Wat rustiger aan in Qingzhou


Advertisement
China's flag
Asia » China » Shandong » Qingzhou
April 28th 2007
Published: August 6th 2007
Edit Blog Post

Zaterdag 28 en zondag 29 april.

Deze week in Qingzhou zouden we het kalm aan doen. Dit weekend hielden we ons alvast aan dit voornemen. We kwamen enkel de kamer uit om te gaan eten en boodschappen te doen. We hadden natuurlijk wel enkele praktische dingen om te doen maar hielden ons toch hoofdzakelijk bezig met mail, foto's en de verslagen.
Qingzhou had echter te veel interessants te bieden om ons helemaal van de buitenwereld af te zonderen. De geschiedenis van de streek zou terug gaan tot de 21e eeuw voor Chr. Toen stichtte de mythische vorst Yu de Grote de Xia-dynastie. Hij verdeelde zijn rijk, de voorloper van het Chinese rijk, in negen provincies. Een van deze provincies had Yidu als hoofdstad, de plaats die nu Qingzhou heet. Uit die tijd is in de streek niets tastbaars meer over gebleven. In het museum van Qingzhou zijn wel enkele vondsten uit die tijd te bezichtigen. Veel meer overblijfselen zijn er in deze streek te vinden van het Qi-rijk. De oorsprong van dit rijk ligt ten tijde van de Zhou dynastie ongeveer 1000 jaar voor Christus. De Zhou vorst heerste over een groot gebied die hij over leenmannen verdeelde, die verplicht waren de koning te helpen in geval van oorlog. Eén van de koninkrijken die ondergeschikt waren aan de heerser van Zhou was het koninkrijk Qi. Van ongeveer 1050 tot 770 voor Chr. was het centrale gezag van de Zhou sterk. Na die tijd ontstond er geleidelijk een hiërarchie van meer en minder belangrijke leenmannen. De belangrijkste maten zich na verloop van tijd zelf de titel van 'koning' toe. Geleidelijk taande het centrale gezag en ontstonden er steeds meer onafhankelijke staten die de koning van Zhou enkel nog als een soort scheidsrechter aanvaarden. In de periode van 770 tot 500 voor Chr. versplinterde het Zhou-rijk in tal van kleine staten en koninkrijken die elkaar bevochten, wisselende bondgenootschappen aangingen en allemaal trachten de grootste macht te worden in het gebied. Het koninkrijk Qi was één van de invloedrijkste van deze rijken. In 480 voor Chr. waren er nog 7 rijken overgebleven die tot 221 met elkaar om het overwicht streden, Qi was één van deze koninkrijken die bekend zijn geworden onder de naam ‘strijdende staten’. Onder de 7e vorst werd de hoofdstad van het Qi-rijk naar het grondgebied van Linzi, 10 km van het huidige Qingzhou, verplaatst. Van ongeveer 850 tot 220 voor Chr. was daar de residentie van de vorst van Qi. In Linzi zijn verschillende graven gevonden van heersers van Qi.
Zoals enkele van de concurrerende staten, bouwden de heersers van Qi grote verdedigingsmuren op de grenzen van hun rijk. In 221 wist de heerser van Qin alle andere concurrenten één na één te verslaan en hun gebied in te palmen: ook Qi onderging dit lot als de laatste van de strijdende staten. De koning van Qin verleende zichzelf de titel ‘Huangdi’ en werd de eerste keizer van het Chinese keizerrijk. Hij zou de muren van de overwonnen staten met elkaar verbinden tot de Grote Muur. In de buurt van Qingzhou waren dus stukken van de muur te vinden die de voorlopers waren van de Grote Muur, naar verluid de oudste die men tot op heden teruggevonden heeft.
We konden ons twee dagen binnen bezig houden, maar daarna wilden we toch wel iets zien van resten van wat de geschiedenis had achtergelaten in dit gebied.



Maandag 30 april.

Nu we juist iets wilden bezoeken van de streek, besloten de weergoden om wat regen te sturen. We bleven daarom tijdens de voormiddag nog wat aan de verslagen werken. In de namiddag trokken we, gewapend met paraplu’s, naar het museum van Qingzhou. Dit was een zeer groot museum met zeven grote, ruime zalen. We konden er vondsten uit de omgeving bewonderen van bijna al de periodes van de Chinese geschiedenis. De trots van het museum was een mooie zaal met een unieke verzameling van Boeddhabeelden. De oudste was uit de 6e eeuw. Qingzhou heeft een belangrijke rol gespeeld in de verspreiding van het Boeddhisme in China. In 412 kwam de Boeddhistische monnik en pelgrim Faxian naar China terug na een twaalf jarig verblijf in India en Sri Lanka waar hij zich verdiept had in het Boeddhisme en tal van geschriften had verzameld die hij naar China mee bracht. Hij vestigde zich in Qingzhou om deze geschriften te vertalen en voor zijn ‘pionierswerk’ wordt hij door de Chinese Boeddhisten erg vereerd.
De beelden die nu in het museum werden tentoongesteld, waren in 1996 in een enorme ‘begraafplaats’ in de buurt gevonden tijdens de bouw van de sportzaal van een school. Tal van complete Boeddhabeelden en stukken van andere lagen er begraven onder een heuveltje. Oorspronkelijk waren ze netjes afgedekt met rieten matten die echter al waren vergaan. Eerst dacht men dat deze ooit verborgen waren geweest en daarna vergeten: geregeld hebben Chinese keizers die het Taoïsme wilden bevorderen, ‘beeldenstormen’ laten uitvoeren in Boeddhistische tempels. Het kon zijn dat tijdens een dergelijke periode de beelden van bepaalde tempels zo in veiligheid waren gebracht. Men meende dat het hier ging om beelden die in het begin van de 12e eeuw waren verborgen toe de Song keizer Huizong tal van Boeddhistische tempels liet vernietigen. Toen men alles had opgegraven, leek het eerder om een echte begraafplaats voor Boeddhabeelden te gaan die geen ‘nut’ meer hadden. Beelden die in het midden waren opgesteld bleken praktisch ongeschonden maar aan de buitenkant lagen allerlei brokstukken van beelden zonder enige orde of verband. Sommige beelden vertoonden brandplekken, andere tekenen van aardbevingen maar bewuste beschadigingen kon men niet vaststellen. Men denkt nu dat op een gegeven moment de oudere beelden, de beelden die ‘uit de mode’ waren geraakt of waar men geen plaats meer voor had, hier een laatste rustplaats hadden gekregen samen met beelden die door brand en aardbevingen waren beschadigd. De beelden en hun onderdelen waren echter nog steeds heilig, ook al had men er geen nut meer voor. Een eervolle begrafenis zou dan de beste oplossing zijn geweest. Na ijverig puzzelen kon men in totaal 200 Boeddhabeelden van zeer uiteenlopende ouderdom en stijl samenstellen. Deze vormen nu de grootste bezienswaardigheid van het museum van Qingzhou. Indertijd was deze vondst groot nieuws. Men hoopte waarschijnlijk op een toevloed van toeristen. Dat kan verklaren waarom Qingzhou zo’n groot museum kreeg. De grote toevloed van toeristen bleef echter uit. Ook vandaag waren we in dit museum bijna alleen.
Een groot aantal van deze beelden werden heel mooi tentoongesteld. De sfeer in de zalen leek op die van een tempel en als er bezoekers binnen kwamen, werd een bandje met Boeddhistische muziek en gezangen opgezet. We zagen ook op verschillende plaatsen branders staan waar men wierook kon branden voor de beelden die voor Boeddhisten nog steeds heilig zijn. Berna en ik namen al onze tijd om hier rond te kijken en foto’s te nemen. Hier mocht dat, in de meeste tempels mag dat niet. Veel beelden hadden nog prachtige kleuren of waren bedekt met bladgoud. Behalve wij, waren er maar een paar bezoekers die deze zalen aandeden. Voor de bewakers misschien maar goed: er was klaarblijkelijk maar één bandje met Boeddhistische gezangen, dat steeds werd herhaald zolang er iemand in de zaal rondliep.
De terugtocht met de bus naar het hotel verliep moeizaam: we kwamen juist in de spits terecht. Wij hadden gemeend dat de vakantie van de week van 1 mei al begonnen was. In het nieuws hoorden we die avond dat dit niet het geval was: in China blijkt het begrip ‘brugdag’ niet zo gekend. Vandaag was dus de laatste werk- en schooldag geweest en deze avond haastte men zich om aan de vakantie te kunnen beginnen. Waarschijnlijk daardoor was de spits extra druk en waren de bussen overvol.
Deze avond konden we op CCTV 9 een reportage zien van een muziekwedstrijd voor de jeugd in Neerpelt. Een orkest van Chinese jongeren had er klaarblijkelijk een goede beurt gemaakt zodat het hier op de TV kwam. Er was ook een reportage over een Duits initiatief hier vlak in de buurt. Het dorpje Nanzhanglou was tot voor kort een arm boerendorp geweest waar de bewoners aan de rand van de armoede en in zeer hachelijke omstandigheden woonden. Een Duitse NGO had de situatie er bestudeerd en hervormingen voorgesteld. Met de goedkeuring van de Chinese overheid was hier een project begonnen dat na ongeveer 10 jaar uitzonderlijke resultaten had: Nanzhanglou was nu de meest welvarende stad uit de omgeving. Mensen die er hun situatie van voordien met nu vergeleken, bleken tijdens die 10 jaar de sprong gemaakt hebben waar men bij ons 100 jaar over had gedaan. Uit de reportage kon men toch de onenigheid merken die gegroeid was: volgens de Duitse voorstellen zou men de nieuwe en moderne huizen zoveel mogelijk in de traditionele stijl optrekken. Een paar van de ‘nieuwe rijken’ wilden echter, zoals elders, met hun rijkdom uitpakken en hadden protserige villa’s gebouwd. Na een tijdje was er toch een consensus gegroeid die de ergste uitwassen vermeed zodat het stadje toch nog grotendeels huizen met een traditioneel uiterlijk had.



Dinsdag 1 mei.

Op 1 mei waren de straten in de buurt van ons hotel veranderd in een soort jaarmarkt. Overal op de stoep stonden kleine podia of werden er goederen en diensten aan kraampjes aangeprezen. Voor ons hotel was de parkeerplaats ingenomen door een stand van boilers op zonne-energie. De stand werd deze morgen vroeg feestelijk geopend met een groepje uitgelaten percussionisten die ijverig op een grote trom sloegen. Elke winkel had wel een geluidsinstallatie in werking om de klanten naar binnen te lokken. Om dit wat feestelijker te maken waren rode lopers uitgelegd waarlangs het personee,l op borden die ze voor zich omhoog hielden, de speciale aanbiedingen kenbaar maakten. Bij sommige winkels bleef het personeel zo een hele dag op de stoep staan! Op verschillende podia werden omstanders uit het publiek gelokt om met een kwisje, verhaaltje of een liedje wat prijzen in natura te winnen. Overal stonden de podia in een wip vol: men had geen podiumvrees. Op sommige plaatsen deden de muziekinstallaties zo hard hun best om klanten te lokken, dat van veel van de geparkeerde auto’s in de buurt het alarm afging door de geproduceerde geluidsgolven.
Eén mei was een feestdag waarbij veel gewinkeld werd en dat gebeurde duidelijk het best met veel ‘ambiance’. Voor onze westerse oren mocht het wel iets minder luid. Deze kermissfeer zou nog een paar dagen blijven duren.
Gisteren waren we een halve dag op de kamer gebleven en hadden we een uitstap gemaakt van een halve dag. Vandaag wilden we dat herhalen. Van Niu Reed hadden we vernomen dat er een paar straten in Qingzhou waren, waar we nog huizen van een paar honderd jaar oud konden aantreffen. Ook de sfeer uit die tijd zou er nog voor een deel zijn blijven hangen. Hij had die straten op de kaart aangeduid zodat we erop uit trokken om wat door die buurt te wandelen. De bewuste wijk zag er in het begin erg druk en rommelig uit met inderdaad oude huizen die soms in niet al te goede staat waren. Het was duidelijk dat men deze paar straatjes met opzet van de hernieuwingen had gespaard want vlak achter deze straatjes rezen de lelijke flatgebouwen van een paar decennia geleden boven de oude huizen uit. Deze flatgebouwen waren soms zo afgeleefd dat ze er vaak even vervallen uitzagen als de kleine huisjes ervoor. Hierdoor was de eerste indruk van de wijk redelijk troosteloos. Men had hier deze huisjes klaarblijkelijk gespaard van de kaalslag maar er was nog niet veel mee gedaan. Toen we verder doorliepen, kwamen we in de moslimwijk waar we veel minder flats zagen en waar de huisjes in betere staat leken. Het was er zeer rustig. De bestrating moest ook al eeuwen oud zijn en de meeste huisjes ook, in ieder geval de voorgevels. Toen we meenden dat we het belangrijkste wel hadden gezien, moedigde iemand ons aan om verder te gaan, dan zouden we bij de moskee van de wijk komen die 700 jaar oud zou zijn. We volgden die raad op en vonden de moskee inderdaad. Hij leek eigenlijk op een Chinese tempel, behalve dat er Arabische teksten hingen en dat er in de grote zaal overal gebedstapijten lagen. De moskee was goed onderhouden en nog steeds in gebruik.
Op onze terugweg naar het hotel zagen we een klein kapsalon in het voorste stuk van een oud traditioneel huis. Terwijl we de gevel fotografeerden, kwam er een vriendelijk oud vrouwtje dat ons uitnodigde om verder te komen. Ze begeleidde ons via twee binnenplaatsen naar een derde waar het centrum van de woning bleek te liggen. We kregen een stoel en wat drinken aangeboden en er ontstond een gesprek. Het huis was meer dan tweehonderd jaar oud. Wij begrepen dat het vooral om de voorkant ging aan de straatkant waar de kapsalon in was gevestigd. Geleidelijk aan kwam haar zoon en diens echtgenote ook thuis. Zij bleken ook in één van de gebouwen van deze serie binnenpleintjes te wonen. Toen de echtgenoot van de vrouw des huizes verscheen, werden we in huis uitgenodigd. We kregen er fruit en thee aangeboden en de man wilde weten wat we in de buurt al gezien hadden en had vragen over onze leefsituatie in België. Hij vond het fantastisch dat hij wat met een buitenlander kon babbelen en noteerde gelijk zijn naam en adres op een blad papier en schreef er voor ons een welkomstzin bij. Daarna overhandigde hij ons dit blad. Toen we zeiden dat we dat niet allemaal konden lezen, las hij het hardop voor en verklaarde wat er stond. Ik schreef daarom ook maar onze namen en ons adres op een blad en in een Nederlands een bedanking voor de vriendelijke ontvangst. Hij was daar zeer blij mee, schreef in het Chinees de vertaling op en borg het goed op. De zoon bleef ondertussen maar thee inschenken en kwam met een soort kersen aan die van de streek afkomstig waren. Terwijl ik in gesprek was met zijn vader, gaf hij Berna nog enkele tips in verband met andere authentieke straten van Qingzhou. Ondertussen waren de vrouw des huizes en de schoondochter druk bezig met het bereiden van het middagmaal. We begonnen daarom maar aanstalten te maken om te vertrekken. Hoewel aangeboden werd om te blijven eten, deden we dit niet. In de tussentijd waren er namelijk ook al een paar buren opgedaagd en het zou was waarschijnlijk ter gelegenheid van 1 mei al druk genoeg zijn met het normale bezoek.
Op weg naar het hotel konden we zien wat deze wijk misschien te wachten stond. Een paar straten verder had men alles met de grond gelijk gemaakt: van de huizen en gebouwen waren er enkel nog hopen puin over. Waarschijnlijk was men hier één van de grote bouwprojecten aan het voorbereiden zoals op veel plaatsen in China: vaak worden er dan enorme appartementsgebouwen opgetrokken van soms tientallen verdiepingen hoog. Midden tussen het puin ontmoette we een oud vrouwtje. Toen we haar groet beantwoordden, bleef ze staan voor een uitgebreide babbel. Ze vond het verbazingwekkend dat we van zo ver kwamen en toch met haar konden praten. Ze wilde van alles weten en had zelf ook heel wat te vertellen, wat we voor het grootste deel echter niet verstonden. Toen ze doorhad dat we niet alles begrepen, schreef ze van alles met een potlood op een smoezelig stukje papier om haar verhaal begrijpelijk te maken. We stonden er toch bijna een half uur mee te ‘converseren’ midden tussen het puin terwijl in de huizen rond deze puinhoop steeds meer mensen nieuwsgierig kwamen kijken wat dat vrouwtje en die twee toeristen wel allemaal stonden te doen daar zo midden in dat niemandsland.
Terug in de hotelkamer aten we wat boterhammen als middagmaal. We hadden de hele namiddag weer tijd voor mail, foto’s en verslagen.



Woensdag 2 mei.

Qingzhou heeft vlak in de buurt twee bergtoppen. Op de Yunmen berg is men het meeste trots hoewel wij uit onze informatie meenden op te maken dat deze berg ons niet zo veel te bieden had. Enkel een reuzengroot karakter ‘shou’ of ‘lang leven’ zou er in de bergwand zijn uitgehouwen en zelfs van een zekere afstand al zichtbaar.
Wij hadden meer interesse voor de kamelenberg of de Tuoshan. Deze ligt op 4 km ten zuidoosten van de stad, is 408 meter hoog en is bedekt met cipressen. Er zijn 5 grotten met groepen van Boeddhistische beelden in de rotswand uitgehouwen. In totaal gaat het om 638 beelden. Ze vormen de grootste beeldengroep uit Oost-China. Het grootste beeld zou 7 meter hoog zijn (5 m volgens andere bronnen), het kleinste 10 centimeter. De oudste beelden dateren van de 6e eeuw maar over één beeld uit de Tang-dynastie bestaat het meest interessante verhaal. Het betreft de Tathegata Boeddha. Hij was oorspronkelijk een man, maar omdat Tang-keizerin Wu Zetian bijzonder op deze Boeddha gesteld was, werd hij ter ere van haar sindsdien als een vrouw afgebeeld. Terzijde moet opgemerkt worden dat Wu Zetian de enige vrouw is in 5000 jaar Chinese geschiedenis die officieel de titel van keizer heeft gedragen. Ze was oorspronkelijk concubine van keizer Taizong en werd na diens dood in 649 al snel de hoofdvrouw van diens zoon Gaozong. Na diens dood in 683 tengevolge het innemen van pillen die hem onsterfelijkheid moesten verlenen, domineerde Wu Zetian haar twee zonen die formeel even keizer mochten zijn na de dood van hun vader. In 690 riep Wu Zetian zichzelf uit tot keizer. Ze regeerde tot haar dood op 80 jarige leeftijd in 705 . Het is duidelijk dat voor een vrouw met een dergelijke staat van dienst, men zonder probleem een Boeddha van geslacht kon laten veranderen.
Met een lijnbus konden we ons op 3 km van de toegangspoort van het domein op de Tuoshan laten afzetten. Terwijl we aan het wandelen waren, kregen we een lift (weliswaar tegen betaling) van een busje dat naar de Yunmen berg reed. De inzittenden hadden nog nooit van grotten met Boeddhistische beelden van Tuoshan gehoord en meenden dat we ons hadden vergist. We stapten toch bij de Tuoshan uit waar men bij de ingang met trots vermelde dat men hier inderdaad 638 Boeddhabeelden had in verschillende grotten. We kregen bij ons inkomst ticket zowaar een brochure in het Engels over de grotten en de beelden. Het was nog een aardige klim naar de grotten. Een eerste halte was bij een paviljoen dat speciaal gebouwd was om naar de omliggende bergen te kijken. Eén berg had het profiel van een slapende Boeddha: een wipneus, twee krullende lippen, een kin en lager op de heuvelflank een oog waren overduidelijk herkenbaar indien men over de nodige Chinese fantasie beschikte. De contouren van een andere piek zouden sprekend op het profiel van het hoofd van een aapmens lijken. Het was een aangename plaats om even te rusten met een mooi zich op de omringende heuvels maar onze fantasie schoot tekort om beide bezienswaardigheden hier waar te nemen. Tijdens onze klim naar boven waren we niet alleen: er waren heel wat groepjes bezoekers, vaak families met grootouders en kinderen. Een compagnie soldaten had net de beklimming achter de rug want groepjes soldaten in camouflage pak bleven de berg af komen. Halverwege zagen we een paar druk bezig foto’ van elkaar te maken op de heuvelflank. Aan hun kameraden die naar beneden kwamen, vroegen ze hoe het geweest was: ze waren klaarblijkelijk zelf niet van plan verder naar boven te gaan. Regelmatig werden we aangesproken voor een kort praatje. Bij de grotten werden we klaarblijkelijk als ervaren reizigers aanzien want tot tweemaal toe kwam men ons de weg vragen en waar de grotten met Boeddha beelden nu precies lagen. De bewuste grotten vonden we de moeite waard. Hoewel we al heel wat uitgebreidere Boeddhistische grotcomplexen langs de zijderoute hadden gezien, wilden we deze groep toch zeker niet missen. Het grootste beeld leek ons eerder 5 m dan wel 7 m hoog. Het bewuste beeld van de Tang-dynastie had enigszins vrouwelijke trekken, maar wij hadden wel vaker de indruk dat Boeddhabeelden er nogal vrouwelijk konden uitzien. Toen we bij één van de grotten op een bankje wat zaten te rusten, maakten we kennis met de moeder en het meisje dat het verhaaltje van het dorstige maar slimme vogeltje vertelde.
Op de top van de Tuoshan had een oude Taoïstische tempel gestaan die al eens in de 13e eeuw herbouwd was geweest. Onlangs was dit klaarblijkelijk weer nodig geweest want de meeste gebouwen zagen er erg nieuw uit. We hadden op de top wel een mooi uitzicht op de omgeving en Qingzhou.
Na de afdaling, maakten we een wandeling van 3 km tot de bushalte en waren redelijk laat op de kamer voor onze lunch. Na een lange siësta hadden we toch nog even tijd voor de traditionele praktische activiteiten. ’s Avonds was het duidelijk dat er vandaag verschillende groepen vakantiegangers in het hotel verbleven. Het was heel druk in het restaurant en een paar kinderen liepen druk rond. Terwijl de ouders aan het eten waren, achtervolgden ze elkaar. Ze beschoten elkaar met speelgoedpistooltjes die een laser gebruikten om te richten. De fijne rode lichtstralen reikten tot aan de andere kant van de grote eetzaal: we vroegen ons af of dat niet schadelijk kon zijn indien ze ermee in andermans ogen schenen. De ouders waren klaarblijkelijk aan vakantie toe want die lieten de kinderen rond razen en bemoeiden zich praktisch niet met hen.



Donderdag 3 mei.

We hadden de afgelopen twee dagen telkens een uitstap gedaan zodat we vandaag eigenlijk weer op de hotelkamer zouden blijven om verder te werken aan het verslag en de foto’s. We konden het toch niet nalaten om even een wandeling te maken in de buurt die ons twee dagen geleden door de vriendelijke familie was gemeld, na onze wandeling door de moslimwijk. De buurt die ons was aangeduid, bleek een aangename buurt. De oude huisjes waren waarschijnlijk in de jaren ’50 vernieuwd, weliswaar met behoud van de oorspronkelijke structuur. Het zag er heel wat comfortabeler uit dan de huisjes die we hadden gezien maar minder authentiek. De huisjes waren zeker veel mooier dan de appartementsblokken die men een paar decennia geleden had opgetrokken. Het wijkje zelf had echter niet de sfeer van de moslimwijk die we een paar dagen geleden hadden gezien. Ook hier was een heel blok tegen de vlakte gegaan en omgeven met een metalen afsluiting: er zou een modern complex verreizen. In één van de straatjes schrok ik wel even van wat ik meende te zien. Een kip werd met pluimen en al in een grote kom gesmeten. Omdat de kip daar enorm in te keer leek te gaan, dacht ik dat de kip er levend in werd gekookt. Het bleek om een installatie te gaan om kippen te pluimen. De kippen waren al dood eer ze er in het kokende water werden gesmeten. Het apparaat had een trommel die heftig heen en weer ging waardoor leek het alsof de kip er zich in weerde als een duivel in een wijwatervat. De trommelbewegingen en het kokende water zorgden er in ieder geval voor dat de bewuste kip er netjes en naakt uit de ketel kwam.
We waren na een uurtje weer terug in het hotel om koffie te drinken. We gingen daarna weer aan de slag. Berna ging in de voormiddag nog naar de kapper: voor 10 Y (één euro) werd het haar gewassen en geknipt. Na de middag trok ik er opuit om een kapper te zoeken. De eerste die ik vond, wilde er wel aan beginnen, maar de baard daar schrok hij voor terug. De tweede had ook nog nooit een baard moeten trimmen, maar vond het wel een uitdaging. Voor 5 Y werd mijn haar geknipt én werd ook mijn baard weer fatsoenlijk gemaakt. Na de eerste aarzeling kon ik zien dat het kappertje er aardigheid in kreeg: hij knipte en knipte, tuurde dan intensief of de baard er nog wel symmetrisch uitzag en werkte verder toen ik teken deed dat er nog wel wat af mocht. Na ongeveer drie kwartier knippen waren zowel hij als ik tevreden van het resultaat. Ik was blij dat ik er weer wat fatsoenlijker uitzag, hij was als kapper weer een ervaring rijker.
Met mijn haren was ik toch ook wat van mijn vaardigheden kwijtgeraakt: een verslag dat ik afgewerkt had, kreeg ik die avond maar niet gepubliceerd, wat ik ook probeerde. Teleurgesteld hield ik het die avond dan maar vroeg voor bekeken, waarvan Berna profiteerde. IJverig begon ze te mailen en bijkomende informatie te zoeken op het internet, zodat ze daarmee bezig was tot 1 uur ’s nachts. Erg verstandig was dat niet want voor morgen hadden we een belangrijke en waarschijnlijk vermoeiende uitstap geprogrammeerd naar Linzi. Berna had de volgende ochtend wel een verassing te melden: ze had ongeveer 20 praktische verslagen zonder moeite op de weblog kunnen plaatsen. Er bleek voor haar probleem een oplossing uit de lucht te zijn gevallen. Op aanvraag van ander webloggers was er de mogelijkheid gecreëerd om verslagen ‘stilletjes’ te publiceren zonder dat er E-mailberichten verstuurd werden naar al wie zich daarvoor had ingeschreven. Zo kon ze voor de periode van onze reis in Australië tot en met de tocht in Guizhou, bij elk van mijn verslagen een praktisch deel plaatsen. Dit was enkel nuttig voor diegenen die specifiek onze verslagen raadpleegden omdat ze ook in de behandelde streek wilden reizen. Voor alle anderen waren deze bijlagen van geen nut en eerder saai. Alleen de heel aandachtige bezoeker van onze weblog, kon merken dat het aantal verslagen ineens van 80 naar 100 was gestegen. Vanaf nu zou Berna regelmatig een praktisch verslag op de ‘stille’ manier aan de weblog toevoegen. Mijn verslagen werden steeds op de ‘luidruchtige’ manier gepubliceerd, met een berichtje aan wie er maar om vroeg.



Vrijdag 4 mei.

Vandaag gingen we naar Linzi. Als hoofdstad van Qi en voor 600 jaar de residentie van hun heersers, had Linzi het één en ander te bieden. De informatie er over was echter schaars en vaag. In het museum van Qingdao hadden we over enkele van de locaties wat bijkomende info gevonden.
De bus naar Linzi moest via een omleiding omdat er ijverig aan de spoorwegovergangen gewerkt werd waarschijnlijk om de lijnen aan te passen voor de HST. De bus moest nu over een verschrikkelijk hobbelige, redelijk smalle en uitzonderlijk stoffige ‘aarden’ weg die meer op een puinhoop leek dan op een weg. Het verkeer kwam er maar langzaam vooruit omdat de weg niet geschikt was voor al het transport, inclusief vrachtwagens. Eén ervan had trouwens een as gebroken en stond nu op het midden van de weg. Terwijl men de vrachtwagen ter plaatse repareerde, kon het verkeer net langs beide kanten er door. De huizen aan de kant van de weg hadden de ramen en deuren aan de wegkant bijna allemaal langs buiten afgeplakt met plastic wegens de enorme stofwolk die het verkeer produceerde en heel de omgeving met een grijze sluier had bedekt. Na heel wat gehobbel kwamen we na een uurtje aan in Linzi.
Al de bezienswaardigheden die wij wilden bezoeken, lagen echter niet in de moderne stad die Linzi nu is en waar alle bussen aankomen. We zagen bij het binnenrijden van de stad een bord met de vermelding ‘Oud Linzi’. Daar was één van de musea gevestigd die we wilde bezoeken. We stapten direct af en namen een taxi naar het bewuste museum. Helaas lagen de verschillende interessante bezienswaardigheden redelijk ver van elkaar. We konden bovendien nergens de volledige informatie over de locaties krijgen. Door veel te vragen, konden we toch de weg van museum naar museum vinden en zo drie van de belangrijkste bezienswaardigheden bezoeken.
In het Geschiedenis Museum kregen we vooral vondsten uit de oudste geschiedenis van de streek te zien die terug gaat tot 5 à 6000 jaar voor Chr. Ongeveer 1050 voor Chr. ontstond in Shandong de Zhou-dynastie. Wu, de eerste keizer van deze dynastie, gaf het gebied rond Qingzhou als leengebied aan Jiang Taigong die er de staat Qi stichtte met Yingqiu als hoofdstad. Taigong stelde aan het hoofd van zijn rijk mensen aan op basis van hun verdiensten en niet omwille van hun afkomst. Zijn motto was zeer eenvoudig: “laat de mensen rijk en de staat machtig worden”. Zijn manier van werken had succes en het koninkrijk Qi werd steeds machtiger. Ook zijn opvolgers bleven de principes van Taigong volgen zodat Qi een invloedrijke staat bleef ook toen de Zhou-dynastie ten onder ging. Pas in 221 voor Chr. , na 800 jaar van bestaan, werd het koninkrijk van Qi door de vorst van Qin aangehecht tijdens de vereniging van China. Ook nadien bleef Qi echter nog een zekere autonomie behouden. Qin keizer Shi huangdi bouwde zijn rijk uit tot een multinationale, feodale staat. Hij verdeelde het land in districten waarvan de heersers aan de keizer rapporteerden. De Qi staat werd omgevormd tot een dergelijk district. In 201 voor Chr. gaf de eerste keizer van de Han dynastie deze Qi-staat nog meer autonomie. Tot het einde van de Han-dynastie in 206 na Chr., bleven verschillende prinsen vanuit Linzi regeren over Qi.
In het Geschiedenis Museum konden we veel vondsten bewonderen die opgegraven waren in de buurt van Linzi en getuigden over de verschillende periode van de geschiedenis. Er was vooral ruime informatie (ook steeds in het Engels) over de verschillende heersers en hoofdrolspelers van het Qi rijk. We konden prachtige foto’s zien van de muur die rond 500 voor Chr. werd opgetrokken om de grenzen van Qi te beschermen. Jammer genoeg lag het dichtstbijzijnde stuk van deze muur dat toegankelijk was, op meer dan 50 km van Linzi zodat we het vandaag zeker niet konden bezoeken. Wel vonden we informatie over enkele graven van de edelen van Qi. Hun rijkdom en macht weerspiegelden ze door na hun dood ook strijdwagens met paard en al in het graf mee te nemen. Wat ons het meest verbaasde was echter de vermelding dat ook voetbal in China is uitgevonden met name in het rijk Qi. Het spel waar het om ging had de naam Cuju. In het museum hing ook een verklaring van de FIFA die deze bewering steunde. De bal waarmee Cuju werd gespeeld, had oorspronkelijk meer een langwerpige vorm zoals bij rugby.
In het museum konden we informatie krijgen over het graf van een Qi vorst die rond 500 voor Chr. gedurende bijna 60 jaar over Qi regeerde. Hij was gek op het bouwen van paleizen, verzamelde honden en paarden en leefde in grote weelde. Hij liet in totaal 600 paarden met zichzelf begraven. Dit paardengraf is 5 m breed en heeft een totale lengte 215 m. In 1964 werd hier 54 m van opgegraven en tentoongesteld in een apart museum dat over dit stuk van het paardengraf werd gebouwd. Er was een stadsbus die het Geschiedenis Museum met het paardengraf verbond zodat we er zonder probleem geraakten. De skeletten van de paarden bleken goed bewaard. De glazen overkapping maakte het aanvankelijk onmogelijk om er deftige foto’s te maken zonder weerspiegelingen, hoewel er voor het maken van foto’s wel een (kleine) bijdrage werd gevraagd. Aan de achterzijde van het deel van het paardengraf dat hier werd tentoongesteld, was er gelukkig een stuk van de vitrine verdwenen. Daar kon ik zonder hinder van reflecties enkele foto’s nemen hoewel het licht er niet optimaal was. We waren toch onder de indruk van de grootheidswaanzin waarbij een vorst 600 paarden kon laten afmaken om met hem te laten begraven. Het meisje dat ons rondleidde wist ons te vertellen dat het allemaal Mongoolse paarden waren. De Mongolen vormden de grootste bedreiging voor de Chinese vorsten maar hun paarden waren zo gegeerd dat voor het verkrijgen ervan toch maar handel werd gedreven met deze ‘barbaren’. Het meisje was speciaal door haar moeder met ons meegestuurd: ze volgde les aan een school die gespecialiseerd was in vreemde talen (Engels dus). Het Engels van dit meisje was bijzonder pover, ze zou nog extra haar best moeten doen op school.
De vondst van een andere reeks paarden met karren had de overheid in Linzi geïnspireerd tot de uitbouw van het Oude karren Museum. De opgravingen die hier waren gedaan werden aangevuld met vervoersmiddelen en rijtuigen van heel China en van alle tijden.
De karren die in Linzi werden gevonden, betroffen de begrafeniskarren en paarden uit ongeveer 600 voor Chr. die in het dorp Houli werden opgegraven in mei 1990. In een eerste put vond men 10 karren en 32 paarden. De tweede put was kleiner en bevatte 3 karren en 6 paarden waarbij de karren in een laag onder de paarden waren begraven. Deze karren en paarden waren tentoon gesteld in een ruimte onder een autosnelweg. Het museum, dat op een groot benzinestation leek met de vorm van een piramide, had een grote verzameling onderdelen en reconstructies van allerhande vervoersmiddelen van de eerste kruiwagens tot aan de komst van de auto. Zowel rijtuigen voor transport van mensen en goederen als rijtuigen met betrekking tot het oorlogvoeren kwamen er aan bod. Voorbeelden van de eerste geschutsbatterijen stonden er: hiermee werden enorme vuurpijlen naar de vijand afgeschoten. Er waren ook rijtuigen bedoeld om poorten van vijandelijke burchten te verpulveren en om de vijand met van alles te bestoken. In het rijtje legervoertuigen sprong een mobiele uitkijkpost het meest in het oog. Men kon er een wacht in een wachthokje een tiental meter langs een mast omhoog hijsen zodat hij ’s nachts de omgeving van de kampplaats goed in het oog kon houden. Ook luxe rijtuigen van de keizers stonden er nagebouwd: een rijtuig dat getrokken moest worden door kamelen en een ander bedoeld om voortgetrokken te worden door olifanten, vielen hier het meeste op.
Het domein had verder nog een mooie tuin, een klein parcours waar men aan karting kon doen. Ondanks deze inspanningen trok het museum niet de aantallen bezoekers waar men op hoopte: een grote en praktisch lege parking getuigde hiervan.
We moesten een tijdje op de bus naar het centrum van Linzi wachten. We zouden niet tot het centrum van Linzi gaan maar onderweg afstappen op het kruispunt waar de weg in slechte staat naar Qingzhou begon. We konden daar de bus opwachten en die aanhouden. Dat is hier een normale manier om tussen verschillende steden een bus te nemen: wacht tot een bus in de juiste richting voorbij komt en hou die aan. Je moet alleen vlot de bestemming op de bus kunnen ontcijferen en op de bus moet er nog plaats zijn natuurlijk. Een andere voorwaarde is dat je ook min of meer weet wat de prijs kan zijn, anders zou men daar wel eens van kunnen profiteren.
Op een gegeven moment stopte er een auto die ons een lift aanbood. Dit keer was het een echte lift, er werd direct gezegd dat er niets moest betaald worden. We aarzelden even maar omdat we precies uitgelegd kregen waar we moesten zijn, stapten we toch in. In de auto zaten twee jonge knapen die het wel leuk vonden om buitenlanders een lift te geven. Ze hadden goed begrepen waar we naar toe wilden en het besprek met hen vlotte ook. De chauffeur reed goed door, maar dat waren we wel gewoon. Op een gegeven moment haalde de auto een busje in die een tractor passeerde die zelf een geparkeerde auto omzeilde. Daardoor reden we even aan de overkant van de weg. Op het moment dat we naast het busje waren, week deze nog verder uit met de bedoeling om aan de overkant in de berm te parkeren. Met veel getoeter en bandengekrijs wist onze chauffeur een aanrijding te voorkomen en auto net op tijd tot stilstand te brengen. De chauffeur en zijn bijrijder stapten direct uit om de chauffeur van het busje (die zoals veel chauffeurs in China zijn spiegel niet had gebruikt) van alles en nog wat naar het hoofd te slingeren. Dit gebeurde gelukkig alleen maar verbaal. De chauffeur van het bewuste busje zat ondertussen als een geslagen hond achter het stuur. Nadat ze hun hart hadden gelucht, stapten beide weer in en verontschuldigden zich uitgebreid voor het gebeuren. Waarschijnlijk hadden ze zo heftig gereageerd omdat ze zelf geschrokken waren dat dit juist moest gebeuren met twee buitenlanders in hun auto. Zonder brokken werden we op de juiste plaats afgezet. De twee waren zich nog uitgebreid aan het verontschuldigen, toen de bus naar Qingzhou al aankwam. We zwaaiden naar de twee die ons een lift hadden gegeven en konden zelfs nog een zitplaatje bemachtigen op de bus.
In Qingzhou deden we eerst nog wat boodschappen en waren van deze drukke dag toch zodanig vermoeid, dat we op de kamer bleven voor het avondeten en vroeg het bed in doken.



Zaterdag 5 mei.

Ons verblijf in Qingzhou liep ten einde. We waren heel tevreden over ons verblijf, maar om ongestoord aan verslagen te schrijven hadden we toch een plaats moeten zoeken met minder verleidingen. We waren acht dagen in Qingzhou gebleven. Slechts drie ervan, vandaag inbegrepen, hadden we integraal gebruikt om foto’s te sorteren en aan de verslagen te werken. Er waren een paar verslagen gepubliceerd maar de achterstand bedroeg nog bijna drie weken. Heel erg vonden we het eigenlijk niet en we hadden geen spijt van onze uitstappen in Qingzhou. Het enige waar we spijt van hadden, was dat we geen tijd hadden gevonden om een stuk van de Qi-muur op te zoeken.
De komende dagen zouden geen beterschap brengen: we zouden doorreizen naar Qufu waar de residentie en de begraafplaats van Confucius te vinden was en ook een belangrijke tempel aan hem gewijd. Tijdens ons verblijf in Qufu zouden Helen en Shirley ons vervoegen. Samen met hen zouden we naar Tai’an reizen om één van de Taoïstische heilige bergen te beklimmen. We besloten om daarna een paar dagen extra in Tai’an te blijven, alweer om wat uit te rusten en aan de verslagen te schrijven. We zouden wel zien hoe het in werkelijkheid zou uitdraaien.



Advertisement



18th May 2007

Wist je dat...
Op dinsdag 13 mei 1958 besliste de Chinese Communistische Partij tijdens haar congres om het volgende vijfjarenplan ten uitvoer te brengen. In het kader van deze 'Grote Sprong Voorwaarts' besliste partijvoorzitter Mao Zedong onder meer alle mussen te laten doden, want die zouden de graanoogst schade toebrengen. De Chinese bevolking maakte plichtsbewust de totale Chinese mussenpopulatie af. Een gigantische sprinkhanenplaag, die de oogst totaal verwoestte, is het gevolg. Dat leidde tot massale hongersnood en de dood van naar schatting 30 miljoen Chinezen. (bron: Knack)

Tot: 0.414s; Tpl: 0.025s; cc: 28; qc: 125; dbt: 0.1847s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 1; ; mem: 1.6mb