken, was het antwoord negatief. Na deze vraag, en de bemiddeling van de reporter, kwam hij opeens met een groter exemplaar af. Hij zei dat deze echt de grootste maat was. Waarom we die niet direct kregen, weten we nog steeds niet. We kochten deze doos en togen naar het hotel. Volgens de maten die we mee hadden, zou het er erg om spannen. Helaas bleek de doos van de draak net 1,5 cm te lang om in de postbox te passen: zelfs met een beetje dwang lukte het niet. We moesten de draak uit zijn originele doos halen en opsturen. Dit betekende dat we extra maatregelen moesten verzinnen om te zorgen dat de vlieger niet beschadigd zou worden tijdens zijn tocht naar België.



Woensdag 16 mei.

De belangrijkste praktische activiteit van vandaag was het bezoek aan de supermarkt met als doel een plastic doos te kopen voor de kop van onze draak. Uiteindelijk werd het een self-lock doos waarvan het deksel aan vier zijden met sluitingen kon worden vastgeklikt. De drakenkop bleek perfect in deze stevige doos te passen zodat de helft van ons probleem was opgelost. De segmenten van het lijf waren echter iets te lang voor de postbox: ze zouden er schuin in moeten. Om het deel van de doos waar dit stuk van de draak in kwam van de rest af te sluiten kochten we nog een dienschotel die net even lang en even hoog was als onze postdoos. We konden zo een tussenschot maken zodat ook het lijf van onze draak veilig in het pak kon worden opgeborgen en niet zou worden beschadigd door de overige inhoud.
Omdat de harde schijven van de Vaio (beide 40 gig) bijna vol waren, werden er ook nog een deel van onze foto’s op Dvd’s gebrand die ook in het pak mee moesten. Op die manier hadden we nu zeker 2 kopies van deze foto’s. We konden deze nu op de harde schijf wissen zodat we daar weer plaats vrij kregen.
Verder werd er vandaag weer veel tijd besteed aan het verslag.



Donderdag 17 mei.

Vandaag was het dan zover: het pak werd verzonden. Omdat de vlieger naar verhouding veel plaats in de postdoos innam, moesten we nog goed passen en meten om de overbodige zaken die we persé wilden opsturen, ook een plaatsje in het pak te geven. De doos geraakte propvol maar alles kon er net in. Met een taxi reden we naar het postkantoor waar de bediende ons meteen herkende (of de doos misschien). Hij ging eerst de inhoud na en plakte daarna de doos zorgvuldig dicht: die zou niet spontaan open gaan. Hij hielp ons heel efficiënt door alle papieren heen: in tweevoud moesten deze ingevuld worden. We moesten omschrijven wat er in het pak zat, de waarde aangeven, of er voorwerpen inzaten die aangegeven moesten worden, natuurlijk het adres (dat van onze overbuurvrouw) en een alternatief indien levering hier onmogelijk bleek, het adres van afzender (dat werd ons e-mail adres), de aard van de inhoud (cadeau) enz… Daarna werd het pak gewogen: net iets meer dan 8 kg. De Chinese kant van de rekening voor het opsturen bleek mee te vallen: 219,2 Y verzendingskosten + 13,5 Y die de doos zelf had gekost. In België zou er nog wel een deel van De Post erbij komen voor het kleine stukje dat daar moest worden afgelegd. Of dat ook zou mee vallen zouden we over een maand weten, zo lang zou het pak onderweg zijn.
Deze dagen werden er ook heel wat kleren gewassen. De inkomsthal van onze kamer had een vals plafond waar ik af en toe iets aan te drogen hing. Dit was tot nu toe steeds goed gegaan en het wasgoed droogde er snel vlak onder een ventilator. De bevestiging van dit valse plafond was echter zeer gammel. Toen ik deze namiddag mijn pasgewassen overhemd wilde ophangen, verschoof één van de rails van een plafondtegel een beetje. Direct viel deze rails naar beneden. Toen ik deze terug wou plaatsen viel een tweede rails naar beneden, gevolgd door een derde waarna heel het stukje plafond naar beneden kwam inclusief lamp en ventilator. Het waakzame personeel had klaarblijkelijk iets gehoord en kwam direct kloppen om te horen of er iets mis was. Toen ze de ravage zagen, vroegen ze of er iemand iets op het hoofd had gekregen. Dit was eigenlijk wel zo maar zonder erg zodat we het maar ontkenden. Ze opperden zelf dat de felle wind de oorzaak was geweest. Aangezien het flink waaide en ons raam open stond, bevestigden we dat maar. Direct werd de klusjesman erbij gehaald die de zaak binnen 10 minuten weer in orde had. De lamp die voordien niet had gewerkt, deed het nadien weer. Ook de ventilator deed weer dienst, maar ik hing er toch maar mijn was niet meer onder.
Diezelfde namiddag kreeg ik ook het verslag over Qingzhou af. Voor het avond eten waren ook de foto’s uitgekozen en verkleind.
In het restaurantje waar we gingen avondeten, zat er ook een ander westers koppel. Na de maaltijd gingen we bij hen zitten en werden er reiservaringen uitgewisseld. De jongeman kwam uit Londen, zijn vriendin uit Zuid-Afrika. Zij hadden nog maar twee maand van hun reis achter de rug die ook een jaar zou duren. Zij deden echter heel wat verschillende landen in Azië aan. Ze zouden deze nacht de Taishan beklimmen om de volgende ochtend er de zonsopgang te bewonderen. Ze waren dus heel wat sportiever (maar ook héél wat jonger) dan wij en hadden ook meer geluk: het weer was stralend en de volgende ochtend zou het ook een heldere zonsopgang worden. Nadien zouden ze een beetje de zijderoute volgen en verschillende landen ten westen van China aandoen. Hun reistempo zouden we nooit aankunnen. Ze gaven zelf ook wel aan dat ze nogal snel van hot naar her reisden. Ze wilden nu een groot aantal landen aandoen om later te kunnen beslissen waar ze nog terug wilden komen, maar dan aan een rustiger tempo. Japan en India hadden ze al achter de rug en daar wilden ze zeker terug komen. Omdat het reizen in Japan zo duur was, waren ze er nu na een week weer vertrokken maar daar terugkomen stond hoog op hun verlanglijstje. Wat India betreft, waren ze vooral opgetogen over de vriendelijkheid van de mensen en hun vrolijke aard, ondanks hun armoede. “Daar vergelijken de mensen hun situatie vooral met iemand die het nog slechter heeft. Meestal kennen ze zo wel iemand en vinden dus dat ze het zelf nog zo slecht niet hebben. Bij ons vergelijkt men zich altijd met iemand die het beter heeft en men tracht zich op te werken tot die status. Men kent uiteraard steeds wel iemand die het beter heeft en zo is men bij ons veel vaker ontevreden.” luidde hun commentaar. Ze vonden de mensen er, ondanks hun armoede, ook erg vrijgevig. Ze hadden beide hun job in Engeland opgegeven om een jaar te kunnen reizen. Toen ze dat terloops in India lieten vallen kregen ze gelijk een telefoonnummer toegestopt: indien ze in financiële moeilijkheden zouden komen, moesten ze maar bellen.
Ongemerkt duurde dit gesprek een paar uur, zodat we redelijk laat weer in het hotel waren. Ik kreeg uiteindelijk het verslag over Qingzhou toch nog gepubliceerd, waarna ik tevreden kon gaan slapen.
Gelukkig zou de trein pas om 10u30 vertrekken zodat we de volgende dag nog wat tijd hadden om onze bagage goed in te pakken. Onze reis zou weer een heel andere wending nemen: we zouden naar de woestijn reizen om het uiterst westelijke stukje van de Grote Muur op te zoeken. We zouden daar zeer oude Boeddhistische grotten aantreffen, oude stukken van de Muur bezichtigen en ook oude burchten om de Muur te beschermen. We zouden er ook aan het woestijnklimaat moeten wennen.






Additional photos below
Photos: 42, Displayed: 42


Advertisement



4th June 2007

Tai Shan & Tai'an
Hi again ...... the frescoes and art work look superb. Proof that your plastic ponchos were used! Wasn't that the room that kept me awake most of the night before the climb!!!! .........Helen
13th June 2007

Komend weekend naar Tai Shan
Bij het opzoeken van info over Tai-Shan, ben ik op jullie website terecht gekomen. Momenteel bevind ik me in Zibo voor mijn werk. Komend weekend, ga ook de berg van Tai Shan bewonderen en (proberen)beklimmen. Dank voor de zeer interessante informatie en foto's!
12th April 2010

uw Taishanverslag
Bij de voorbereiding van onze tocht naar de Taishan in 2008 heb ik uw gezellige en informatieve reisverslag met veel genoegen gelezen en zelfs herlezen. Mijn dank voor uw verhaal.Ik vind het erg jammer voor u dat u geen zonsopgang heeft kunnen meemaken. Wat dat betreft hadden we meer geluk, maar we bleven er 2 nachten en hadden dan ook meer kans. De 1e ochtend hadden we vooral te maken met mist, heel indrukwekkend, al zagen we de zon niet opkomen. De 2e ochtend hadden we alle geluk van de wereld, onvergetelijk, de zon die uit een zee van wolken oprijst. Mooier dan op de Huangshan of waar dan ook waar we een zonsopgang hadden meegemaakt. Ik heb een fotoboek gemaakt van mijn foto's en er een beknopter reisverslag aan toegevoegd. Mocht het u interesseren, dan wil ik u best een kopie sturen van het reisverhaal dat overigens niet zo gezellig en boeiend is geschreven als het uwe.

Tot: 0.377s; Tpl: 0.027s; cc: 25; qc: 138; dbt: 0.1945s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 1; ; mem: 1.7mb