De weg naar Tibet


Advertisement
China's flag
Asia » China » Sichuan » Tagong
July 29th 2012
Published: July 29th 2012
Edit Blog Post

Total Distance: 0 miles / 0 kmMouse: 0,0


Hij is best lang, die weg. En als je er bent, ben je in een heel andere wereld. Andere mensen, andere geuren, ander eten, een andere taal, en vooral, een heel andere hoogte.

Maar dan moet je er wel eerst heen.

Je steekt de grens over, een groot bolwerk van checkpoints, security mensen en en enorme hallen. Alles gaat gesmeerd, en voor je het weet sta je te zweten in de avondhitte aan de andere kant. Ik pak de metro, die vlekkeloos door de jungle naar de stad snelt, op weg naar mn eerste adresje.De volgende dag bij het visumloket (want dat is de enige reden waarom ik uberhaupt hier ben) staat er natuurlijk een lange rij Chinezen voor me te wachten. Ik zit me al te bedenken hoe ik me ooit verstaanbaar ga maken bij dat loket, maar als ik 'visa?' zeg, krijg ik 'yes, what kind of visa do you want, and how long?' De rest bleek zowaar een peulenschil. Toen nog een nieuwe SIM-kaart regelen (de mijne werkt hier niet). Als dat maar lukt... "SIM-card? Phone-doesn' t-work?" probeer ik zo duidelijk mogelijk te maken. "OK, no problem. Which one do you want? $48 or $100?" Wow.

Je stapt weer in de trein, die met minutieuze precisie richting de stad rijdt. Daar aagekomen vliegen de wolkenkrabbers je om de oren, terwijl je het voetgangerspad probeert te vinden... die nergens te bekennen is, totdat je omhoog kijkt. Vanwege het chronische ruimtegebrek zijn er hier tientallen voetgangerspaden boven grond. Compleet met intercom, bloemetjes en schoonmakers.Alle mensen die ik verder die week tegenkwam, spraken allemaal goed Engels. Soms wel met een grappig accent: de serveester in het dimsum restaurant die me aanstootte zei: Oh sollie! Sollie? Dat heb ik in China nog nooit gehoord.Na een week sta ik ervan versteld hoe anders het is. Eerst wilde ik hier niet heen, juist omdat het zo anders is. Nu vind ik die andersheid juist heel bijzonder. En ik herinner me weer wat die maffiabaas in die oude jaren 80 film zei: "This is not Mainland man. This is Hong Kong."

Terwijl ik op de 19-uur durende nachttrein terug naar het noorden zit, twijfel ik nog steeds of ik de berg zal beklimmen. Huangshan (lett. de gele berg) wordt geprezen als een van de mooiste bergen in China, en dus het beklimmen waard. Maar de berg is ook duur, en met mn volle backpack waarschijnlijk ook te zwaar... als ik aankom, hoef ik niet meer te twijfelen. Het weer is zo slecht, dat ik mn plan B wel moet inzetten. Plan B is de net zo geprezen stad Hangzhou, waar ik last-minute een couchsurf adresje scoor. Gueren en Ian hebben nog nooit een couchsurfer gehad, en op weg van het busstation naar zijn appartement zegt Gueren dat ie niet zo goed weet hoe hij moet doen. Ik zeg hem dat ie niet perse iets bijzonders hoeft te doen, ofzo. De rest van de rit verliep verder heel rustig.Gueren en Ian zijn op een bepaalde manier hele typische Chinese studenten: ze hebben het saaie campusleven hier wel gezien, en willen erop uit. Gueren wil naar Amerika, Ian wil naar Duitsland (en zijn vriendin naar Engeland). Hij vertelt me (met aanstekelijk leuk accent) waarom Amerika beter is dan China, terwijl hij steeds "yeah, totally man" tussen z'n zinnen prikt. Hoogtepunt was wel toen ik mijn muziek op zijn computer aanzette. Binnen no-time was ie helemaal verkocht: "Ahw man, you know in China, we only hear all that simple pop shit. We don't know real music, man." De volgende dag had hij mijn muziek non-stop aanstaan, terwijl hij naar de BBC aant luisteren was. Alles voor Amerika. Toen ik alweer richting Shanghai moest vertrekken, vond ie het veel te jammer dat ik ging, en bedankte hij me uitvoering voor de verrijking van zijn leven (of zo leek het tenminste...) Dus...weer een Chinees blijgemaakt. Oh, en Hangzhou? Ja leuke stad, mooi meertje, goed eten.

Op Shanghai Pudong Airport stond een bijzonder reisgezelschap mij op te wachten, namelijk mijn vader en broertje. Terwijl ik hun een dramatisch 'wow-jullie-zijn-echt-in-China!' ontvangst probeerde te geven, was mn vader meer van 'waar is de koffie?' en 'zijn dit nou echt Chinezen?' en begon Ronald over welke tracks er dit keer op z'n MP3 stonden.

Die 10 dagen samen met hun reizen was weer een co,pleet andere ervaring, en het heeft me wel wat geleerd. Ten eerste: 'Rustig aan! We hebben de tijd.' De meeste dagen hebben we doorgebracht met wat rondslenteren, oude dingen bekijken en lol trappen met Chinezen. Shanghai was vooral erg druk (slagzin van m'n vader: " te veel Chinezen...") en drukkend warm, maar de rustig-aan-tactiek werkte prima. In Nanjing moesten natuurlijk mijn vriendenclub worden geintroduceerd, in combinatie met mijn favoriete restaurants. Avond 1: m'n haar werd gekortwiekt, tot tevredenheid van mn Chinese vrienden en aanwezige familie. Avond 2: Ronald stal de show tijdens het etentje met de leraren, die continu dubbel lagen, en erg onder de indruk waren van zijn combinatie leeftijd en lengte. Avond 3: we eten spotgoedkoop Vietnamees waarna we door het noodweer heen (regenseizoen) de trein proberen te halen (die, zo bleek op het station, nog 2,5 uur vertraagd was door datzelfde noodweer). Eenmaal op de trein bleken we alledrie een andere kamer te hebben, compleet met een Chinees. Welterusten!

Xi'an vonden ze helemaal het einde ("wat gezellig hier!"), terwijl ik het maar een zootje vond...alsof er na 1980 niks veranderd was! Wat in ieder geval wel nieuw was, was de splinternieuwe Starbucks om de hoek, en het Westerse eten in het hostel, waar papa en Ronald dankbaar gebruik van maakten (ok, ik deed ook mee...) Maar waar de stad tegenvalt, maken de historische plekken ruimschoots goed: een complete stadsmuur (en dat in China!), hopen tempels en graven, en natuurlijk het bizarre Terracotta leger. Geen idee wie wie is in dat enorme leger? Geen probleem, de over-hulpvaardige, schattige 'volunteer-students' vertellen je alles wat je wilt weten.Na Xi'an scheidden onze wegen zich: papa en Ronald gingen naar Beijing, ik ging westwaarts. Na een tijd samen reizen is alleen verder gaan weer behoorlijk wennen. Maar ik moest en zou naar het westen!

-------------------------------------------------------------------------------------------------
In Chengdu is niks bijzonders of historisch te zien. En daarom is het zo'n fijne stad. Je hoeft niks te zien, dus je kunt lekker met de locals mee relaxen! Chengdu'ers kennen het woord 'haasten' simpelweg niet: ze hangen in het park of aan de straatkant, drinken thee, en kletsen (of mah-jonggen) de dag weg. En het is er zo heerlijk schoon overal... Chengdu staat op mijn ' favoriete-steden-in-China'-lijstje.

Van Chengdu naar Emei Shan een van de 4 (of 5? ben 't effe kwijt) heilige Buddhistische bergen, en mijn eerste serieuze test. Want wat een enorme berg is dat zeg...en wat een hitte die eerste dag! Met mijn Chinese metgezel (voor buitenlanders niet moeilijk om ter plekke te vinden) begin ik 's ochtends vroeg aan de 15-uur durende klim naar de top. Langs prachtige vlinders, horden toeristen en de beruchte wilde apen zweten we ons een weg naar het klooster waar we overnachten. Emei staat bekend om z'n vele kloosters, en de onze ligt ergens afgelegen op een hoge klif, met prachtige vergezichten. De volgende dag is het niet ver meer naar de top, maar we delen het laatse stuk met de drommen Chinese toeristen (met dank aan het nieuwe busstation). Dichtbij de top begint het weer om te keren, en komen dikke wolken ons tegemoet. Tegen de tijd dat wij boven aankomen is het totaal wit, maar het wolkenspel is schitterend om te zien: wolkenflarden jagen zich tegen de top aan, nu en dan breekt het weer een stukje open, om dan weer in stijl te worden dichtgewit. Ik blijf er een uur met open mond naar kijken, totdat de regen er een einde aan maakt. En dan is dat toeristen busstation toch wel erg fijn...

Van Emei naar Kangding, de echte bergen heen (ik bedoel, Emei is maar 3077 meter!) Nu komen we een beetje in de buurt. Om je een idee te geven: Kangding (80,000 mensen) is de grootste stad in heel West-Sichuan, en ligt om 2600 meter. De reis ernaar toe slingert zich omhoog in een subtropisch-groen gebergte - totdat je die ene tunnel doorgaat. Na die ene tunnel wordt donkergroen opeens licht, worden bomen struiken, worden kleine bergjes groot. En alle verkeersborden hebben opeens twee talen.

Kangding is een mengsel van twee culturen, en dat is te zien en te proeven: kleurrijke gebedsvlaggetjes, traditionele kleding, en grote vierkante tempels. Grote yak-vlees dumplings, tsampa, en yak-yoghurt (dat is pas yoghurt!) staan op het menu.In het ubergezellige Zhilam Hostel vind ik wat Fransen die naar Tagong willen, een dorp verderop, hoger in de bergen. Daar schijn je nog echte nomaden te hebben, in tenten. Wow. Echte, authentieke, nomaden, in tenten. Ik wil wel met die Fransen mee. En omdat die Fransen zo ontzettend chill zijn, is dat zo gezegd zo gedaan. De volgende ochtend regelen we nog wat meer mensen om een mini-busje mee vol te krijgen - verreweg de beste manier om te reizen, gezien het schaarse openbare vervoer. De minibus-chauffeur is zo blij met 7 buitenlanders, dat hij spontaan vergeet om een hoge prijs te vragen. Iedereen dus blij, en voor weinig vertrekken wij de bergen in. En weer verandert het landschap: de steile bergen worden ronde heuvels, de struiken worden gras, en er is geen Chinees meer te bekennen. En op elke heuvel: grazende yaks.

De weg gaat over een hoge pas, dan langzaam golvend naar beneden, naar Tagong. Het dorpje ligt volgens de Lonely Planet op 3750 meter... de pas ervoor, hoor ik van iemand, schijnt rond de 4200 meter te zijn... ik heb zojuist mijn hoogterecord met meer dan een kilometer verbeterd.We trekken met tenten de graslanden in. Je kunt eigenlijk elke richting intrekken die je wilt, maar wij gaan richting een klooster, dat verderop ligt. We klimmen een flinke heuvel op, en meteen is het hijgen: de lucht is hier een stuk dunner! Heuvel op, heuvel af, dwars tussen de onverstoorbare yaks door. Voor ons, in de verte, een enorme sneeuwtop, half in de wolken geheuld. Aan het eind van de middag zetten we onze tenten op. Als we eten maken, komt er iemand op z'n motortje naar ons toe. Het blijkt zowaar een echte nomaad te zijn... hij is jong, maar z'n gezicht is verweerd en bruinverbrand, zijn bouw is breder, zijn ogen wijder dan die van Chinezen. Vol verwondering staart hij naar ons rare eten, onze rare spullen, onze rare tent ("hoe duur is die?") Pas naar vier uur staren stapt hij weer op z'n motor, terug naar zijn gezin in zijn yak-tent. De volgende kijk ik nog eens om me heen: yaks grazen verderop, bergen worstelen met wolken, een vrouw met kleurrijke kleding en paard lopen langs. En in denk: dit is geen China meer. Dit is Tibet.

Advertisement



Tot: 0.067s; Tpl: 0.012s; cc: 11; qc: 31; dbt: 0.0307s; 1; m:domysql w:travelblog (10.17.0.13); sld: 1; ; mem: 1.1mb